Waar moeten trainers, coaches en ouders aan voldoen om kinderen op een prettige manier te laten sporten?

Analyse

Advies Nederlandse Sportraad Spel of strijd? Het is een „heikel punt” in de amateur- en topsport, schrijft de Nederlandse Sportraad in een nieuw kabinetsadvies, waarin het duidelijk stelling neemt: er moet beter worden geluisterd naar de wensen van kinderen.

Tot 12 jaar worden geen ranglijsten meer bijgehouden in het Nederlandse jeugdvoetbal.
Tot 12 jaar worden geen ranglijsten meer bijgehouden in het Nederlandse jeugdvoetbal.

Foto Dieuwertje Bravenboer

Een rugbywedstrijd kan bij kinderen tussen de 12 en 16 jaar ineens voorbij zijn. Als het krachtsverschil te groot is en er 45 punten verschil zijn gemaakt, dan stopt de scheidsrechter het duel. Waarom zouden de kinderen van de verliezende partij extra vernederd moeten worden? De wedstrijd gaat wel verder, maar pas nadat de coaches spelers uit beide teams hebben gemixt, zodat het verschil in niveau niet meer zo groot is. Zo komen álle kinderen vrolijker thuis, en zijn ze ook allemaal nog uitgedaagd tijdens het ochtendje rugby.

Een lichtend voorbeeld is die regel in het jeugdrugby, schrijven onderzoekers van de Nederlandse Sportraad deze woensdag in een nieuw advies aan het kabinet over het pedagogisch klimaat in de sport.

Hard nodig zijn zulke voorbeelden ook, want in de kinder- en jeugdsport wordt volgens de onderzoekers nog te veel uitgegaan van prestaties en worden de wensen van kinderen te vaak genegeerd. „Ik zie enorm veel kinderen met plezier sporten en bewegen in Nederland. Tegelijkertijd zie ik veel kinderen rond de puberteit afhaken en lees ik in de media regelmatig over misstanden in de (jeugd)sport. Dit gaat mij aan het hart, want met plezier sporten en bewegen is enorm belangrijk voor kinderen”, schrijft Sportraad-voorzitter Michael van Praag.

Kinderen kiezen partijen

In Nederland sporten 1,8 miljoen kinderen wekelijks, in verenigingsverband of daarbuiten. Ze brengen een substantieel deel van hun vrije tijd door onder de hoede van trainers, coaches of begeleiders, en toch gelden nauwelijks regels voor dat contact. De Sportraad verbaast zich daarover, zeker als het wordt afgezet tegen sectoren als de kinderopvang of het onderwijs, waarin pedagogische regels wettelijk zijn vastgelegd. Hoe bied je kinderen plezier, veiligheid en een goede structuur waarin ze zichzelf kunnen zijn? Waar moeten trainers, coaches en welwillende ouders aan voldoen om hun kinderen op een prettige manier te laten sporten? Op al die vragen is in feite geen antwoord, schrijven de onderzoekers: „De basis van de jeugdsport moet op orde komen.”

Hoe kan het eigenlijk dat het nog altijd gemeengoed is om kinderen zelf partijen te laten kiezen tijdens de voetbal-, hockey- of handbaltraining, terwijl dat vanuit pedagogisch oogpunt geen goed idee is? De kans is groot dat steeds dezelfde kinderen als laatste worden gekozen, wat weer invloed heeft op hun status in de groep. Heel gek is het niet als deze kinderen uiteindelijk zullen stoppen met sporten, schrijft de Sportraad.

Precies dat moet worden voorkomen, wil Nederland werken aan het doel om meer mensen in beweging te krijgen. Het kabinet hoopt dat driekwart van alle Nederlanders in 2030 voldoet aan de beweegrichtlijnen (grofweg 2,5 per week matig-intensieve beweging, zoals wandelen, fietsen of zwemmen), nu is dat ongeveer de helft.

Vooral in de puberteit stoppen veel kinderen met sporten en bewegen. Tussen de vier en elf jaar beweegt 62 procent van de kinderen nog voldoende, tussen de 12 en 17 jaar daalt dat percentage naar 36 procent. Per generatie, schrijven de onderzoekers, „nemen de motorische vaardigheden af en neemt het overgewicht toe, met een lagere kwaliteit van leven, een grotere kans op welvaartsziekten en hogere zorgkosten tot gevolg.”

Uit onderzoeken komt een duidelijke reden naar voren om wél te blijven sporten: plezier.

Grensoverschrijdend gedrag

Er is nog een maatschappelijk probleem waarover de Sportraad zich zorgen maakt als de pedagogische sportcultuur voor kinderen niet verbetert. „Als er te weinig oog is voor de behoeften en ontwikkeling van kinderen […] kan er ook ruimte ontstaan voor grensoverschrijdend gedrag”, schrijven de onderzoekers.

