Geen goud, geen prachtige standbeelden, geen glimmende sarcofaag: het graf van Thoetmosis II lijkt in weinig op het beeld dat de meeste mensen zullen hebben van de laatste rustplaats van een Egyptische farao. Toch is de vondst die de oudheidkundige dienst van het land woensdag bekendmaakte heel bijzonder.
Het is namelijk voor het eerst sinds de ontdekking in 1922 van het beroemde graf van Toetanchamon dat er weer een Egyptisch koningsgraf aan de wereld wordt gepresenteerd. Thoetmosis II (vijftiende eeuw v.Chr.) zelf is niet zo interessant, maar zijn vrouw (tevens halfzus) was dat wel: Hatsjepsoet regeerde jarenlang als ‘man’ over het rijk aan de Nijl.
De ingang van de gevonden graftombe. Foto Egyptisch ministerie van Oudheden/AFP
Watervloeden
Een Brits-Egyptisch team van archeologen ontdekte het graf in 2022 in een vallei ten westen van de oude koningsstad Thebe (nu Luxor). Vanwege de vindplaats was het de verwachting dat het hier een graf betrof van een prinses – de koningsgraven bevinden zich elders in de omgeving – maar na opening bleken uit schilderingen en inscripties dat het de laatste rustplaats van een farao moest zijn.
Egyptoloog Jacobus van Dijk, tot zijn emeritaat verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, bezocht het graf in 2023. „Ik ben bevriend met Piers Litherland, de leider van de expeditie, en hij nodigde me uit een kijkje te komen nemen. Het graf lag toen nog bijna tot aan het plafond vol met puin. Dat was aan elkaar gekoekt tot een soort cement, vanwege de watervloeden die de vindplaats een paar keer overstroomd hebben. Het heeft flink wat tijd gekost om dat spul allemaal weg te halen, daarom duurde het zo lang voordat het graf officieel aan Thoetmosis II is toegewezen.”
Lees ook
Toetanchamon: een ketter als vader, een zus als moeder
In 2023 was het al wel duidelijk dat het om een koningsgraf ging, zegt Van Dijk. „Op de wanden stonden passages uit de Amdoeat, een belangrijke religieuze tekst die je alleen bij farao’s tegenkomt. Het was toen alleen nog niet zeker dat het om het graf van Thoetmosis II ging. Ik heb de vondsten bekeken en daar stond zijn naam op, maar ook die van andere heersers.”
Mannelijke attributen
Thoetmosis II was een farao uit de 18de Dynastie uit het zogenoemde Nieuwe Rijk. Over zijn regeerperiode bestaat onduidelijkheid. Volgens sommige bronnen zat hij van 1493 tot 1480 v.Chr. op de troon, maar andere houden het op 1482-1479 v.Chr. Van Dijk: „Ik ga voor die periode van drie jaar. Daarna nam zijn vrouw het stokje van hem over, eerst als regent voor haar stiefzoon Thoetmosis III en later als diens co-farao.”
Van Hatsjepsoet zijn afbeeldingen overgeleverd waarop zij een baard draagt en ook beschikt over andere mannelijke attributen die hoorden bij de rang van farao. „In het nu ontdekte graf zijn vondsten gedaan waarop zowel haar naam als die van Thoetmosis II staat. Dus dat koppelt ze mooi aan elkaar.”
Voorwerpen die zijn gevonden in het nieuw ontdekte graf. Foto Egyptisch ministerie van Oudheden/AFP
Echt spectaculaire schatten zijn in het graf niet aangetroffen, maar dat verbaast hem niks, zegt Van Dijk. „De ruimte lijkt al vrij snel na ingebruikname beschadigd te zijn door zo’n vloed. Men denkt dat de grafinboedel toen al naar elders is overgebracht.”
