N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Soedan De VN benadrukken dat het verplaatsen van personeel geen invloed heeft op de werkzaamheden van de organisatie, die door personeel binnen en buiten Soedan zullen worden voortgezet.
De Verenigde Naties hebben honderden medewerkers en hun familieleden uit Khartoem en andere delen van Soedan geëvacueerd naar de havenstad Port Soedan. Ze zullen van daaruit naar buurlanden gebracht worden. Dat heeft de woordvoerder van secretaris-generaal António Guterres maandag gezegd tegen internationale persbureaus. De VN benadrukken dat het verplaatsen van personeel geen invloed heeft op de werkzaamheden van de organisatie, die door personeel binnen en buiten Soedan zullen worden voortgezet.
Sinds op 15 april geweld uitbrak tussen het Soedanese leger en de paramilitaire militie Rapid Support Forces (RSF), wordt er constant gevochten op verschillende plekken in het land. Inwoners zijn daardoor gedwongen binnen te blijven, met tekorten aan voedsel en drinkwater tot gevolg. Ook is er vaak geen elektriciteit.
Ook Nederland is, net als Japan, China en verschillende andere Europese landen, druk bezig om burgers uit het land te evacueren. Maandagmiddag vertrok een tweede Nederlandse vlucht evacués vanuit Soedan naar de plaats Aqaba in Jordanië vertrokken. Er waren vijftien mensen aan boord van het vliegtuig. Minister Wopke Hoekstra (Buitenlandse Zaken, CDA) meldde eerder dat er inmiddels zestig Nederlanders uit Soedan waren geëvacueerd, zowel met Nederlandse transportvliegtuigen als met Franse en Duitse vluchten. In totaal hebben ruim 150 Nederlanders en lokale medewerkers van de Nederlandse ambassade zich aangemeld om het land te verlaten.
Bij de gevechten zijn inmiddels minstens 427 mensen omgekomen. Naast de geëvacueerde groepen mensen zijn naar schatting ook tienduizenden Soedanezen het land ontvlucht richting buurlanden als Zuid-Soedan, Egypte en Tsjaad. Ondanks verschillende afspraken om de strijd tijdelijk te staken, die mede door internationale bemiddeling tot stand kwamen, is het geweld nooit echt opgehouden. Wel namen de gevechten dit weekend iets af, waardoor de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk met de evacuatie durfden te beginnen. De andere landen volgden daarna hun voorbeeld. Minstens twee groepen evacués, een Qatarese en een Franse, werden tijdens het vluchten onder vuur genomen.
Aanvankelijk was Nederland terughoudend, maar nu is onder druk van oppositiepolitici toch besloten burgers terug te halen uit Libanon. Voor het Israëlisch grondoffensief in dat land sloegen volgens het Rode Kruis honderdduizenden op de vlucht. Nederland liet eerst weten dat burgers zelf moesten vertrekken „nu het nog kan”. Na kritiek van Kati Piri (GroenLinks-PvdA) en Jan Paternotte (D66) is alsnog tot evacueren besloten.
„Nederland zorgt in de komende dagen voor een militair luchttransport. Daarnaast blijven we ons inspannen om te helpen bij vertrek met commerciële luchtvaartmaatschappijen en staan we in contact met andere landen die vluchten organiseren”, aldus het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Overigens spreekt het ministerie van „repatriëring”, niet van evacuatie, wat doorgaans betekent dat een beperkte groep in aanmerking komt voor het transport. Dit betreft dan gestrande reizigers, zoals toeristen, mensen op familiebezoek of op zakenreis. Een woordvoerder van het ministerie kon dat vooralsnog niet bevestigen. Het ministerie adviseerde Nederlanders eerder om vluchten te boeken bij Middle East Airlines, maar die waren dinsdagochtend allemaal vergeven.
