Waarom nam de joodse cineast Emeric Pressburger een sympathieke oud-SS’er als hoofdfiguur in zijn roman?

Op 30 april 1933 rinkelt de telefoon in een appartement aan de Kurfürstendamm te Berlijn. Hier leeft de bekende Joodse filmscenarioschrijver Emerich Pressburger, die 31 jaar eerder in het Oostenrijks-Hongaarse stadje Miskolc werd geboren als Imre Pressburger. Hij neemt op en hoort iemand met een verdraaide stem zeggen dat hij die nacht nog moet vluchten, aangezien hij de volgende dag in de ban zal worden gedaan door Goebbels’ Ministerie van Propaganda. Als dat nieuws eenmaal de kranten bereikt, zal het lastig worden te ontkomen en wacht hem arrestatie.

Een paar weken eerder heeft Pressburger een mislukte vluchtpoging richting Parijs ondernomen. Doordat hij niet over de juiste papieren beschikte, kwam hij niet verder dan Boedapest. Daar heeft hij zijn sinds 1926 alleenstaande moeder, die in Berlijn bij hem woonde, op de trein gezet naar Miskolc. Hij wilde het haar besparen nog een keer in een vreemd land te moeten leven. In Boedapest kreeg hij via een politiechef, die filmliefhebber bleek te zijn, een paspoort en een visum voor Frankrijk, maar Pressburger vertrouwde die papieren niet en keerde terug naar Berlijn.

„De stad voelde vreemd en leeg aan. Bijna al zijn vrienden waren naar Wenen of Parijs vertrokken”, schrijft Pressburgers kleinzoon Kevin Macdonald in de biografie over zijn grootvader. „Plotseling was hij de enige Jood in zijn kennissenkring.”

Hij staat nog altijd met de telefoonhoorn in zijn hand te luisteren naar de verdraaide stem die blijft benadrukken dat hij echt moet maken dat hij wegkomt. De meeste Joodse medewerkers van Pressburgers werkgever Ufa zijn dan al vertrokken bij de grootste filmstudio in Duitsland.

Eerder die maand is de bekende regisseur Kurt Gellon tijdens de opnames van een film verjaagd door een ondergeschikte, opnameleider Erich von Neusser, die kort na de machtsovername van de nazi’s de set op liep en stelde: „Wie hier niet van zuiver Arisch bloed is, verlaat direct de studio.” Gellon zou via Parijs in Nederland belanden en in Auschwitz worden vermoord.

Blut

Een paar dagen voor het dringende telefoontje verscheen Von Neusser in nazi-uniform op een feestje in Pressburgers appartement. Hij vertrok met Else, een ex-vriendin van de gastheer. Later die nacht werd Pressburger wakker van de bel. Hij deed open en daar stond Von Neusser, die verklaarde blut te zijn. Beneden in de auto wachtte Else. Pressburger leende hem wat en Von Neusser zei: „Ik zal je terugbetalen.” Deze belofte beschouwde Pressburger als een levensverzekering, hij verwachtte niet zijn geld terug te krijgen, hij hoopte dat Von Neusser zou zorgen dat hij niet werd opgepakt.

De stem aan de andere kant van de lijn zegt dat Pressburger nu echt haast moet maken. Niemand bellen, niet wachten tot de bank open is om zijn spaargeld op te nemen, wegwezen! Pressburger hangt op, ten einde raad probeert hij toch een bekende te bereiken, maar even later belt de stem opnieuw: „Doe niet zo stom en maak dat je wegkomt.”

„Maar mijn papieren?”

„Je papieren zijn in orde.”

Wanhopig zegt Pressburger: „Maar Von Neusser zou…”

„Man, ik ben Von Neusser!”

