Een dierbare verliezen kan de biologische veroudering versnellen, blijkt uit een langjarige Amerikaanse studie die kinderen volgt tot in volwassenheid. Mensen die een ouder, partner, broer, zus of kind verloren, hadden in hun dna tekenen van een hogere biologische leeftijd dan mensen met dezelfde kalenderleeftijd die geen verlies hadden geleden. Bij mensen die twee of meer naasten hadden verloren was de biologische leeftijd nog hoger. Het verband met veroudering was minder sterk bij mensen die als kind of jongere iemand hadden verloren. De studie verscheen maandag in het medisch-wetenschappelijke tijdschrift JAMA Network Open. De auteurs schrijven niet hoeveel maanden of jaren de deelnemers biologisch gezien ouder werden.
Dat het verlies van een dierbare samenhangt met langdurige gezondheidsproblemen is bekend. Het kan leiden tot psychische of cognitieve problemen, een hoger risico op hartziekten en een korter leven. De slechtere gezondheid zou kunnen komen doordat na de dood van het familielid de omstandigheden verslechteren, bijvoorbeeld door geldgebrek, maar ook door de psychische stress zelf. De auteurs opperen dat al deze factoren bijdragen aan versnelde veroudering. Dat dit bij deze mensen tot ziekte of vroegtijdig overlijden heeft geleid, is niet onderzocht.
Klokken
Tijdens veroudering gaat de functie van cellen in weefsels en organen langzaam achteruit. Het lijf heeft herstelprocessen, maar ook die worden na verloop van tijd minder efficiënt en er zijn individuele verschillen. De biologische veroudering is af te lezen in het dna, aan specifieke patronen van chemische ‘vlaggetjes’, zogeheten epigenetische klokken. De biologische leeftijd kan hoger of lager zijn dan de kalenderleeftijd.
De Amerikanen bekeken vier van deze klokken in het bloed van bijna 4.000 mensen van rond de 38 jaar, die al sinds hun tienertijd, vanaf 1994, worden gevolgd in een langjarige studie. Tussen 2016 en 2018 waren er interviews met deze mensen en werd bloed afgenomen.
Ongezonde reacties
Bijna 40 procent van de deelnemers had voor hun veertigste minstens één naaste verloren. Meestal was dat één van de ouders, en dat kwam het vaakst voor in volwassenheid. De versnelde veroudering kwam sterk naar voren bij mensen die als volwassene iemand waren verloren: bij mensen die als kind of adolescent een dierbare waren kwijtgeraakt, was de biologische veroudering vergelijkbaar met die van mensen die dat niet was overkomen. De auteurs denken dat dit komt doordat volwassenen sterkere ongezonde reacties op traumatische gebeurtenissen hebben, óf dat de veranderingen in het dna na een trauma in de kindertijd sneller herstellen.
De onderzoekers zagen grote verschillen in de mate waarin verschillende etnische groepen te maken hebben met het verlies van een familielid of partner. Mensen van Afro-Amerikaanse of Spaans- en Latijns-Amerikaanse afkomst hadden veel vaker te maken met de dood van een familielid of partner dan witte deelnemers: het trof 57 procent van de zwarte deelnemers, 41 procent van de hispanics en 34 procent van de witte mensen.