Ook Thoetmosis’ mummie lag niet in het graf. Die was al in 1881 ontdekt, op weer een andere plaats. Van Dijk: „Zijn lichaam is waarschijnlijk rond het jaar 1000 v.Chr. door priesters verplaatst. Zij gingen op last van de farao’s van die tijd alle oude koningsgraven binnen op zoek naar goud. Egypte was de controles over de goudmijnen in Nubië kwijtgeraakt en de heersers boorden daarom deze bron van edelmetaal aan.”
Het hoofd van de mummie van Thoetmosis II, die al in 1881 was ontdekt. Foto G. Elliot Smith
Tranen
Opgravingsleider Piers Litherland verklaarde tegenover de BBC dat hij tranen in zijn ogen kreeg toen hij zich realiseerde dat hij een koningsgraf had blootgelegd. Herkenbare emoties voor Van Dijk? „Nou, ik heb veertig jaar in Egypte opgegraven, dus ik ben wel wat gewend. Maar bijzonder is het natuurlijk wel: voor het eerst in een eeuw hebben we er een farao-graf bij.”
Halverwege de verharde weg die de ene bosrand van de andere scheidt, houdt Ray de Boon (57) zijn pas in. Op een kleine vijftig meter afstand kijken een tien paar ogen, verscholen tussen rijen kale populieren, het bezoek schichtig aan. „Je hebt kans dat ze nu oversteken naar de bosjes”, zegt hij. „Als ze het aandurven.”
De Boon kent de damherten, en zij kennen hem. Hij kan je vertellen dat een van de hinden een plekje heeft bij het oog, de ander een litteken aan haar poot. De voorman van actiegroep Team Damherten Hoeksche Waard liep de dieren tegen het lijf toen hij tijdens de coronapandemie hier in Strijensas de polder introk en raakte aan ze verslingerd.
Het was in dezelfde periode, bijna vijf jaar geleden, dat in de lokale krant voor het eerst het bericht verscheen dat de dieren zouden worden afgeschoten.
De roedel van zo’n honderd damherten houdt de Hoeksche Waard, een plattelandsgemeente onder de rook van Rotterdam, bezig. De dieren zouden zorgen voor onveilige verkeerssituaties en knagen aan suikerbieten, tarwe en andere gewassen die verbouwd worden op de omliggende akkers. Tot onvrede van boeren.
De provincie concludeerde vorig jaar na onderzoek van deskundigen opnieuw dat het afschieten van de voltallige roedel de enige optie is. Een motie van Volt in de Provinciale Staten om dat besluit terug te draaien, kon onlangs niet rekenen op een meerderheid. Animal Rights en Fauna4Life hebben aangekondigd naar de rechter te stappen.
In de Hoeksche Waard wordt onder meer met posters geprotesteerd tegen de afschot van alle damherten.Foto Olivier Middendorp
Protestborden
‘De provincie schiet alle dammies dood’, lees je op de dijk naar Numansdorp wanneer je het huis van buurtbewoner Peter Hardenbol passeert. Op de borden – je komt ze over het hele eiland tegen – prijkt een foto van een van de geweidragers uit de roedel, met daaronder in kapitalen en gevolgd door drie uitroeptekens: ‘De Hoeksche Waard pikt dit niet.’
Vanuit de serre in zijn achtertuin ziet Hardenbol hoe de herten zich zo nu en dan in de akkers van de agrariërs wagen. „Het kost de boeren geld, dat klopt”, beaamt hij. „Maar de ganzen kosten ook heel veel geld. En de reeën eten ook van de tulpen. Het verschil is dat díé beesten in hun ogen hiervandaan komen.”
De provincie had tijdig moeten ingrijpen, zegt Hardenbol. „Zodra je de dieren ziet, moet je ze vangen. Maar je gaat niet na twintig jaar zeggen: nu gaan we ze afknallen. We hebben hier vossen, groene parkieten, rivierkreeften”, somt hij op. „Die zijn hier óók ooit op de een of andere manier beland.”