Het turnschandaal wordt in het rapport niet genoemd, maar is wel het meest in het oog springende voorbeeld. De afgelopen jaren kwamen veel verhalen naar buiten van (oud-)turnsters die als kind geestelijk en soms fysiek mishandeld werden door coaches die volledig gericht waren op presteren. Dat ging van uitschelden en isoleren tot een coach die bij zijn pupil aandrong op het uitstellen van haar menstruatie. En hoewel het rapport geen advies is om grensoverschrijdend gedrag tegen te gaan, merkt de Sportraad wél op dat zulk gedrag kan ontstaan als onvoldoende naar de wensen van kinderen wordt geluisterd. Zéker als die kinderen al op jonge leeftijd topsport bedrijven en vele uren doorbrengen op een trainingsveld of in de sporthal. „Dit maakt kinderen kwetsbaar”, staat in het rapport.

Het turnschandaal staat ook niet op zichzelf, en ongewenst gedrag komt in de amateursport net zo goed voor. Uit een onderzoek van NOC-NSF bleek drie jaar geleden dat meer dan 20 procent van de Nederlanders in de leeftijd van 18 tot en met 50 jaar in de jeugdjaren „tijdens het sporten ernstig emotioneel grensoverschrijdend gedrag heeft meegemaakt (zoals gepest en vernederd worden)”. Meer dan 13 procent werd geslagen, geduwd of gedwongen om met een blessure te sporten. 7 procent maakte mee dat er seksueel getinte opmerkingen werden gemaakt, onderging ongewenste seksuele aanrakingen of was zelfs slachtoffer van verkrachting. Dus ja, schrijft de Sportraad, het is de hoogste tijd om korte metten te maken met „het gebrek aan waarborgen voor de behoeften van kinderen en jongeren.”

Een nieuw pleidooi is het eigenlijk niet. Er zijn allerlei landelijke campagnes geweest, over bijvoorbeeld een veilig sportklimaat, fair play, tegen racisme. In het landelijke sportakkoord – waarin afspraken staan over de manier waarop sport is georganiseerd – speelt ‘positieve sportcultuur’ een belangrijke rol. Ook het kabinet schreef al eerder dat er een beter pedagogisch klimaat moet komen in de sport. De reden dat de Nederlandse Sportraad tóch een (ongevraagd) advies aan de minister uitbrengt, is dat het volgens de instantie te vaak blijft bij woorden. In de lokale sportakkoorden – de gemeentelijke uitwerking van het landelijke akkoord – ontbreekt het onderwerp bijvoorbeeld in meer dan de helft van de gevallen.


Lees ook: in 2021 werd via een hard onderzoeksrapport duidelijk hoe ernstig en wijdverbreid misbruik in het turnen was geweest

Pedagoog op de club

Gaat het dan overal slecht? Zeker niet. Er zijn weliswaar nauwelijks wetten of regels, waardoor er geen landelijk beleid is – dat betekent niet dat er binnen sporten of individuele verenigingen geen goede voorbeelden te vinden zijn. Zoals het voorkomen van monsteruitslagen in het jeugdrugby. In Rotterdam wordt bij meerdere verenigingen een professioneel sportpedagoog ingezet, die trainers helpt om bijvoorbeeld opgroei- en opvoedproblemen te herkennen en bespreekbaar te maken. Bij voetbalvereniging H.O.V./D.J.S.C.R. leidde dat tot minder weggestuurde kinderen, een betere sfeer op de club en een verdrievoudiging van het aantal jeugdteams.

Maar ook in het voetbal, waar de KNVB het pupillenvoetbal voor kinderen tussen de 6 en 12 jaar anders heeft georganiseerd. Het speelveld is verkleind, de spelregels, de maat van de bal en de grootte van de teams zijn veranderd – allemaal om het spelplezier te vergroten. Een scheidsrechter is er niet meer, wel een spelleider. En ranglijsten worden er niet meer bijgehouden in deze leeftijdsgroepen.

Niet dat het makkelijk was om die veranderingen door te voeren. Een deel van de voetbalwereld is bang dat kinderen onvoldoende worden uitgedaagd, en dat daardoor talenten zich niet kunnen ontplooien. De Sportraad gelooft daar niet in – presteren kan ook in een goed pedagogisch klimaat, schrijven de onderzoekers. Al beseffen zij wel dat er in zowel de topsport als de breedtesport een „delicate balans” moet worden gevonden tussen „presteren en plezier, winnen en verliezen, spel of strijd.”

Precies die balanceeract was volgens de onderzoekers te zien toen de KNVB de regels voor kinderen veranderde. De manier waarop kinderen in de sport begeleid moeten worden, dat is voor de Sportraad duidelijk, is „een heikel punt.”