Canada reserveerde deze week achthonderd vliegtickets voor staatsburgers die Libanon willen verlaten. De Bulgaarse en Britse regeringen regelden chartervluchten. Daarnaast hebben de Britten zevenhonderd militairen op Cyprus klaarstaan, die met twee oorlogsschepen, helikopters en vliegtuigen onder meer Britten kunnen ondersteunen „mocht de situatie verslechteren”, aldus minister van Defensie John Healey.
Onduidelijk is exact hoeveel Nederlanders in Libanon verblijven, omdat het geen registratieplicht heeft. Minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp (NSC) heeft het over honderden Nederlanders, een exact aantal kan hij niet geven.
De grootschalige evacuatie uit Afghanistan na de machtsovername van de Taliban in 2021, verliep chaotisch. Die „was te beperkt [voorbereid] en kwam te laat op gang”, concludeerde een onderzoekscommissie.
Lees ook
Zo verliep de chaotische evacuatie uit Kabul
Vanuit Libanon naar Nederland
„Ik heb bijna een week niet geslapen”, zegt een Libanees-Nederlandse vrouw, die net in Nederland is aangekomen. Gezien ze niet legaal de grens overstak, wil ze anoniem blijven. Zes dagen geleden besloot ze met haar Libanese man, die in tegenstelling tot haar geen Nederlands paspoort heeft, te vertrekken.
Toen was vertrekken al moeilijk, vertelt ze. „We hebben explosies meegemaakt. De grond schudde. Vervelender nog vond ik de Israëlische vliegtuigen, die boven je hoofd zwermen.” Een betaalbare vlucht kon ze niet vinden, dus ze vertrok met de taxi naar Damascus, in Syrië, waar ze naar eigen zeggen twaalf uur in de file stond voordat ze de grens met Libanon kon oversteken. „Syrische vluchtelingen zonder papieren mochten het land niet uit. Honderden vrouwen en kinderen lagen op de grond”, vertelt ze aan de telefoon.
Syrische vluchtelingen zonder papieren mochten het land niet uit. Honderden vrouwen en kinderen lagen op de grond
Na de grens kwamen ze in een bergachtig „no mans land” terecht. Weer stonden ze vijf uur stil. „Het was superkoud, veel mensen hadden geen jas. Hulpverleners van de Syrische Rode Halve Maan deelden water en brood uit.”
Met haar man sliep ze vervolgens twee nachten in Damascus en wilde vanuit daar een vlucht boeken, maar veel websites werkten niet en haar creditcard werd niet geaccepteerd. Een bus bracht ze naar Jordanië, vanwege de „ongelooflijke files” duurde de reis zestien uur, in plaats van de normale drie uur. „Bij de grens werden alle koffers doorzocht.”
Eenmaal in Jordanië wachtten ze drie nachten totdat de vluchten goedkoper werden. De vrouw vloog naar Nederland, haar man naar Saoedi-Arabië, omdat hij geen kans zou maken op een Nederlands visum.
Kiezen om Beiroet niet te verlaten
De 33-jarige Tara Kenkhuis woont sinds negen jaar in Beiroet en zag het afgelopen jaar al veel mensen vertrekken. Met de Gaza-oorlog werd ook de dreiging voor Libanon groter, vanwege het conflict tussen Israël en Hezbollah. Zelf blijft ze voorlopig: ze acht de kans klein dat haar christelijke wijk Achrafieh wordt gebombardeerd. „Je moet niet te licht denken over vertrekken, want je weet niet wanneer je terug kan komen. Het is een zware beslissing.”
De Nederlandse houding ten opzichte van het terughalen van staatsburgers is anders dan in 2006, toen Israël ook Libanon binnenviel en de overheid wél overging tot een algehele evacuatie. De grootste groep Nederlanders werd toen met bussen naar Aleppo gebracht, in Syrië. Op de daken werden Nederlandse vlaggen gebonden, om duidelijk te maken aan Israëlische vliegtuigen dat het om een konvooi van Nederlandse burgers ging.