Lees ook
Het damhert was eerder in Europa dan de mens
Verdubbelt
De roedel ontpopte zich nadat in 2000 drie herten wisten te ontsnappen uit een hertenkamp. In de dichtbegroeide bossen op het zuidelijke deel van de Hoeksche Waard gedijden ze sindsdien goed. Maar dat de kudde niet ongebreideld door kan groeien, daar is vrijwel iedere betrokkene het over eens.
„Als je de roedel niet beheert, verdubbelt hij elke drie jaar”, zegt gedeputeerde Berend Potjer (GroenLinks) van de provincie Zuid-Holland. „Op een gegeven moment dreigt dezelfde situatie als in de Amsterdamse Waterleidingduinen, die werden kaal gegeten en de herten maakten ook het verkeer onveilig. Dat willen we voorkomen.”
Er is grote druk op de ruimte in Zuid-Holland. Als je niks doet, lopen de herten vanzelf bij mensen in de tuin
Ray de Boon, van actiegroep Team Damherten Hoeksche Waard: „Zoek een middenweg: álle herten afschieten, is een uiterste.”Foto Olivier Middendorp
Het beheren, wat inhoudt dat het aantal dieren tot een maximum wordt beperkt, is volgens Potjer alleen geen optie. Dat zou op de lange termijn betekenen dat alleen maar méér dieren moeten worden gedood. Bovendien vrezen deskundigen dat populatiebeheer inteelt in de hand werkt.
„Dan wordt het vaststellen van een passende omvang heel ingewikkeld”, zegt de gedeputeerde. „Het is geen leefgebied waar de herten thuishoren. Ze leven deels op agrarische grond, dat is voor niemand fijn. Ook voor de herten niet.” Onderaan de streep, zegt hij, is de enige geschikte oplossing alle dieren afschieten.
De kwestie sleept al jaren voort. In 2021 veegde de rechter het besluit van de provincie, om over te gaan tot afschot van alle dieren, van tafel: het was te gebrekkig onderbouwd. Toen de provincie een nieuw besluit moest nemen, kwam het college na onderzoek wederom uit bij de ‘nulstand’.
Critici van dat besluit laten luid van zich horen. Petities werden duizenden keren ondertekend, inwoners gaan de straat op om te demonstreren. Voorstanders van de afschot houden zich daarentegen meer op de vlakte. De twee agrariërs die naar verluidt de meeste hinder ondervinden van de herten, willen NRC niet te woord staan.
Struikelblok
De gemeente Hoeksche Waard en de provincie staan in deze kwestie lijnrecht tegenover elkaar. „Het is natuurlijk heel naar als een agrariër schade ondervindt van de dieren”, benadrukt wethouder Huibert Steen. Des te meer omdat de boeren op dit moment niet in aanmerking komen voor schadevergoedingen, mede vanwege het feit dat de herten niet als wilde dieren worden gezien.
Maar de zorgen die leven in het provinciehuis, staan volgens Steen niet in verhouding tot de problemen: „Ongelukken zijn er vrijwel niet. Het is een vrij afgelegen gebied, met heel weinig hardrijdend verkeer. En los daarvan: de reeën zorgen ook voor ongelukken. Van die dieren accepteren we dat ze er zijn.”
Terugkerend struikelblok in de discussie is de vraag wat ‘natuur’ is. De damherten in de Hoeksche Waard in ieder geval niet, volgens Potjer. De vergelijking met de reeën gaat wat hem betreft niet op. „Appels en peren. De reeën komen hier van nature voor, de damherten niet.”
Lees ook
Jacht op damherten Waterleidingduinen mag doorgaan
Aangeharkt land
De wethouder die lokaal verantwoordelijk is voor dierenwelzijn, denkt daar anders over. „Ze leven hier al 25 jaar. Dan horen ze gewoon bij de Hoeksche Waard. En je merkt dat een groep mensen vreselijk van deze dieren geniet. Voor hen is het heel jammer als dat wordt weggenomen”, aldus Steen.
