‘Vindt u Palestijnse kindjes ook lief?’, vraagt de scholier aan de Joodse oorlogsoverlevende

Ze vertelt hoe ze als kind in Amstelveen merkte dat er oorlog was uitgebroken. „In de nacht van 9 op 10 mei 1940 werden mijn twee zusjes en ik wakker. Er was ontzettend veel lawaai en lichtflitsen. We kwamen uit ons bed en gingen voor het raam staan kijken. Er vielen dingen naar beneden. Mijn moeder zei: ‘Weg bij die ruiten, straks krijg je glas over je heen.’ We moesten onder de trap gaan zitten. Ze legde uit dat Duitsland Nederland was binnengevallen. De dingen die we zagen vallen, waren bommen.”

Levensverhaal doorgeven

Mater is een van de vaste vertellers van de stichting In Mijn Buurt – Leren door ontmoeting, een onderwijsprogramma waarbij ouderen hun levensverhaal vertellen aan de jongere generatie. Het kan gaan over de Tweede Wereldoorlog, maar scholen kunnen ook kiezen voor een van de andere twee thema’s, kolonialisme en migratie. In een programma van zes weken komen scholieren meer te weten over de geschiedenis van hun buurt. Eerst komt er een oudere op school die de aftrap doet, zoals Myriam Mater die haar verhaal al meer dan tweehonderd keer heeft verteld. Daarna krijgen de leerlingen lessen waarin ze zich voorbereiden op een ontmoeting met een andere oudere, die ze zelf gaan interviewen. Vervolgens leren ze het verhaal van ‘hun’ oudere doorvertellen, als nieuwe „Erfgoeddragers”. Op basisscholen, middelbare scholen en het mbo zijn zo de afgelopen twaalf jaar in acht provincies meer dan vierduizend verhalen overgedragen.

Myriam Mater vertelt op basisschool de Kinderboom in Amsterdam over haar jeugd in de Tweede Wereldoorlog.
Foto Olivier Middendorp

De klas luistert aandachtig naar het verhaal van Mater. Een van de kinderen tekent haar portret, dat ze na afloop zal krijgen. Mater vertelt dat ze voor de oorlog niet wist dat ze Joods was. Dat ontdekte ze pas nadat haar zus van een klasgenoot had gehoord dat Joden „afschuwelijke mensen” waren met wie je je niet moest inlaten. „Mijn zusje barstte thuis in huilen uit, ze dacht dat ze niet meer met mij mocht omgaan, omdat ik met mijn linkerhand schreef en er met mijn brilletje en krulletjes anders uitzag dan de rest van ons gezin. Maar mijn vader zei: ‘De hele familie is Joods, behalve ik. En Joden zijn gewoon mensen net als iedereen.’”

Als een gesprek uit de hand loopt, zal worden ingegrepen. Dat is nog niet nodig geweest

Lastige vragen

Sommige ouderen vinden het sinds het uitbreken van de Gaza-oorlog moeilijker om hun verhaal te vertellen. „Ze doen dat nog steeds met veel overtuiging”, zegt Minka Bos, oprichter en artistiek directeur van In mijn Buurt, „maar er kan in deze tijd een vervelende opmerking of lastige vraag uit de klas komen. Ik kreeg van deelnemers aan het project vragen of het nog wel veilig is om mee te doen. Er was voor het eerst een school die afzegde.” Nu wordt met elke school eerst besproken hoe de sfeer is rond het thema. Als een gesprek uit de hand loopt, zal worden ingegrepen. Dat is nog niet nodig geweest.

Myriam Mater krijgt af en toe een vraag over Israël en de oorlog in Gaza. „Vindt u Palestijnse kindjes ook lief?”, vroeg een leerling onlangs. Ze antwoordde: „Ja, ik denk dat de meeste kindjes lief zijn, Palestijnse kinderen net zo goed als alle andere kinderen.” Er werd ook gevraagd naar haar zusjes. Hoe is het nu met hen? „Eén is overleden”, zei ze, „de andere woont in Israël.” Toen kreeg ze de vraag: „Oh, en moet ze dan vechten?” Nee, zei ze, haar zus is al 91. „Maar het is daar inderdaad oorlog. En oorlog is nooit goed, niemand wordt er beter van.”

De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB), Eddo Verdoner, kwam in december kijken naar een van de projecten. „Ik begrijp dat deelnemers het spannend vinden om dit te doen, vanwege het toegenomen antisemitisme”, zegt hij. Het aantal meldingen van antisemitisme dat binnenkwam bij de politie steeg van 549 in 2022 naar 880 in 2023. „Toch is het van groot belang mee te doen aan dit project”, zegt Verdoner. „De Holocaust is niet iets uit een boek. Het is hier gebeurd, in onze dorpen en wijken, en overal kun je de sporen terugzien en de verhalen optekenen. Het is belangrijk deze verhalen van generatie op generatie door te geven.”

„Er zijn steeds minder mensen van de generatie die de oorlog zelf heeft meegemaakt”, zegt Cristan van Emden, hoofd onderzoek en educatie bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei. „Ook bij ons en andere organisaties die de verhalen van de oorlog vertellen, zoals Landelijk Steunpunt Gastsprekers Westerbork, zie je steeds meer mensen van de volgende generatie die het verhaal doorvertellen. Het lijkt voor kinderen niet eens zoveel verschil te maken, want ook die verhalen maken nog steeds indruk. Het mooie van In mijn Buurt is dat kinderen zelf nog vragen kunnen stellen aan de eerste generatie, ook typische kindervragen als ‘kon je in de oorlog nog wel verliefd worden?’”

