Uitlevering naar Bosnië? ‘Mijn kop gaat eraf als dat gebeurt’, zegt de emotionele drugsverdachte

Bewaakt door een parketwachter in vol ornaat maakt Mirza G. met zijn hand een snijbeweging langs zijn nek als de rechtbankvoorzitter in Breda uitlegt waar de zitting over gaat: het verzoek tot zijn uitlevering aan Bosnië. „Mijn kop eraf als dat gebeurt”, zegt de 45-jarige Bosnische Brabander hoorbaar voor iedereen in de rechtszaal tegen zijn advocaat Louis de Leon.

„U vreest voor uw leven?”, vraagt de rechtbankvoorzitter. „Dan ik word vermoord in gevangenis”, antwoordt Mirza emotioneel over zijn mogelijke uitlevering. Zijn ogen priemen in de richting van de twee officieren van justitie die de procedure voeren na een uitleveringsverzoek uit 2022 van de federale autoriteiten van Bosnië en Herzegovina.

Ondanks de emoties bij Mirza G. tikken de twee officieren vrij klinisch de formele criteria af, waaraan de rechtbank dit verzoek moet toetsen. Ze stellen vast dat de verdenking waarvoor Bosnië uitlevering vraagt – wapenhandel – ook in Nederland strafbaar is. Dat is een vereiste. Net als het gegeven dat Bosnië geen doodstraf meer kent; dit kan een belemmering zijn voor uitlevering. Mirza G. snuift als hij dat hoort, maar hij houdt zich op advies van zijn advocaat in. Hij mag nog wat zeggen.

De officieren van justitie gaan verder met de vaststelling dat Bosnië net als Nederland het Europees Uitleveringsverdrag heeft ondertekend. Dus moet Nederland volgens de officieren ervan uitgaan dat Mirza G. een eerlijk proces krijgt in Bosnië. Dit vertrouwensbeginsel staat een inhoudelijke toets van de strafbare feiten in Nederland in de weg: dat gebeurt in Bosnië.

Om tot uitlevering over te gaan, moet formeel wel een redelijk vermoeden van schuld zijn en de verdenking moet qua tijd en plaats specifiek zijn geformuleerd. En de officieren menen dat dit het geval is in de zaak van Mirza G., die tijdens het betoog van de officieren moeite heeft zijn emoties te beheersen. Gewoon uitleveren dus, adviseren de officieren van justitie aan de rechtbank.

Daar zit de pijn voor Mirza G. Voor hem is dit niet gewoon. Dat heeft te maken met de geschiedenis van zijn familie en zijn recente ervaring met het OM in Nederland.

Dino en Tito-kartel

Mirza G. is de oom van Edin G. Deze drie jaar jongere neef is een grote naam in het criminele milieu. Edin G., bijnaam Tito, wordt gezien als de leider van een smokkelorganisatie die ook wel het Dino en Tito-kartel wordt genoemd. Hij staat sinds maart vorig jaar op een Amerikaanse sanctielijst en behoort volgens de Amerikaanse Drugs Enforcement Administration (DEA) tot een van de vijftig meest invloedrijke drugssmokkelaars ter wereld.

Wie zaken met hem doet, wacht economische stafmaatregelen van de Verenigde Staten. Toch heeft het Nederlandse OM vorig jaar een deal gesloten met deze Edin G. Na procesafspraken heeft de Rotterdamse rechtbank Edin G. veroordeeld tot zeven jaar celstraf voor grootschalige drugssmokkel. Een transactie die tot Kamervragen heeft geleid, vanwege het feit dat hij op de Amerikaanse sanctielijst staat. „Is dat nou wel wenselijk”, wilde VVD-Kamerlid Ulysse Ellian weten. Volgens de minister van Justitie en Veiligheid is de status van Edin G. „niet zonder meer reden” om van procesafspraken af te zien. Ook na de antwoorden van de minister blijft onduidelijk waar Edin G. zijn straf zal uitzitten en of dat voor de Nederlandse autoriteiten controleerbaar is.