Het college en de gemeenteraad pleiten daarom voor het jaarlijks beheren van de roedel. „We moeten in Nederland de discussie met elkaar voeren over hoe we omgaan met de natuur”, vindt Steen. „We leven in een gebied waar méér is dan alleen natuur. En dat betekent ook dat we soms moet ingrijpen.”
Je moet de dieren meteen vangen. En niet na twintig jaar zeggen: nu gaan we ze afknallen
Potjer herkent, zegt hij, „het gevoel dat we in een aangeharkt land leven. Ik zou ook wel wat meer ruimte willen voor natuur. Maar we hebben te maken met grote druk op de ruimte in Zuid-Holland. Als je niks doet, lopen de herten vanzelf bij mensen in de tuin en op de weg. Je wilt voorkomen dat het een keer echt misgaat.”
Betrokken partijen volgden met interesse een vergelijkbare kwestie in Friesland, waar de rechter vorige week oordeelde dat het besluit om een – veel grotere – populatie te verkleinen, onvoldoende was onderbouwd. Hoewel gedeeltelijke afschot volgens de rechter onontkoombaar is, moet de provincie terug naar de tekentafel.
Oplossing
In de Hoeksche Waard heeft de provincie toegezegd te wachten met afschot van de volledige populatie tot de uitspraak van de rechter, die vermoedelijk nog zo’n twee jaar op zich laat wachten. Wel hebben de Provinciale Staten besloten dat de roedel voorlopig moet worden beheerd, om verdere overlast te beperken.
Dat is ook de oplossing die De Boon voor de lange termijn voorstaat. „Zoek gewoon een middenweg. Ik snap heus wel dat hier geen duizenden damherten kunnen lopen. Maar om ze állemaal af te schieten, is het andere uiterste.”
De voorman van de actiegroep heeft aangekondigd zijn handen van de zaak af te trekken. „Jarenlang ben ik er dagelijks mee bezig geweest, ik heb niet meer de energie om dat nog twee jaar vol te houden. „Maar”, zegt hij, „ik heb goede hoop dat de rechter zal beslissen dat de herten mogen blijven”.
Op de avond vóór de Duitse parlementsverkiezingen, werd op de 75ste editie van het filmfestival van Berlijn, de Gouden Beer uitgereikt aan een tedere coming of age: Drømmer (internationaal betiteld: Dreams (Sex Love)) van de Noorse regisseur Dag Johan Haugerud. Hierin pent de 17-jarige Johanne (Ella Øverbye) haar seksuele verlangens en dromen over haar lerares Frans neer. Haar eloquent uitgeschreven tienerbegeerte maakt veel los bij de mensen om haar heen, die er hun eigen denkbeelden en ervaringen op projecteren. Drømmer maakt deel uit van Haugeruds drieluik over hedendaagse relaties en seksualiteit. Drie films die, zoals zijn producent omschreef bij het in ontvangst nemen van de hoofdprijs, „niet focussen op conflict, maar proberen de standpunten van anderen te begrijpen.” Een terechte, toegankelijke winnaar, die dankzij zijn warmte en melancholie de potentie heeft een arthousehit te worden à la The Worst Person in the World (2021).
Lees ook
Het verslag van de opening van de Berlinale
De jury onder leiding van de Amerikaanse regisseur Todd Haynes gaf de Grote Juryprijs (zilver) ook aan een film met een bitterzoete ondertoon: het Braziliaanse O último azul (The Blue Trail). Een film die mede geproduceerd is door het Nederlandse Viking Film. O último azul speelt in een fictief, autoritair Brazilië in de nabije toekomst waar ouderen naar „een kolonie” worden gestuurd om jongere generaties te ontlasten. Centraal staat de 77-jarige Tereza (Denise Weinberg) die geen zin heeft om in de „rimpelmobiel” van de regering te worden rondgereden, verplicht luiers te dragen of te worden verscheept naar een oord waarvan niemand terugkeert. Ze begint aan een roadtrip langs de Amazone om haar eigen droom waar te maken. Het levert een geestig relaas op vol feeërieke beelden dat op zachte wijze oproept je niet neer te leggen bij de acties van dictatoriale regimes.
