‘Er is al héél veel opgeruimd, dat kan niet anders.” „Of in de gracht gemieterd.” Op het bruggetje voor het Binnengasthuisterrein in Amsterdam buigt een echtpaar met dagrugzak over de reling. Ze zien uit het water stukken hout steken, een kachelbuis. En misschien is ook wel dat mooie bankstelletje erin verdwenen, jaren-50-design, dat ze gisteren op tv samen met klinkers, kantoormeubilair, pallets en een bronzen beeld zagen versmelten tot één barricade, opgeworpen tegen een politiemacht die met shovels, jetski’s, honden en ME enkele honderden pro Palestina-demonstranten poogden te verdrijven. 36 demonstranten werden opgepakt op verdenking van geweldpleging, mishandeling, opruiing en vernieling.
„Het is eigenlijk best smal hier, best klein”, constateert het echtpaar, Clara Janssen (61) en Gerard Driehuis (70). „Moet je kijken” – wijzend naar een over de grachten hobbelende vuilniswagen – „daar moest dus gister die shovel van de politie óók langs”.
Eén grote chaos. En dat allemaal op dit bruggetje aan de Grimburgwal, een populaire Insta-spot, pal voor de Universiteit van Amsterdam, nog geen etmaal geleden. Terwijl op donderdagochtend, the day after, onder een Hemelvaartszonnetje de vogeltjes fluiten, een stel gemeentereinigers begint met aanvegen en de eerste tour guide met bejaarde Franse toeristen alweer is gepasseerd.
Bekladde muren
Toegegeven, die keken wel wat raar op, gegidst langs de bekladde muren, de grond bezaaid met mondkapjes en waterflessen en stapels uitgetrokken klinkers en hekwerk. Maar als je de beelden van woensdag zag, vinden Janssen en Driehuis, dan valt de ravage nog mee. De hele avond hebben ze AT5 zitten kijken. „Die zaten er met hun neus bóvenop! Beter dan CNN.”
Dat het stel het bruggetje bezoekt is vanwege ingebakken nieuwsgierigheid – Driehuis is oud-journalist – en een vleugje „ramptoerisme” – ze zijn lang niet de enige deze ochtend. En ook omdat ze er vanaf het begin middenin zaten. Hun woning ligt op een steenworp afstand van de UvA-campus aan het Roeterseiland, waar maandag de studentenprotesten begonnen tegen de banden van de UvA met Israëlische universiteiten. Plots kon Driehuis zijn Albert Heijn niet meer bereiken omdat studenten de straat bezetten. „Dan wordt zo’n rel toch ook een beetje jóúw rel.” Donderdagavond verzamelden zich op het Roeterseiland weer een paar duizend demonstranten.
De twee volgen het protest op de voet. Ze hoorden over de eisen van de studenten – openheid over de banden van de universiteit met Israëlische instellingen en verbreken van die banden – en zagen de omvang groeien tot honderden demonstranten. Ze hebben al een rondje Rokin gedaan, waar de protesten woensdagavond verder gingen nadat de politie de bezetting op het Binnengasthuisterrein had beëindigd. Driehuis: „Daar liepen volgens mij andere types tussen, sommigen waren gewoon op zoek naar een verzetje.”
Wapenstok en pepperspray
Het neerslaan van de protesten ging er best hard aan toe, met wapenstok en pepperspray. Zo hard dat donderdag een aantal medewerkers van de Universiteit van Amsterdam in een open brief aan het college van bestuur zei „geschokt” te zijn over het politieoptreden, te meer omdat de onderhandelingen tussen studenten en bestuur over de bezetting van de universiteitsgebouwen nog bezig zouden zijn geweest toen die laatste besloot de politie in te schakelen wegens huisvredebreuk.
De landelijke politiek was juist geschokt over het geweld van de demonstranten. Enkele agenten raakten lichtgewond en één zou in het gezicht zijn getroffen door ammoniak. „Demonstreren mag altijd”, schreef premier Mark Rutte donderdag op X. „Maar geweld tegen politie en vernielingen aanrichten mag nooit.” De Amsterdamse gemeenteraad kondigde aan vrijdag een spoeddebat te houden over het verloop van het studentenprotest.
„De sfeer, de barricades: ze doen me denken aan de krakersrellen van 1980”, zegt Clara Janssen, leunend tegen het bruggetje. „Geen woning geen kroning.”
In de stad gebeuren dingenGerard Driehuisoud-journalist
Gerard Driehuis: „Jij stond midden in het traangas.”
„Klopt, ik werd beschoten. Een kraker sleepte mij nog een portiek in en duwde een citroen in m’n gezicht. Wist ik veel, ik was achttien.”
Die protesten in 1980 gingen er minstens zo hard aan toe. Krakers gooiden koelkasten vanaf de daken richting de politie. Driehuis: „Toen werd over ons gezegd: wat een schande. En nu zeggen wij dat weer over hen.”
„Toen stonden wij aan de andere kant”, zegt Janssen. „Dan beleef je het anders.”
Ze zien ook wel verschillen. In 1980 was het hele centrum één ravage, nu gaat het om een paar plekken. Het protest van nu is kleiner, en ingewikkelder. In 1980 ging het om woningen. Je zag in de stad overal leegstand, alles was in bezit van speculanten, en al het geld ging naar de kroning. Janssen: „Terwijl veel mensen geen huis hadden! Je kwam in verzet tegen de orde, het gezag. Dat was heel normaal. Vonden zelfs mijn ouders.”
Imperialisme
Maar nu gaat het over Gaza, imperialisme, en misschien over veel meer. De eis tot openheid over de banden van de universiteit met Israël begrijpt Driehuis nog wel, maar om nou de frustratie over het leed van kinderen in Gaza hier te botvieren op oom agent?
En tegelijkertijd, demonstreren heeft wel zín, dat beseffen ze ook. Janssen en Driehuis hadden het vanochtend nog met elkaar over de boerenprotesten. „Die hooibalen in de fik: niet mee eens, maar iedereen weet nu wel hoe het de boeren in Nederland gaat. En ook de krakersrellen in de jaren tachtig hebben zin gehad. Kijk eens hoe weinig leegstand er nog is.”
„Moet je nou kijken, wát een ravage vannacht! Moet je nou kijken joh… de hele stad slopen? En daar stil over zijn? Terroristen!” De schreeuw van een man op een fiets klinkt galmend over het Binnengasthuisterrein. Hij stopt pal voor het echtpaar. „Dat buitenlandse woke tuig! Hoe tuig hier gewoon een kánkerbende van maakt! Linkse kánkerhoeren.” De twee verroeren zich niet. Totdat iemand van de handhaving erbij komt en de man wegleidt. „Niet te erg geschrokken, hoop ik?”
Driehuis haalt zijn schouders op. „Nee hoor, dit is de stad hè. In een stad gebeuren dingen. Daar gaan ze met dingen gooien, en daarna is het weer stil. Het maakt de stad levendig.”
„Gaan we zo effe langs de Oudemanhuispoort?”, zegt Janssen. „En dan een kopje koffie?”