Nog geen vier maanden was Adam Hansen in functie toen Gino Mäder overleed. In de afdaling van de Albulapas verloor de Zwitserse renner de macht over het stuur en viel tientallen meters in een ravijn. De volgende dag overleed Mäder, 26 jaar oud, aan zijn verwondingen in een ziekenhuis aan Chur.
De dood van Mäder – op 16 juni een jaar geleden – galmt nog altijd door in de wielerwereld: de strijd voor veiligheid in het peloton staat prominent op de agenda. En de belichaming van die strijd is Adam Hansen. De Australische oud-renner (43) werd in maart vorig jaar voorzitter van de Cyclistes Professionnels Associés (CPA), de belangrijkste vakbond voor wielrenners.
Sinds zijn aantreden intervenieert Hansen regelmatig publiekelijk als de veiligheid van de renners in het geding is. Het was aan Hansen te danken dat de beruchte entree van het Bos van Wallers in Parijs-Roubaix dit jaar voorzien werd van een ‘chicane’, een haakse bocht die de snelheid beperkt. Tijdens de Giro d’Italia dwong hij de koersorganisatie een streep te zetten door de beklimming van de Passo dello Stelvio, waar het op dat moment ijskoud was en sneeuw op de weg lag.
Ook dit seizoen wordt het wielrennen weer geteisterd door ernstige valpartijen. Voorlopig dieptepunt: de ‘horrorcrash’ in de Ronde van het Baskenland in april, waarbij drie van de vier belangrijkste kanshebbers voor de Tourzege ernstige averij opliepen. Het aantal valpartijen, zegt Hansen, is de afgelopen jaren „behoorlijk toegenomen”. „Volgens cijfers van de UCI [internationale wielerbond] zijn we in 2024 nu al het aantal valpartijen van 2023 voorbij – en het seizoen is pas halverwege.”
Heeft de dood van Mäder een omslag teweeggebracht in het denken over veiligheid in het peloton? Een gesprek met Hansen via spraakberichten – de enige manier waarop hij geïnterviewd wilde worden.
Waardoor komt die toename in het aantal valpartijen?
„De competitie in het wielrennen is enorm toegenomen. Het gat tussen de beste en de slechtste coureur is kleiner geworden. Er is méér druk om te winnen, méér ploegen proberen de wedstrijd te controleren. Ook is de snelheid in koers omhoog gegaan, omdat het materiaal beter is geworden. Je hebt snellere wielen en frames, door schijfremmen knijpen renners later in de remmen. Een belangrijke sleutel is ook voeding. Renners eten de laatste jaren véél meer calorieën per uur, omdat sportvoedsel beter verteerbaar is. Als je meer energie hebt, kun je harder rijden.”
Is er genoeg gedaan aan veiligheid sinds Mäders dood?
„Er is een hoop gebeurd. In de Tour de France van vorig jaar heeft de ASO [Tour-organisator] extra maatregelen genomen in bergetappes, zoals betere bewegwijzering, audiosignalen en zelfs luchtkussens. In afdalingen hingen vangnetten op gevaarlijke plekken. Die zijn gewoon voorhanden, want ze gebruiken ze ’s winters op skipistes.”
Een maand na de dood van Mäder werd SafeR gelanceerd, een samenwerkingsverband van ploegen, renners en organisatoren dat de veiligheid in het wielrennen moet bevorderen. Van die club is sindsdien weinig vernomen, behalve dat voorzitter Jaap van Hulten (oud-Visma-Lease a Bike) al binnen een jaar vertrok.
Hansen is niet van mening dat SafeR weinig voor elkaar krijgt, al erkent hij dat „we nog steeds op zoek zijn naar een nieuwe voorzitter”. Hij wijst op een pakket maatregelen dat de UCI vorige week op voorspraak van SafeR bekendmaakte. Zo komt er vanaf het najaar een proef met gele kaarten voor renners, ploegleiders of motorrijders die zich roekeloos gedragen in koers. „In de Ronde van Zwitserland werd vorige week nog een renner geschept door de auto van de wedstrijdcommissaris. Die krijgt in de toekomst een gele kaart en bij twee keer geel een schorsing.”