Tilda Swinton
In de hoofdcompetitie van de Berlinale zaten dit jaar meerdere films die speelden in fictieve of reële dystopische settings en waarschuwingen bevatten over autoritaire regimes of samenlevingen waar ongelijkheid en discriminatie woekeren. Zo volgt Radu Jude’s Kontinental ’25 gerechtsdeurwaarder Orsolya (Eszter Tompa) in Transsylvanië. Als zij een dakloze man uit de kelder zet waar hij verblijft, pleegt hij zelfmoord. We zien Orsolya vervolgens tegen talloze kennissen haar verhaal doen en herhalen dat ze wettelijk niets fout heeft gedaan, maar ze worstelt met haar geweten. De dialogen tonen een land vol corruptie, racisme en nationalisme waar boetiekhotels boven menselijkheid gaan. Jude, die in 2021 de Gouden Beer won, kreeg een Zilveren Beer voor zijn scenario.
Ook regisseur Michel Franco (Memory) was dit jaar geselecteerd. Hij kwam naar Berlijn met een drama dat de hypocrisie toont van een vrouw die denkt het beste voor te hebben met de wereld. In Dreams reist de Mexicaanse minnaar van een Amerikaanse kunstmecenas (Jessica Chastain) illegaal naar de VS om bij haar te zijn, maar al snel blijkt haar behoefte anderen te helpen grenzen te hebben.
Franco’s film werd niet bekroond. Ook de enige documentaire in de hoofdcompetitie, Strichka chasu (Timestamp), over Oekraïense scholen waar docenten zo goed en zo kwaad als het kan vasthouden aan schoolroutines, viel buiten de prijzen. De jury leek, op enkele uitzonderingen na, melancholie, subtiliteit en rust boven expliciete boodschappen te verkiezen. Zo ging de Juryprijs (brons) naar het ingetogen Argentijnse El mensaje (The Message), over een jong meisje dat mensen helpt met hun overleden huisdier te communiceren. De Beer voor beste regie ging naar Huo Meng voor Living the Land dat de kijker meeneemt in de veranderingen in het rurale China van de jaren negentig. De Zilveren Beer voor beste hoofdrol ging naar de Amerikaanse Rose Byrne als uitgeputte en doorgedraaide moeder in Mary Bronsteins If I had Legs, I’d Kick You. Andrew Scott kreeg een Zilveren Beer voor beste bijrol in Richard Linklaters Blue Moon. Ethan Hawke speelt hierin liedtekstschrijver Lorenz Hart die samen met Richard Rodgers (Scott) tijdloze nummers schreef als ‘My Funny Valentine’. Linklater zoomt in op één veelbetekenende avond tijdens de laatste fase van Harts leven.
Rose Byrne posteert met haar Zilveren Beer voor de hoofdrol in ‘If I Had Legs I’d Kick You’ op de Berlinale.
Foto Lisi Niesner
Tijdens het festival zelf, dat zich profileert als het meer politieke broertje van Cannes en Venetië, werden af en toe meer expliciete politieke statements gemaakt dan in de dit jaar gelauwerde films. Zo viel in de eerste dagen Tilda Swintons bevlogen speech op bij het in ontvangst nemen van haar ere-Beer. De actrice maakte haar mening over politieke hangijzers als Gaza, Oekraïne en Trump duidelijk, zonder deze bij naam te noemen. Swintons toespraak kon rekenen op veel bijval. Dat laatste ontbrak toen de Hongkongse filmmaker Jun Li een speech voorlas waarin Israël onder meer „een wrede kolonistenstaat gefinancierd door het Westen” werd genoemd, die afsloot met de omstreden leuze „from the river to the sea”.
