Vogelman Hans Slabbekoorn meet in een tunnel wat geluid met vissen doet

Hans Slabbekoorn: „Over een jaar hopen we hier een met water gevulde onderzoekstunnel te hebben.”


Foto Lars van den Brink

Interview

Hans Slabbekoorn | akoestisch ecoloog Menselijke geluiden hebben invloed op diergedrag, ook onder water. In een proefrivier wil Hans Slabbekoorn dat in kaart brengen.

Het horen van de eerste tjiftjaf: voor veel vogelaars is het dé start van de lente, omdat de vogels zo vroeg in het jaar beginnen te zingen en omdat hun geluid (‘tjif-tjaf-tjif-tjaf’) zo makkelijk te herkennen is. Zeker voor een akoestisch ecoloog als Hans Slabbekoorn (1967), die al vrijwel zijn gehele loopbaan met natuurgeluiden bezig is. Toch hoorde hij dit jaar z’n eerste tjiftjaf pas zo’n drie weken nadat de eerste vanuit het zuiden in Nederland was gearriveerd. „Ik was simpelweg te weinig buiten. Te veel achter mijn computer.”

Slabbekoorn had het druk. Met het voorbereiden van zijn oratie, ter ere van zijn hoogleraarschap akoestische ecologie en biodiversiteit aan de Universiteit Leiden. Met het opzetten van een samenwerkingsverband met de Surinaamse Anton de Kom Universiteit. En met het regelen van de Migradrome, een zeven meter lange tunnel waarin straks, na installatie, allerlei akoestische experimenten met vissen kunnen worden gedaan.

Want hoewel Slabbekoorn nog altijd een zwak voor vogels heeft, is hij allang niet meer uitsluitend de ‘koolmeesman’ die twintig jaar geleden het nieuws haalde met zijn ontdekking dat stadsvogels hoger gaan zingen om boven het verkeerslawaai uit te komen. Steeds meer is zijn focus komen te liggen op onderwatergeluiden én op interdisciplinariteit, vertelt hij vanuit de ruimte waar binnenkort de Migradrome moet komen.

Onze wens is om een meer natuurlijke omgeving te creëren, een riviertje in het klein

Veel meer dan een witte kamer met een stopcontact is er nu nog niet te zien.

„Klopt, maar over een jaar hopen we hier een doorzichtige, met water gevulde onderzoekstunnel te hebben met tien luidsprekers, vijf camera’s en twee pompen die speciaal achter een muur worden geplaatst zodat ze geen lawaai maken. Een proefrivier, waarin we kunnen onderzoeken welke invloed geluid heeft op migrerende zoetwatervissen. We hebben nu ook wel aquaria in het aangrenzende lab staan, met stekelbaarzen, maar onze wens is juist om een meer natuurlijke omgeving te creëren, een riviertje in het klein. Onderwatergeluid kan zo’n grote impact hebben op onderwaterleven – zo weten we bijvoorbeeld al dat kabeljauwen minder actief worden tijdens de aanleg van windmolenparken op zee, en vervroegd uit het gebied vertrekken.

„Soms krijg ik wel de vraag: wat doe jij als vogelman tussen de vissen? Maar geluidsvervuiling is overal. Trouwens, ook watervogels hebben last van dat onderwaterlawaai. Voor de kust van Ierland voer ik eens mee in een RIB, zo’n kruising tussen een opblaasboot en een speedboot, en in de verte zag ik een aalscholver boven water komen en wegvluchten.”

Het was best technisch allemaal en ik ben helemaal niet zo’n bètafiguur

Hoe ontstond jouw interesse in bioakoestiek?

„Voor mijn promotieonderzoek onderzocht ik de akoestische communicatie tussen tortelduiven, dat vond ik ontzettend interessant, en dus ben ik daarin verder gegaan. Die onderzoeksmethoden met geluid moest ik me wel echt eigen maken, het was best technisch allemaal en ik ben helemaal niet zo’n bètafiguur. Sterker nog: op de middelbare school was biologie het enige vak waar ik een 5 voor stond. En tijdens mijn studie heb ik de natuur- en scheikundevakken vaak opnieuw moeten doen. Maar de liefde voor de natuur zat zo diep, die had ik van huis uit meegekregen, dat ik wist waar ik voor wilde strijden.