Leerlingen mogen tekenen terwijl Myriam Mater haar verhaal vertelt.
Foto Olivier Middendorp

‘Alles moest stiekem’

Leerlingen die dat willen, kunnen Erfgoeddrager worden van een verhaal. Bij een feestelijke ceremonie worden ze door de ouderen ingehuldigd. Lynn Nemelc (11) treedt dit jaar bij de dodenherdenking in Eindhoven voor het eerst op als Erfgoeddrager. Ze zal het verhaal vertellen van Cor Sprengers (89), die opgroeide met twee onderduikers in huis. „Alles moest stiekem”, zegt ze. „Hij mocht niks vertellen over wat er thuis speelde.”

Sprengers maakte ook het bombardement op de Philipsfabrieken mee, terwijl hij op de zondagsschool zat. Erfgoeddrager Lynn vertelt hoe dat ging: „Ze waren net ‘Daar ruist langs de wolken’ aan het zingen toen er echt geruis in de wolken aankwam: een bombardement.” Ze heeft hard geoefend om het verhaal van Sprengers goed te vertellen. „Ik vind het belangrijk dat we niet vergeten wat er allemaal misgegaan is in de oorlog, om te zorgen dat het in de toekomst niet nog een keer gebeurt.”

Broertje verkocht

De interviews die de kinderen afnemen vinden bij voorkeur plaats bij de ouderen thuis. In groepjes van drie à vier gaan de leerlingen op pad. „We noemen onze methode ‘Leren door Ontmoeting’”, zegt In Mijn Buurt-oprichter Minka Bos. „Er wordt een ander soort herinnering aangemaakt als leerlingen de school uitgaan en bij een vreemde moeten aanbellen. Dat is natuurlijk heel spannend. Er gebeurt iets als ze daar zitten, met oude foto’s op het bijzettafeltje, een kopje thee en koekjes. De ontmoetingen dragen voor sommige ouderen ook bij aan de vermindering van eenzaamheid, een heel mooie bijkomstigheid.”

Rolf Loewenstein laat documenten uit zijn verleden zien aan de leerlingen.
Foto Olivier Middendorp

De 84-jarige Rolf Loewenstein in Eindhoven krijgt op een donderdagochtend in april drie leerlingen van basisschool De Wilderen in het naburige Waalre op bezoek. Hij heeft een album met voedselbonnen klaargelegd om te laten zien, en een houten spaarpot die hij kreeg van zijn onderduikouders. Pien, Mex en Mawin, alledrie 11 jaar, gaan met hun vragenlijst op de bank zitten. Loewenstein schenkt limonade in en deelt koeken uit. De kinderen steken van wal. „Hoe kwam je erachter dat de oorlog was begonnen?”

Dat heeft hij niet bewust meegemaakt, zegt hij, want hij was pas 1 jaar. Zijn ouders woonden voor de oorlog in Duitsland, ze hadden een schoenenzaak. „Kennen jullie Hitler?” De kinderen knikken. „Hitler hield niet van Joden”, zegt Loewenstein. „Hij zei: gooi de ruiten van hun winkels maar kapot.” Zo werd de schoenenzaak in de Kristallnacht verwoest. „Toen zijn mijn vader en moeder naar Eindhoven gevlucht, daar begonnen ze een nieuwe winkel, maar die werd gebombardeerd.” Het gezin dook onder bij een boer, bij wie ze in de hooiberg moesten slapen, ook in de winter. „Mijn broertje en ik huilden van de kou. De boer zei: jullie brengen mij in gevaar, die kinderen moeten weg. Toen is er een mevrouw gekomen die ons zou helpen, maar ze heeft mijn broertje, een jongetje van negen jaar, verkocht aan de moffen. Voor zeven gulden vijftig. Hij is vermoord in de gaskamer. Ik heb geluk gehad, ik kwam bij hele goede mensen in Apeldoorn terecht.”

Na afloop vraagt Ingrid van Zummeren, die de leerlingen vanuit In Mijn Buurt begeleidt, welk deel van het verhaal de meeste indruk heeft gemaakt. Dat stukje mogen ze de week erna vertellen in de klas, in de ik-vorm, alsof ze het zelf hebben meegemaakt. Loewenstein belooft dat hij komt luisteren.


Lees ook
Wat maakt de Joodse gemeenschap in Nederland mee?

Koosjere winkel David’s Corner in Buitenveldert.

Twijfel over veiligheid

Zo’n eindontmoeting is er eind april ook op De Kinderboom in Amsterdam-Noord. Er zijn zes ouderen uitgenodigd die zich hebben laten interviewen, onder wie Samuel de Leeuw (82). De kinderen noemen hem „leuk, grappig, eerlijk en direct”. Ze vertellen hoe hij als klein jongetje werd ondergebracht bij pleegouders in Limburg. Zijn vader en andere familieleden werden in de gaskamers vermoord. „Ze moesten douchen”, zegt een meisje. Bij ‘douchen’ maakt ze het gebaar voor aanhalingstekens.

De Leeuw heeft al vaak meegedaan aan het project, maar twijfelde deze keer. De laatste tijd voelt hij zich als Jood steeds minder veilig in Nederland. „Bij de synagoge staat nu zwaargewapende marechaussee. Ik heb de mezoeza, het kokertje met de heilige Joodse tekst, van mijn buitendeur gehaald.”

Toch deed hij weer mee, want hij vindt het belangrijk om als overlevende te vertellen over de oorlog. „Ik eindig altijd met de les die we ervan moeten leren: dat je alle mensen moet accepteren zoals ze zijn.”

De ontmoeting die hem de afgelopen jaren het meeste aangreep, was met een Syrische jongen. „Die zei: ‘Meneer, uw verhaal is ook mijn verhaal. Assad is net als Hitler. Ik heb ook mijn vader verloren in de oorlog.’”