Afgelopen jaar kwam de Berlinale onder meer onder vuur te liggen nadat het Israëlisch-Palestijnse regieduo van documentaire No Other Land tijdens de slotceremonie Israël en de oorlog in Gaza bekritiseerde. Het festival liet weten veel werk te hebben gestoken om van deze editie „een inclusieve en niet-discriminerende omgeving” te maken en te hopen dat het incident met Jun Li het festival niet zou overschaduwen. De slotceremonie afgelopen zaterdag verliep zonder veel felle politieke statements. Al verwees Radu Jude naar de Duitse verkiezingen met de opmerking dat hij hoopt dat de uitslag er niet toe leidt dat het festival volgend jaar opent met Riefenstahls Triumph des Willens.
„Jullie hebben toch wel gewoon filterkoffie? Dat is namelijk de lekkerste koffie.” Energiek stapt PVV-staatssecretaris Ingrid Coenradie de koffieruimte voor gedetineerden binnen, loopt op de kale, getatoeëerde gedetineerde bij de koffiekan af en steekt haar hand uit. „Hoi, ik ben Ingrid.”
De gespierde man, die een strak donkergroen t-shirt van Moschino draagt, vindt het leuk om de staatssecretaris die over gevangenissen gaat een keer „live” te zien. „Tuurlijk houden we het bij”, verwijst hij naar de capaciteitscrisis in het gevangeniswezen. En als NRC het vraagt, heeft hij ook wel een oplossing. „Als je de mensen met goei gedrag naar huis stuurt met een enkelband, dan houd je die plekken niet bezet”, zegt hij met Brabantse tongval.
Gedetineerden die in de Beperkt Beveiligde Afdeling van de gevangenis zitten, mogen richting het eind van hun celstraf overdag buiten de poort werken. „Die krijgen nu eigenlijk logies met ontbijt”, vindt de gedetineerde. Ze gaan ‘s morgens werken en komen ‘s avonds weer terug, maar bezetten wel een volledige gevangenisplek. „Als je die naar huis stuurt, krijg je doorstroom en loopt het politiebureau ook zo leeg.” Toevallig, zegt Coenradie, dat is een van de mogelijkheden die ze onderzoekt.
De door personeelstekorten veroorzaakte crisis in het gevangeniswezen borrelde al onder Coenradies voorganger Franc Weerwind (D66), maar stroomt de laatste maanden over. Ruim vierduizend veroordeelden lopen vrij rond in afwachting van het moment dat ze hun opgelegde celstraf moeten uitzitten.
Afgelopen december riep Coenradie ‘code zwart’ uit: alle penitentiaire inrichtingen en cellencomplexen op politiebureaus waren vol. Dat betekende dat er geen nieuwe verdachten konden worden opgepakt.
De nood is zo hoog dat Coenradie overweegt gedetineerden twee weken eerder vrij te laten. Toen dit nieuws eerder deze maand uitlekte, werd PVV-leider Geert Wilders zo boos dat het geschreeuw door de muren van Coenradies werkkamer klonk. „No way”, twitterde Wilders bovendien. „Hiermee gaat de PVV-fractie nooit akkoord. Stop maar meer mensen op een cel.”
Coenradie deed daarop iets politiek ongebruikelijks, al helemaal voor de PVV. Ze nam het publiekelijk op tegen haar partijleider. Meer mensen op een cel dan nu, acht ze namelijk niet verantwoord. „No way”, antwoordde ze in de talkshow van Eva Jinek op de vraag of ze zou opstappen – iets wat Wilders tijdens de ruzie zou hebben geopperd. „Als ik opstap, dan blijft het probleem.”
Na het talkshowoptreden volgenden werkbezoeken aan verschillende gevangenissen, waarvoor journalisten werden uitgenodigd. En hoewel er in het coalitieakkoord niets voor begroot is, vroeg Coenradie om „honderden miljoenen” voor de oplossing van de problemen in het gevangeniswezen.
