Waarom veel Nederlandse bedrijven nog niet staan te beven voor de tarieven van Trump

Als Marcel van Huissteden, directeur van de Nederlandse machinebouwer Kiremko, naar Idaho Falls vliegt, moet hij vaak twee keer overstappen. Op een heel gemakkelijk bereikbare plek zit het Amerikaanse partnerbedrijf Idaho Steel Products namelijk niet.

Eenmaal aangekomen op de plaats van bestemming, diep in de dunbevolkte noordwestelijke staat, driehonderd kilometer ten noorden van Salt Lake City, treft hij een bedrijf dat onder meer dezelfde aardappelverwerkingsmachines kan maken als Kiremko in het Utrechtse Montfoort. „Daarvoor hebben ze een licentie.”

De samenwerking tussen Kiremko en Idaho Steel Products bestaat al een kwart eeuw. Van oudsher maken ze net iets andere aardappelmachines (voor de liefhebber: in Idaho zijn ze beter in ‘vlokken’, in Montfoort in ‘frieten’), die ze door de licentie allebei op hun eigen continenten kunnen aanbieden.

Maar door de dreigende importheffingen voor producten van buiten de Verenigde Staten, heeft de samenwerking plots aan belang gewonnen. Kiremko exporteert ook zelf machines naar de VS, wat zo’n 5 à 10 procent van de omzet genereert, rekent Van Huissteden voor. Mochten er importheffingen komen op deze machines dan is de band met Idaho Steel Products mogelijk cruciaal, legt de directeur uit. „Wie weet kunnen we dan meer daar laten maken, bijvoorbeeld.” Een precieze configuratie zou hij nog moeten uitwerken, maar het idee geeft hem in elk geval wat rust. „Het is een nauwe samenwerking.”

In het duister tasten

Hoe ga je als bedrijf om met de dreiging van hoge importtarieven voor de producten die je exporteert naar de VS? En welk type bedrijven in Nederland moeten vrezen voor die tarieven?

Dat Donald Trump na zijn inauguratie maandag als de 47ste Amerikaanse president snel nieuwe importtarieven zal introduceren, heeft hij tijdens zijn verkiezingscampagne al veelvuldig verkondigd. Alleen tast iedereen nog in het duister over de vraag welke producten en welke herkomstlanden straks worden getroffen.

De kwetsbaarheid van de Nederlandse economie in zijn geheel valt mee, zo bleek vorig najaar uit een onderzoek van het Centraal Planbureau. De export naar de VS bedraagt slechts 4 tot 5 procent van de totale Nederlandse export, waardoor de gevolgen van de aangekondigde Amerikaanse handelstarieven voor Nederland als geheel zeer beperkt zullen zijn, schreef het CPB. De import en export zullen volgens de berekeningen van de CPB-economen ongeveer met 1 procentpunt dalen.

We staan nog niet te beven, maar we moeten zeker letten op wat er in de VS gebeurt

Marcel van Huissteden
directeur Kiremko

Maar sommige bedrijven zouden wel degelijk de impact kunnen voelen als de VS tarieven oplegt aan producten uit EU-landen, bijvoorbeeld omdat zij wel veel naar de VS exporteren. Zo zal volgens berekeningen van het CPB de productie van machines en apparaten in Nederland dalen (met 6 procent), evenals die van elektronische en optische producten (-5,7 procent) en voertuigen (-5,3 procent). Voor de maakindustrie in Nederland is de VS het tweede exportland, na Duitsland.

Het CPB onderscheidde ook sectoren die juist van importtarieven kunnen profiteren. Als de VS importtarieven doorvoeren leidt dat onvermijdelijk tot inflatie en daarmee ook tot hogere lonen in de VS. Nederlandse dienstverleners in de telecommunicatie, de luchtvaart en de verhuur en lease van machines en apparatuur kunnen daardoor juist meer klandizie verwachten: de Amerikaanse concurrentie prijst zich uit de markt. De Nederlandse productie van deze diensten stijgt dan rond 3 procent. Wel zullen er op korte termijn aanpassingskosten zijn, zoals investeringen in capaciteit of het herverdelen van middelen, aldus het CPB.

Waar het Planbureau alleen naar de directe in- en uitvoer keek, becijferden economen van de Rabobank wat het effect van Amerikaanse importtarieven zijn als ook indirecte export naar de VS wordt meegerekend. In Nederland worden ook halffabrikaten geproduceerd die naar andere Europese landen gaan, waar ze in het eindproduct worden geassembleerd: bijvoorbeeld toeleveranciers in Nederland die onderdelen leveren aan de grote Duitse autofabrikanten. Juist voor auto’s worden importtarieven verwacht, met mogelijk grote gevolgen voor de toch al kwakkelende Duitse auto-industrie.

Ook noemen de Rabo-economen de farmaceutische industrie als voorbeeld van een sector die veel exporteert naar de VS. Maar ze achten het onwaarschijnlijk dat de Amerikanen de invoer van medicijnen duurder zullen maken: dat is niet in het belang van de Amerikanen zelf.

