Heel snel en goed blind kunnen typen, en dan toch steeds dezelfde typefout maken: veel mensen kennen dat. En dan hebben we het niet over een taalfout (zoals ‘ik houdt’) of spellingsfout (‘asfald’), maar over een vinger die uitschiet. En dan steeds op dezelfde manier. Je typt bijvoorbeeld steevast ‘Nedelrand’ en ‘universitiet’, en sluit je mails af met een vriendelijke ‘greot’. En zo heb je ook vijvoorbeeld, waarschrijnlijk, neiuwsgierig, etcetare. Wat gaat hier fout?
Er kan veel fout gaan, constateerde Peter MacNeilage van de University of Texas (VS) al in 1964. Hij liet studenten labverslagen overtypen en analyseerde hun typefouten. Hij onderscheidde drie groepen fouten: ruimtelijke fouten (je typt een letter die op het toetsenbord nabij de bedoelde letter staat); tijdsfouten (je draait lettervolgordes om of typt een verkeerde letter in anticipatie op wat gaat komen, zoals ‘donditie’); en een mengcategorie, met bijvoorbeeld extra ingevoegde letters.
Cognitieve processen
De meeste fouten, zo zag MacNeilage, zijn horizontale ruimtelijke fouten: je typt een i in plaats van de ernaast liggende o. En omdat zijn rechtshandige studenten vooral met hun linkerhand fouten maakten, zag hij daarin simpele motorische vergissingen. Hoewel hij ook vermoedde dat er cognitieve processen meespeelden, zoals verwachtingspatronen (denk aan die anticipatiefouten).
Sindsdien is ontdekt dat typen niet slechts een motorische handeling is, maar een complexe vorm van taalverwerking. Daarmee verraden typefouten veel over hoe onze hersenen taal verwerken en produceren, stelt neuropsycholoog Bonnie Nozari van Carnegie Mellon University. Maar: „Er is geen enkel model dat alles verklaart.”
Mark Liberman van de University of Pennsylvania (VS) wijdt een hele serie blogs aan ‘the weirdness of typing errors’. Zo vertelt hij over een mail waarin hij ‘elite button’ typte in plaats van ‘delete button’. „Zulke typefouten ontstaan niet door slordigheid”, stelt Liberman, „maar door een fonologische verwarring in mijn eigen neuro-musculaire hardware en software.” Fonologisch: dus samenhangend met klank. Je typt onbewust een woord dat net zo klinkt als het woord dat je bedoelde.
‘Slalade’ of ‘salade’
Zo heb je ook associatieve fouten (je typt ‘slalade’ in plaats van ‘salade’, misschien deels door anticipatie maar vast ook omdat er sla in de salade zit). Je hebt fouten die ontstaan doordat je sneller denkt dan typt: tegen de tijd dat je een letter typt, zijn je hersenen alweer druk met iets anders. En je maakt fouten die uit je motorische geheugen lijken te komen: in plaats van ‘nieuws’ typ je ‘niet’, omdat je dat woord nu eenmaal vaker gebruikt en die lettercombinatie erin geslepen is.
Liset Rouweler van de Rijksuniversiteit Groningen ziet wel wat parallellen met dyslexie, haar specialisatie. Ook daarbij gaan dingen mis in processen die normaal gesproken geautomatiseerd zijn. „Er is binnen die automatische processen nog wel ruimte”, zegt ze, „dus als je een bepaalde fout vaker maakt, dan is het lastig die weer uit je systeem te krijgen.” Ook bij mensen met lees- en spellingsproblemen zie je vaak systematische fouten: „De correcte spelling van een woord beklijft moeilijk en de automatisering stagneert.”
Rouweler vermoedt dat aan typen vergelijkbare processen ten grondslag liggen. In het brein is er een correlatie tussen motoriek en spelling, legt ze uit: sommige mensen met dyslexie ervaren problemen in beide domeinen. „En het zou me niet verbazen als motoriek toch ook onder invloed staat van verwachtingen, in combinatie met automatisering”, besluit ze. „De oorzaak van dit soort fouten ligt daarom vaak niet in één gebied.”