De UCI gaat ook kijken of het gebruik van oortjes kan worden beperkt. En er komt een aanpassing van de ‘drie-kilometer-regel’, die bepaalt dat een renner bij een valpartij of lekke band in de laatste drie kilometer van een etappe dezelfde tijd krijgt als de groep waarin hij reed. Hansen: „In de Tour de France zal een grens gelden van vier of zelfs vijf kilometer. De organisatoren willen kijken of het daarmee nog veiliger kan worden.”
Geen gespierde taal
Hansen was bijna twintig jaar wielerprof, voornamelijk als knecht in dienst bij de Belgische Lotto-ploeg. Hij won niet veel, maar bouwde wel een reputatie op als ijzervreter: tussen 2011 en 2018 reed hij maar liefst twintig grote rondes (Giro, Tour, Vuelta) achter elkaar. Hij weet hoe het is om ten val te komen, zegt Hansen: alles bij elkaar brak hij in zijn carrière „zeventien keer een bot in mijn lichaam.”
Toen hij aantrad bij de CPA, als opvolger van de Italiaanse oud-prof Gianni Bugno, hield hij een sondering onder renners wat hun grootste zorg was. „Met stip op één kwam veiligheid. Dus dat werd mijn belangrijkste missie. Wielrennen is een gevaarlijke sport. Als je de veiligheid alleen al met 2 of 3 procent kunt verbeteren, kan dat levens redden.”
Hansen is zeer actief op sociale media, „want dat zorgt voor extra druk op organisatoren”. Hij is vaak te vinden in de koers en heeft veel contact met coureurs. „In iedere profploeg ken ik tenminste één renner persoonlijk. We werken bij CPA met een systeem van teamvertegenwoordigers. Zij praten met hun ploeggenoten en rapporteren daarna bij ons. Zo ben je maar één teamgenoot verwijderd van de hele groep.” In grote rondes werkt de CPA met Telegram-groepen, waar renners zorgen en klachten kunnen posten over veiligheid. „In de laatste Giro zaten daar 87 of 88 coureurs in. Dat is meer dan de helft van het peloton.”
Anders dan ‘gewone’ vakbondslieden slaat Hansen geen gespierde taal uit jegens werkgevers en machtige spelers in het wielrennen, zoals ASO en UCI. Dat komt hem wel eens op het verwijt te staan dat hij ‘te aardig’ is. „Op sociale media zeggen mensen tegen me: je doet je mond niet open bij een verschrikkelijke val in een ASO-koers, want je bent bang voor ze. Maar de ASO is gewoon heel prettig om mee te werken. Ze staan open voor nieuwe ideeën. Bij die chicane in Parijs-Roubaix was het heel goed samenwerken. Na Mäders dood hebben ze meteen een bijeenkomst georganiseerd over de gevaarlijke afdalingen in de Tour de France van dat jaar.”
Mäder kwam ten val in een afdaling die aan het slot van de etappe zat. Daar was veel kritiek op. Waarom leggen organisatoren de eindstreep van een bergetappe vlak na afdalingen, waardoor renners in de afzink extra risico’s gaan nemen voor ritzege of tijdwinst?
„Afdalingen in de finale blijven een lastige kwestie. Als je een bergetappe in een stad wil laten finishen, is dat per definitie aan de voet van een berg. Je zult dus afdalingen blijven houden aan het einde van etappes. Ik zeg altijd tegen organisatoren: renners moeten na een afdaling de ruimte hebben om op te schuiven of te sprinten. Je wil ze niet dwingen op de limiet te rijden in de afdaling, dan gaan ze onnodige risico’s nemen. Al heb je in de finale maar een of twee kilometer rechtdoor, waar renners elkaar voorbij kunnen, dan is het al veiliger.”
Nemen renners niet ook zelf te veel risico’s?
„Het risico zou niet in de handen van de renners zelf moeten liggen. Natuurlijk zijn ze verantwoordelijk voor hun eigen acties: wielrennen is een gevaarlijke sport en ze moeten zich bewust zijn van de risico’s. Maar je wil überhaupt situaties vermijden waarin renners zichzelf in gevaar kúnnen brengen. Dus geen extra obstakels of slechte bewegwijzering.”
Heeft u de afdalingen van de Tour van dit jaar al zelf verkend, zoals u vorig jaar deed?
„Nee, nog niet, want er zitten geen echt zorgelijke gevallen tussen. Maar ik ga naar de Tour en als er problemen zijn, dan laat ik van me horen.”