Volgens de Rabo-economen kan ook de dienstverlenende sector door indirecte effecten wel degelijk last krijgen van Amerikaanse importtarieven. Als hun opdrachtgevers minder kunnen afzetten in de VS, kan dat gevolgen hebben voor adviesdiensten of ict-oplossingen die voor de productie voor de Amerikaanse markt juist nodig waren. Dat zou tot minder opdrachten kunnen leiden, aldus het Rabo-onderzoek.

Verschillende scenario’s

Maar hoe ga je daar als bedrijf nou mee om? Op dit moment vooral: goed opletten en alvast scenario’s ontwikkelen. Daar zijn Nederlandse bedrijven al mee bezig, valt te horen bij enkele betrokkenen die NRC sprak.

Het past ook in een beeld dat andere onderzoekers van de Rabobank schetsten naar aanleiding van vrijdag gepubliceerde resultaten van een enquête onder bedrijven. Daaruit bleek dat een vijfde van de Nederlandse ondernemingen actief bezig is om hun afhankelijkheid van andere bedrijven binnen of buiten de EU te verminderen. Ze doen dat bijvoorbeeld door de import van goederen en diensten te beperken of door bepaalde activiteiten naar Nederland te verplaatsen (dataopslag, callcenters, et cetera).

Het zijn vooral grote bedrijven die nu deze stappen zetten. Ook opvallend: het percentage bedrijven dat minder afhankelijk wil worden van landen buiten de EU is ongeveer even groot als het percentage ondernemingen dat minder afhankelijk wil worden van landen binnen de EU. Deze stappen worden dus zeker niet alleen gezet vanwege de dreiging van handelstarieven door de VS.

Hoe groot de impact van heffingen is, hangt af van meerdere factoren, zegt directeur Van Huissteden van Kiremko (iets meer dan tweehonderd werknemers, 125 miljoen euro omzet). Zo staat de euro nu laag, waardoor Europese producten relatief goedkoper zijn. Dat kan een effect van heffingen enigszins verzachten, denkt Van Huissteden. „We staan nog niet te beven”, zegt Van Huissteden. „Maar we moeten zeker letten op wat er in de VS gebeurt.”

Hij acht het zelfs mogelijk dat het beleid van Trump juist gunstig uitpakt voor zijn bedrijf. Als de VS en China een handelsoorlog gaan uitvechten, en China bijvoorbeeld hoge heffingen invoert op Amerikaanse producten, profiteert Kiremko weer. „Dan kunnen wij misschien een hogere afzet richting China verwachten.”

Andersom hoor je in de industrie ook (bij bedrijven die niet allemaal genoemd willen worden, om niet de aandacht van de Amerikanen op zich te vestigen): bij zo’n conflict tussen China en de VS zou China juist meer producten goedkoop in Europa kunnen aanbieden. Dat zou bijvoorbeeld een bedrijf als Tata Steel fors kunnen raken: daar krijgen ze dan te maken met groeiende concurrentie van goedkoop Chinees staal. Voor de fabriek in IJmuiden is deze importstroom nu al een groot probleem.

Een Nederlandse toeleverancier uit de auto-industrie kreeg al een keer te maken met dat ‘waterbedeffect’ tussen de VS, Nederland en China, vertelt hij NRC. Toen handel tussen de VS en China enkele jaren geleden al lastiger werd door de heffingen, besloot het bedrijf producten voor de Chinese markt in Europa te laten maken in plaats van in de VS.

Als er hogere tarieven komen op Europese producten, sluit ook dit bedrijf evenmin als Kiremko niet uit meer te doen met zijn Amerikaanse vestiging. „Het komt erop aan hoe de kleine lettertjes eruit gaan zien en welke mogelijkheden er zijn”, aldus een betrokkene. Je terugtrekken uit de Amerikaanse markt is in elk geval „stom”, daar is die te groot voor.

In de industrie valt te horen dat bij bedrijven met een productielocatie in Canada of Mexico de dreiging met hoge tarieven richting deze landen van Trump verrassend zijn. Het was juist Trump die een nieuw handelsakkoord met deze partijen uitonderhandelde in zijn vorige ambtstermijn. Het leken veilige landen om vanuit daar naar de VS te exporteren, wat nu niet meer vaststaat – en dus moeten ze ook productie in de VS overwegen.

In theorie zou een doel van Trump op die manier zomaar behaald kunnen worden: heffingen kunnen leiden tot meer productie in de Verenigde Staten. Anderzijds valt in de Nederlandse industrie ook te horen: bedrijven zullen vermoedelijk alleen het hoognodige laten maken in het land, het zal niet leiden tot een enorme banencreatie.

En dan is er nog buiten eventuele uitzonderingen gerekend. Toen Trump in zijn vorige regeringsperiode heffingen op staal invoerde, wist Nederland voor Tata Steel een uitzonderingspositie te verkrijgen: de fabriek in IJmuiden maakt verpakkingsstaal dat zo specifiek is dat ze dit in Amerika zelf niet kunnen maken. Voor de fabriek is dit product een belangrijkste inkomstenbron, die zo bleef doorlopen. Mochten bedrijven kunnen aantonen dat hun producten erg uniek zijn, dan zou dat – met hulp van de regering en de diplomatie – zomaar deuren kunnen openen naar speciale posities.