„Inmiddels weet ik: je hoeft niet overal heel goed in te zijn, als je maar je rol kunt spelen. Wetenschap is echt teamwork. Juist die interdisciplinaire samenwerking spreekt me aan. Daarbij doel ik niet alleen op samenwerken met collega’s van andere faculteiten, maar bijvoorbeeld ook met de offshore-industrie en de visserij. En op de politiek, want het liefst wil je natuurlijk dat al het ecologisch onderzoek zo direct mogelijk wordt geïmplementeerd in de rapporten en richtlijnen van de ministeries. Zodat er niet alleen achteraf wordt gezegd ‘dit had beter gekund’, maar er juist al in een vroeg stadium op basis van ecologische inzichten wordt bijgestuurd.”

We lopen vanuit de ruimte van de toekomstige Migradrome naar de werkkamer van Slabbekoorn. Op de kast staat een nepreiger gebroederlijk naast een nepmerel en een nepooievaar, de muur is getooid met kindertekeningen. „Die hangen er al wel even, mijn kinderen zijn nu 20 en 18…”

In je oratie benadruk je het belang van veldwerk, je hebt veldwerk gedaan in onder andere Ecuador, Colombia en Kameroen, en toch breng je nu als hoogleraar zoveel tijd binnen door.

„Ja, maar gelukkig zijn naast dieren óók mensen mijn drijfveer. Ik doe dan zelf nu wel minder onderzoek, maar vind het ook heel leuk om promovendi te begeleiden. We zijn nu een meerjarig programma aan het opzetten met de Anton de Kom Universiteit in Paramaribo. Biologie is daar pas sinds een paar jaar een officiële bacheloropleiding en we willen onder meer gezamenlijk veldonderzoek gaan doen, op het gebied van bioakoestiek en environmental dna, dus omgevings-dna uit bijvoorbeeld modder, stof, water en uitwerpselen. Zowel het verzamelen van geluiden als van e-dna is een non-invasieve manier om een gebied te bemonsteren, en beide methoden vullen elkaar aan: je kunt achterhalen welke soorten er voorkomen én wat ze daar precies doen.”

Bladblazers! Ik woon in Amstelveen en die dingen frustreren me enorm

Hij pauzeert even. „En het wordt dus echt een samenwerkingsproject, met respect voor elkaars kennis en elkaars geschiedenis. Die samenwerking mis ik op heel veel plekken, ook in Nederland. Nu lijkt het bijvoorbeeld alsof boeren en natuurliefhebbers lijnrecht tegenover elkaar staan, terwijl die polarisaties en contrasten onterecht zijn. Ik ben opgegroeid in Zeeland, tussen de agrariërs en de vissers, mijn opa zat in de fruitteelt. Ik voel me verbonden met de natuur, de stad én het platteland, maar ik mis de dialoog.”

Wat is als akoestisch ecoloog eigenlijk je minst favoriete geluid?

Vol overtuiging: „Bladblazers! Ik woon in Amstelveen en die dingen frustreren me enorm. Niet alleen omdat ze door hun lawaai regelmatig een woonwijk in een motorcrossbaan veranderen, maar ook omdat ze de onderste laag van de voedselketen ermee verwijderen, de strooisellaag. Het bodemleven verdwijnt, daardoor blijven ook de vogels weg, en dat terwijl een rijke biodiversiteit juist ook belangrijk is voor ons eigen welzijn. Begrijp me goed, ik wil de medewerkers van de plantsoenendienst niet corrigeren, zij beschikken over een hoop praktische kennis en houden vast ook van natuur. Maar ik zou het fantastisch vinden om met ze samen te werken, zodat we tot een meer ecologisch beheer kunnen komen.”