Voorlopig Landbouwakkoord was volgens experts nog veel te vaag

Landbouwakkoord Drie kennisinstituten waren zeer kritisch over het voorlopige Landbouwakkoord. Dat was op belangrijke punten nog te vaag om te waarderen. Zoals het verdienmodel voor boeren, of de effecten voor natuurherstel.

Volgens minister Piet Adema (ChristenUnie) was het landbouwakkoord voor „95 procent” af.
Volgens minister Piet Adema (ChristenUnie) was het landbouwakkoord voor „95 procent” af. Foto Sem van der Wal/ANP

De naam Landbouwakkoord klonk zo veelbelovend, zo historisch. Iedereen had het al over een ‘akkoord’, totdat de slepende onderhandelingen tussen kabinet en boeren- en tuindersorganisatie LTO deze week alsnog klapten. Zes maanden praten over de duurzame hervorming van de agrarische sector tot 2040: géén Landbouwakkoord.

Terwijl dat akkoord voor „95 procent” af was, blijft landbouwminister Piet Adema (ChristenUnie) herhalen. Alsof alleen de handtekeningen ontbraken, om de toekomst van de agrarische sector en van kwetsbare natuur in Nederland veilig te stellen.

Maar wat stond er eigenlijk in het conceptakkoord? Wat was het waard?

Lees ook: Nederlandse boeren zijn schrikbeeld EU geworden

In Beweging heet het document van 86 pagina’s dat vrijdag bekend is gemaakt. Het gaat om een pakket maatregelen waar het kabinet 13,5 miljard euro voor wilde uittrekken. Het grootste deel (8,5 miljard euro) was bestemd voor het aankopen van grond en verplaatsen en beëindigen van boerenbedrijven. Uitgangspunt was het inkrimpen van de veestapel tot 2035 met 25 tot 30 procent.

Witte vlekken

De landbouw van de toekomst past „in een aantrekkelijk landschap met frisse lucht, schoon en voldoende water, gezonde producten en gezond vee”, schetst het concept-akkoord. Boeren zijn zelf „aan het stuur” en kunnen zelf bepalen hoe ze hun bedrijf inrichten om milieu-eisen na te leven. De hogere kosten van duurzame landbouw, moeten door „ons allemaal” gedragen worden, „niet alleen door de boer”.

PBL zag een aantal „belangrijke risico’s”

De stikstofuitstoot (ammoniak) in de landbouw moest in 2030 met 41 procent zijn verminderd, staat in een tabel. In 2027 al moesten boeren alle maatregelen nemen voor „gezonde water ecosystemen” in Nederland. Wat het concept-akkoord nog mistte, was een ‘convenant dierwaardigheid’ in de landbouw: daar waren overheid en boeren nog niet uit. „Het was geen eenvoudige opgave om dit Landbouwakkoord te sluiten” besluit de inleiding.

De ambitie die de teksten uitstralen, staat echter in contrast met het kritische oordeel van drie kennisinstituten. Op verzoek analyseerden zij tussen half mei en begin juni onder tijdsdruk het voorlopige onderhandelingsresultaat. De kennisinstituten zagen kansen voor de landbouw en natuur, maar ook veel witte vlekken. Op belangrijke punten was het concept-akkoord nog zo vaag, dat het gewoon niet te waarderen was.

Een belangrijk punt voor LTO om te breken, was bijvoorbeeld de toekomstige bestaanszekerheid voor boeren. Duurzame producten zijn duurder om te maken, en dus ook duurder in de supermarkt. In hoeverre konden de overheid en levensmiddelenbranche bijspringen? En hoe was de concurrentie met goedkopere buitenlandse producten te ondervangen?

Veel onduidelijk

„Met betrekking tot de betekenis van het Landbouwakkoord voor het verdienvermogen van de boer is in specifieke zin weinig te zeggen, laat staan door te rekenen”, schrijft de Wageningen University (WUR). „Daarvoor zijn er nog teveel zaken te onduidelijk en te open.” Over Nederlandse producten zijn in Nederland prijsafspraken te maken, maar een „meerprijs” voor internationale producten is „moeilijk” te „garanderen”.

Het voorlopige Landbouwakkoord werd vrijdag gepubliceerd. Het gaat om een pakket maatregelen waar het kabinet 13,5 miljard euro voor wilde uittrekken.