Enorme puzzel
Lopend door de betonnen gangen en vertrekken van het Justitieel Complex Zaanstad, zoekt Coenradie haar gelijk. Ze informeert bij de gevangenisdirecteur naar het ziekteverzuim (15 procent), wil van medewerkers weten hoe zij de werkdruk ervaren (hoog) en vraagt door als een cipier vertelt over de gedetineerde die met een psychose binnenkwam en vanwege ruimtegebrek bij een ander op een cel moest. „Die moeten we extra in de gaten houden”, zegt de cipier. „Eigenlijk horen dat soort mensen in de ggz thuis, niet hier.”
Alle reguliere cellen in Zaanstad – ‘s lands grootste en met bouwjaar 2016 tevens modernste detentiecomplex – zijn als tweepersoonscel, met een stapelbed, ingericht. „Ik zou niet weten hoe je hier een derde bed bij moet plaatsen”, wijst Coenradie naar een smalle cel van 12 vierkante meter achter haar. In een asbak ligt een uitgedrukte sigaret. En ondanks het stapelbed heeft de cel maar een matras.
Van de 484 tweepersoonscellen in Zaanstad wordt namelijk ‘slechts’ 75 procent ook daadwerkelijk als zodanig gebruikt. Dat dit bij een kwart niet gebeurt, is volgens Coenradie vanwege de „enorme puzzel” die gelegd moet worden bij het samen op een cel plaatsen van gedetineerden.
Over de complexiteit van het leggen van die puzzel krijgt ze in Zaanstad, haar twaalfde bezoek aan een penitentiaire inrichting sinds haar aantreden in juli, ook te horen. Sommigen zijn psychisch niet geschikt om een cel te delen. Daarnaast speelt de criminele achtergrond een rol: het is niet de bedoeling dat er criminele samenwerkingen ontstaan, worden voortgezet of dat iemand bij een rivaliserende groep geplaatst wordt. Meerpersoonscellen vergen bovendien meer toezicht en dus personeel – dat er niet is.
Vervelende opties
Tegen die achtergrond becijferde Coenradie afgelopen december al dat er in Nederland hooguit 20 extra plaatsen te winnen zijn door meer gevangenen samen te plaatsen. Nederland telt 8.004 gevangenisplekken, waarvan 3.684 plekken in een meerpersoonscel, dat lijkt zo ongeveer het maximum.
„Hier blijkt ook weer dat je niet meer mensen op een cel kan zetten”, zegt Coenradie. Dat maakt, zo erkent ze, dat het op de korte termijn bijna onvermijdelijk is om bepaalde gevangenen eerder naar huis te gaan sturen. Iedereen binnen het gevangeniswezen vindt dat volgens haar „van alle vervelende opties de beste”.
Ook zijn er volgens de staatssecretaris voor de langere termijn „honderden miljoenen” nodig voor onder andere meer personeel en de renovatie van de vijf jaar geleden gesloten gevangenis in Almere. Al is geld volgens Coenradie niet de enige oplossing. Er moet een lange termijnvisie komen over de manier waarop in Nederland gestraft wordt. Daarbij moet volgens Coenradie op een slimmere manier naar straffen en detentie worden gekeken en maatwerk worden geleverd. Desgevraagd zegt ze zelfs voorstander te zijn van de invoering van elektronische detentie – de enkelband – als nieuwe straf: iets waar de VVD en haar eigen PVV mordicus tegen zijn.
Of ze niet bang is dat dit standpunt, net zoals het eerder vrijlaten van veroordeelden, opnieuw tot geschreeuw in haar werkkamer leidt? Coenradie is kort stil en antwoordt resoluut. „Ik laat me niet leiden door angst. Van een goed bestuurder mag je verwachten dat die besluitvaardig is en vooral ook oog heeft voor de uitvoering in de praktijk.”