Pressburger vertrekt met twee koffers en laat de sleutel aan de buitenkant in het slot zitten, zodat de Gestapo (of waarschijnlijk Von Neusser) de deur van zijn appartement niet hoeft in te trappen om het leeg te stelen. Die nacht brengt de trein hem naar Parijs, waar hij op 1 mei arriveert. Enkele jaren later vestigt hij zich in Londen. Daar noemt hij zich Emeric en vormt hij met Michael Powell The Archers. Dit duo maakt tussen 1943 en 1960 een reeks succesvolle films, met Pressburger als scenarioschrijver en Powell als regisseur. Martin Scorsese karakteriseert deze samenwerking als „een van de grote wonderen uit de filmgeschiedenis.”

https://www.youtube.com/watch?v=4wF8dw6jrCM

Vervelend boek

Meteen na de oorlog doet Pressburger verwoede pogingen in contact te komen met zijn moeder. Pas in november 1945 krijgt hij bericht dat ze in de zomer van 1944 in Auschwitz werd vergast, net als het merendeel van zijn familieleden en zeker 14.000 joodse inwoners van Miskolc.

Hoewel Pressburger scenario’s schrijft voor films die zich tijdens of kort na de Tweede Wereldoorlog afspelen, komt de Holocaust daar niet in voor. Dat verandert als The Archers eind jaren vijftig uit elkaar gaan en Pressburger zich gaat toeleggen op het schrijven van romans. Speelt zijn goed ontvangen en verfilmde debuut, Killing a Mouse on Sunday, zich af tijdens de nasleep van de Spaanse Burgeroorlog, zijn tweede roman, The Glass Pearls, gaat over de verschrikkingen van de Jodenvervolging. De roman verschijnt in 1966 en krijgt een vernietigende kritiek in The Times Literary Supplement. De recensent vond het een vervelend boek omdat al snel wordt onthuld dat de hoofdfiguur een gevluchte nazi is die onder een andere identiteit tracht in Londen een nieuw bestaan op te bouwen.

Je zou het ook een kracht van het boek kunnen noemen dat de schrijver zijn kaarten meteen op tafel legt, nadat hij slechts enkele bladzijden de tijd heeft genomen om de hoofdpersoon te introduceren. Hij doet dit door de ogen van mensen die niets van hem weten. Een echtpaar dat een sjofele kantoorboekhandel in Londen uitbaat ziet een vrachtwagen van een pianobedrijf stoppen. Man en vrouw vragen zich af: wie krijgt er in deze buurt een piano? Eerst stapt er een boom van een kerel uit. Hij wordt gevolgd door een wat iele man, „bepaald niet het type dat een halve piano kan tillen”. Dat is Karl Braun, en de vrachtwagen vervoert geen piano, maar slechts zijn schamele bezit: enkele koffers en een opgerold donzen dekbed.

De op het oog bedeesde pianostemmer Karl Braun heb je na die introductie eigenlijk al in je hart gesloten, maar dan blijkt hij in het echt Otto Reitmüller te heten en lees je dat hij als hersenchirurg in een concentratiekamp operaties uitvoerde op gevangenen, met de dood tot gevolg. Al twintig jaar lang weet hij uit handen van justitie te blijven en hij hoopt dat zijn misdaden binnenkort verjaard zullen zijn. In het Londen van halverwege de jaren zestig probeert hij een leven op te bouwen. Met een van zijn huisgenoten eet hij regelmatig zijn avondmaaltijd. Deze man is ternauwernood aan de Holocaust ontkomen door zijn Joodse naam ‘Kohn’ te veranderen in ‘Kolm’. Braun maakt hem wijs dat hij zelf ook voor de nazi’s is gevlucht.

Eenzaam man

Ondanks alles wat je weet over Braun is het niet moeilijk om sympathie voor hem op te brengen, dat is het opmerkelijkste van deze roman. Tegen beter weten in hoop je dat hij niet wordt ontmaskerd.

Pressburger versterkt de sympathie voor Braun door de man in tragikomische scènes vol lichtvoetige dialogen te laten genieten van de kleine dingen des levens: een concert, uit eten gaan, een avondwandeling, een ritje met de auto, een picknick. Voortdurend is Braun bang te worden ontmaskerd. Zijn angst neemt ziekelijke vormen aan: hij meent dingen te zien die er niet zijn en hoort stemmen die hem toefluisteren: „Herr Doktor!”