Wat betreft natuurherstel, was het Landbouwakkoord „dusdanig op hoofdlijnen uitgewerkt, dat hier geen uitspraken over kunnen worden gedaan en doelbereik niet kan doorgerekend worden”, schrijft de WUR verder. Het akkoord ging wel over uitbreiding van natuurgebied, maar niet over natuurherstel. Die beoogde uitbreiding van natuur was volgens de universiteit bovendien onvoldoende om natuur echt te verbeteren: 180.000 extra hectare in plaats van 770.000 hectare.

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) zag een aantal „belangrijke risico’s”. Met name „de optimistische inschatting” van de doelen voor klimaat en natuur in 2030. Het concept-akkoord richtte zich daarbij vooral op de middellange termijn, en niet op de urgente problemen rond stikstof, mest en water. Het afrekenen van boeren op hun individuele milieuprestaties is complex, kostbaar en vergt veel handhaving.

„Realistische verwachtingen” zouden beter zijn voor een „langdurig stabiel akkoord”, schetste het PBL. Vooral de „graslandnorm”, een minimale oppervlakte grasland per koe, zou bepalend kunnen worden voor het milieu, en dus het akkoord. Maar juist die norm was voor het PBL in korte tijd niet te analyseren, omdat het niet te zeggen is hoe boeren hier in de praktijk mee omgaan.

Het Louis Bolk Instituut, dat adviseert over duurzame landbouw, voeding en gezondheid, schrijft dat het akkoord „slechts” twee routes voor boeren beschrijft: óf innoveren, óf biologische landbouw. Voor de grote groep boeren die hier tussen valt, is „relatief weinig aandacht en ondersteuning”. Boeren die alleen willen extensiveren bijvoorbeeld, of boeren die naast high tech ook agro-ecologisch werken op hun boerderij.

Daarbij schrijft Louis Bolk dat „het overgrote deel van de voorgestelde maatregelen is gebaseerd op vrijblijvende intenties”. Vaak waren het al bestaande intenties „(met beperkt succes)”, waarbij „weinig tot geen consequenties en verantwoordelijkheden” zijn neergelegd bij bijvoorbeeld „boeren, supermarkten en banken”, aldus het instituut.

Niet gedefinieerd

Biologische landbouw is op Europees niveau helder gedefinieerd en juridisch begrensd, schrijft Louis Bolk ook. Maar „natuurinclusieve kringlooplandbouw” – een term uit het coalitieakkoord – is „een diffuser begrip”. Wat kringlooplandbouw ís, is in het concept-Landbouwakkoord helemaal niet gedefinieerd. Dat maakt een evaluatie van de beoogde doelen niet mogelijk, zegt het instituut.

Landbouwminister Adema benadrukte vrijdag na de ministerraad dat het concept-akkoord nog is verbeterd, na de analyses van de kennisinstituten. „Die waren wel kritisch”, erkende hij. Daarom is in het rapport nog een laatste hoofdstuk (3 pagina’s) toegevoegd. In 2025 en 2028 zou worden gekeken of het akkoord zijn doelen wel haalde – zoals bemidelaar Johan Remkes vorig jaar ook adviseerde rond de stikstofaanpak.

Saillant is verder een negatief oordeel van de Landsadvocaat van 22 juni, over de ‘PAS-melders’. LTO wilde een generaal pardon voor deze boeren die voorheen zonder natuurvergunning mochten werken, maar nu knel zitten omdat de Raad van State het vorige stikstofbeleid van de overheid in 2019 afkeurde.

Om LTO bij het Landbouwakkoord aan tafel te houden, bedacht het ministerie van Landbouw een plan voor PAS-melders. Door een voorschot te nemen op verplichte vermindering van stikstof in 2035, onder meer door schonere stallen, zou nu stikstofruimte moeten komen voor legalisering van PAS-melders. „Dat kan onzes inziens niet”, schreef Landsadvocaat Pels Rijcken aan het ministerie terug. Vergunningen verlenen op basis van toekomstige stikstofverlaging was juist de reden dat de Raad van State het toenmalige stikstofbeleid blokkeerde. Conclusie van Pels Rijcken: het plan was „juridisch slecht verdedigbaar”.

In september komt het kabinet nu met een eigen plan voor de hervorming van de landbouw. Geen gezamenlijk Landbouwakkoord, maar een eenzijdige „landbouwbrief”.