Lees ook
Israël maakt in Libanon optimaal gebruik van de Amerikaanse onmacht
De Volksbank, bekend van onder meer de merken SNS, RegioBank en ASN Bank, moet zich voorbereiden op een beursgang of een onderhandse verkoop aan een private partij. Daarmee vervalt het perspectief voor de bank om een staatsbank te blijven of anderszins een aparte positie te behouden in het Nederlandse bankenlandschap.
Dat heeft minister van Financiën Eelco Heinen (VVD) dinsdag in een brief aan de Tweede Kamer geschreven. Heinen volgt hiermee het advies van de enig aandeelhouder van de Volksbank, het NLFI. Dat beheert namens de rijksoverheid alle staatsdeelnemingen. Heinen heeft het bestuur van de bank gevraagd beide scenario’s voor te bereiden.
De Volksbank komt voort uit verzekeraar SNS Reaal, die in de nasleep van de kredietcrisis in grote problemen raakte en moest worden genationaliseerd. Sindsdien wil de staat van de bank af, maar dat is tot nu toe nog niet gelukt. Sinds in 2019 een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid verscheen over de rol van banken in de samenleving, is het debat gaande of de Volksbank niet een aparte status zou moeten houden. Dat zou goed zijn voor de diversiteit van het bankenlandschap, dat nu gedomineerd wordt door de drie grote banken ABN Amro, ING en Rabobank. Ook zou de Volksbank als staatsbank een veilig alternatief kunnen vormen voor mensen die zeker willen weten dat hun bank nooit failliet kan gaan.
‘Maatschappelijke identiteit’
Minister Heinen toont zich ongevoelig voor die argumenten. Hij schrijft dat „de diversiteit van de volledige sector niet afhankelijk kan zijn van één bank. Daarom zie ik hier geen specifieke rol voor de Volksbank weggelegd”. Om die reden wil hij ook geen aparte bestuursvorm bij Volksbank invoeren. Die zou een voorgenomen verkoop alleen maar lastiger maken, zo is de inschatting van de minister. Daarbij, zo blijkt uit de analyse van het NLFI, gedraagt de Volksbank zich als een reguliere bank, qua producten en diensten.
Zowel het NLFI als de minister houdt dus vast aan een reguliere verkoop zonder verdere voorwaarden. Als de bank onderhands verkocht wordt, kunnen kopers zich bij het NLFI melden voor de hele bank of delen daarvan. De Volksbank zelf heeft altijd gezegd bereid te zijn tot een beursgang of onderhandse verkoop, mits die verkoop niet in delen, maar als een geheel wordt gegarandeerd. Ook pleitte de bank ervoor haar „maatschappelijke identiteit” te borgen via bepaalde bestuurlijke voorzieningen. Beide zaken kan de minister niet garanderen.
Bij een beursgang zal het NLFI de aandelen van de bank in stappen naar de beurs brengen. Welke van de twee opties uiteindelijk gekozen wordt, zal pas later besloten worden. Uit de analyse van NLFI blijkt dat de Volksbank nog een aantal jaar nodig heeft om helemaal verkoopgereed te zijn. Bij een onderhandse verkoop rekent NLFI op één tot drie jaar en bij een beursgang op vijf tot zeven jaar.
Drie vooraanstaande stikstofexperts hebben een uitnodiging van de Tweede Kamer afgeslagen voor een deskundigenbijeenkomst op deze week woensdag. Het gaat om hoogleraren Wim de Vries en Leen Hordijk (emeritus) van Wageningen University & Research, en hoogleraar Jan Willem Erisman van de Universteit Leiden.
Hun kritiek is dat politiek en wetenschap zich vermengen rond het thema van het rondetafelgesprek: het vaststellen van een rekenkundige ondergrens voor de stikstofneerslag in een gebied, om weer natuurvergunningen voor boeren en bouwprojecten te kunnen verlenen.