Zijn leugens maken hem een eenzaam man. Met niemand durft hij vertrouwelijk te worden. Als een vriendin over haar dochter vertelt en vraagt of hij zelf kinderen heeft, staat er: „Bijna had hij het haar verteld. Net op tijd hield hij zichzelf in bedwang. Niets nodigt meer uit om je geheimen te onthullen dan anderen die hun hart luchten.” Dus vertelt hij niet dat zijn vrouw en dochtertje omkwamen bij een bombardement op Hamburg.

Foto Uitgeverij Faber

Dat Braun zo overtuigend weet te liegen dat niemand ooit aan zijn verhaal twijfelt, heeft hij te danken aan zijn gruwelijke experimenten. In het concentratiekamp waar hij werkte, werden gevangenen uit de rij naar de gaskamer gehaald en overgebracht naar de afdeling van Reitmüller. De herinneringen die ze daar in het kader van zijn onderzoek naar de werking van het geheugen met hem deelden, gebruikt Braun twintig jaar later om een eigen verleden op te bouwen, waarin hij geen dader maar een slachtoffer is.

Waarom wilde Pressburger met alle geweld een sympathieke SS’er als hoofdfiguur? In het voorwoord bij de heruitgave van 2022 wijst schrijver en filmcriticus Anthony Quinn erop dat de roman een artistieke en ijzingwekkende uitwerking is van Hannah Arendts ideeën over de banaliteit van het kwaad.

Buitenstaander

De teleurstellende ontvangst van zijn meest persoonlijke werk is een zware klap voor Pressburger. Wij kunnen The Glass Pearls nu beschouwen als een roman die dankzij het onsentimentele karakter en het perspectief van een innemende dader een interessante aanvulling vormt op de vaak kitscherige Holocaust-fictie waarmee de boekhandel wordt overspoeld.

In de jaren daarna werkt Pressburger aan een derde roman, waarin hij zichzelf opnieuw confronteert met het verleden: zijn onrust, zijn gevoel er niet bij te horen, zijn Joodse identiteit en de Holocaust. In een hedendaagse setting beschrijft The Unholy Passion het juk dat Joden sinds de kruisiging van Jezus dragen. De opening is veelbelovend: „Jezus Christus overleed op een zaterdagmorgen in de derde week van mei, 1960. Hij was in een blauwe Volkswagen op weg naar München…” Maar als Pressburger het manuscript in 1975 aan zijn literair agent stuurt, blijkt geen uitgever erin geïnteresseerd. Biograaf Macdonald: „Hoe dieper hij in zijn binnenste keek, hoe donkerder het werd en hoe pijnlijker en hoe minder leesbaar het eindresultaat.” Pressburger geeft de hoop op dat zijn derde roman ooit gepubliceerd zal worden, maar blijft er tot zijn dood aan werken. Het boek zal nooit verschijnen.

Als eind jaren zeventig de films van The Archers worden herontdekt, krijgt Powell alle lof en wordt Pressburger meestal vergeten, of zelfs ‘wijlen’ genoemd. Zijn hele leven heeft hij zich een buitenstaander gevoeld, hij is mislukt als romancier, zijn aandeel in het oeuvre van The Archers wordt niet erkend en het verleden begint harder dan ooit op hem te drukken. Hij kan het zichzelf niet vergeven dat hij zijn moeder niet in veiligheid bracht toen hij in de gelegenheid was.

In 1988 sterft Pressburger in het ziekenhuis aan een longontsteking. Als hij kort daarvoor na een val in de bescheiden cottage, waar hij sinds begin jaren zeventig woont, door ambulancebroeders op een brancard wordt gelegd, stribbelt hij heftig tegen. Volgens zijn kleinzoon en biograaf is Pressburger doodsbang dat hij naar een concentratiekamp wordt gedeporteerd en alsnog in de gaskamer zal eindigen.