‘Geitenpaadje’
Zo’n ondergrens zou mogelijk meer stikstofruimte bieden en bijvoorbeeld boeren zonder vergunning, de PAS-melders, kunnen helpen, is het idee. Maar wetenschappelijk is zo’n ondergrens, waarbij de natuur niet verslechtert, niet goed te onderbouwen, bleek in augustus uit een onderzoek in opdracht van het Interprovinciaal Overleg.
Lees ook
‘Laten we eerlijk zijn, er is geen stikstofbeleid’
„Het optrekken van zo’n ondergrens opent de weg om meer stikstof uit te mogen stoten”, zegt Wim de Vries. „Terwijl de stikstof uit de landbouw juist omlaag moet, niet omhoog. Voor de vergunningverlening voor PAS-melders en bouwprojecten is het ook niet nodig, daar kan de politiek best los hiervan een oplossing voor bedenken, denk ik.”
De Vries noemt het afzeggen van de uitnodiging voor het rondetafelgesprek „een signaal”. „Ik heb niet zoveel zin om aan deze discussie mee te doen. Uiteindelijk moeten we toe naar een nieuwe meetmethode, gebaseerd op stikstofuitstoot, en niet op neerslag van stikstof.”
Het komt zelden voor dat deskundigen een uitnodiging van de Tweede Kamer vanwege inhoudelijke bezwaren afslaan. Het tekent de impasse in het stikstofbeleid, dat het kabinet Schoof wil omgooien met een andere meetmethode, en meer ruimte voor boeren om zelf hun uitstoot van stikstof te kunnen sturen.
Onder Kamerleden is er wel vaker discussie over wie uit te nodigen voor rondetafelgesprekken. In de praktijk dragen fracties vaak deskundigen voor die hun eigen standpunten vertolken. Gezamenlijk wordt er dan gezocht naar een inhoudelijke balans tussen de sprekers.
Jan Willem Erisman is op vakantie, en daarom ook niet bij het gesprek, appt hij. Maar ook Erisman heeft bezwaren tegen de discussie over een ondergrens. „Ik vind dat het niet aan de wetenschap is om een ondergrens te bepalen. Het is een beleidskeuze waar verschillende afwegingen bij gelden die de wetenschap niet kan maken.”
Coalitiepartij NSC heeft nog voorgelegd ingenieur Wouter de Heij uit te nodigen, die zich op X vaker kritisch uitspreekt over het stikstofbeleid. Maar daar was afgelopen vrijdag geen meerderheid voor binnen de landbouwcommissie van de Kamer: BBB en SGP waren voor, VVD, GroenLinks-PvdA en D66 tegen, en overige fracties stemden niet.
Bondscoaches
De drie fracties die tegenstemden zeggen tegen deze krant dat ze het voorstel van NSC erg laat vonden, en Wouter de Heij als stikstofexpert niet goed kennen. „Bij stikstof is het vaak net als met bondscoaches”, zegt VVD-Kamerlid Thom van Campen. „Daar hebben we er achttien miljoen van in Nederland.”
NSC’er Diederik Boomsma, die Wouter de Heij voordroeg als spreker, reageert teleurgesteld. „Ik zou zeggen: ook als je wat anders denkt, kun je dat steunen. Je kunt in principe gewoon naar iemand luisteren. Maar blijkbaar hadden mensen er geen behoefte aan.”
Laura Bromet van GroenLinks-PvdA noemt de hele discussie over een ondergrens een „afleidingsmanoeuvre”. „Een ondergrens is niet de oplossing voor het stikstofprobleem. Het is gepiel in de marge.”
Bij het rondetafelgesprek over de ondergrens voor stikstof bleken er uiteindelijk nog meer afmeldingen te zijn wegens bijvoorbeeld ziekte. Het programma van woensdag is daarom met een uur ingekort
Als wetenschappers komen nu Addo van Pul van het Rijksinstituut voor Gezondheid en Milieu (RIVM) en Arthur Petersen van University College London. Petersen ziet wel mogelijkheden om snel een hogere rekengrens in te voeren, legde hij onlangs uit aan NRC.