Na het uitbreken van de Balkanoorlog begin jaren negentig zijn Mirza en zijn neef Edin als tieners met hun ouders vanuit hun geboorteplaats Sarajevo naar Nederland gevlucht. Ze komen terecht in asielzoekerscentra in Breda en omgeving. De liefde brengt Mirza uiteindelijk naar een Brabants woonwagenkamp waar hij jarenlang inwoont bij de familie van zijn huidige vrouw.

Binnen de familie G. komt het tot een breuk als de intussen overleden broer van Mirza, de vader van Edin, een echtscheiding aanvraagt. „Dat heeft geleid tot ruzie in de familie”, vertelt Mirza die stelt dat hij zijn neef al bijna 20 jaar niet meer heeft gezien. „We zijn als water en vuur.”

Nog voor het overlijden van zijn vader in 2007 vertrekt Edin G. als jonge twintiger naar Peru, waar hij goede contacten opbouwt met producenten van cocaïne. Hij is in 2006 tot twee keer toe veroordeeld voor betrokkenheid bij drugssmokkel, blijkens een Nederlands rechtbankvonnis. Dat zit de ontwikkeling van een eigen organisatie voor de grootschalige smokkel van cocaïne naar West-Europa niet in de weg.

Volgens de Amerikaanse DEA is Edin G. net als Ridouan Taghi in 2017 aanwezig bij het huwelijk in Dubai van Daniël Kinahan, lid van de beruchte Ierse drugssmokkelorganisatie die de Kinahanclan wordt genoemd. Sindsdien staan Edin G. en zijn Dino en Tito-kartel ook op de radar van de Nederlandse autoriteiten. Na de start van een internationaal opsporingsonderzoek in 2017 wordt ook oom Mirza G. aangemerkt als lid van deze drugssmokkelorganisatie.


Lees ook
Justitie sluit deal met zeer invloedrijke drugssmokkelaar

De rechtbank in Rotterdam waar Edin G. half november is veroordeeld.

Liquidatieplannen

In het kader van dit onderzoek doet de politie in de zomer van 2019 een serie invallen, onder andere in de woning van Mirza G. en zijn echtgenote in Breda. Mirza en zijn vrouw die op dat moment in het buitenland verblijven, worden verdacht van witwassen van crimineel geld dat volgens justitie is verdiend met drugshandel.

Na het begin van dit onderzoek heeft Mirza G., al dan niet via zijn advocaat, contact met de opsporingsautoriteiten. Hij wordt gehoord en levert desgevraagd bepaalde stukken aan. Maar in het voorjaar van 2020 krijgt dat onderzoek een andere wending, vlak nadat Mirza zélf contact zoekt met de politie.

Op vrijdag 15 mei 2020 meldt hij zich bij het politiebureau in Breda om aangifte te doen tegen zijn neef Edin. Over wat daar is gebeurd verschillen de lezingen. Mirza wil vertellen dat hij van lijfwachten van Edin G. heeft gehoord dat zijn neef een half miljoen euro beschikbaar heeft gesteld om hem te vermoorden. Maar de politie weigert volgens Mirza G. de aangifte op te nemen en stuurt hem die vrijdag weg. In de versie van de politie kan de aangifte van Mirza G. niet worden opgenomen omdat hij „geen openheid van zaken wil geven”.

Drie dagen later, op 18 mei 2020, doet de politie opnieuw een inval bij Mirza thuis en wordt hij met zijn echtgenote ondanks hun eerdere medewerking aan het onderzoek aangehouden voor witwassen en voor de ogen van een van hun kinderen geboeid afgevoerd. De timing is opvallend, zijn toenmalige advocaat is woedend over de gang van zaken. Hij wil van de politie weten of de arrestatie van zijn cliënt samenhangt met zijn wens om aangifte te doen.

Op die vraag komt geen antwoord. Mirza G. doet per brief aan het OM alsnog aangifte tegen zijn neef Edin G. Daarmee hoopt Mirza, zo blijkt uit een proces-verbaal, het moordplan van zijn neef te verijdelen. De gevangenis waar Mirza verblijft neemt de kwestie serieus en geeft Mirza G. een zogeheten GVM-status, dat betekent dat hij voor zijn eigen veiligheid in een speciaal gevangenisregime terechtkomt.

Begin 2021 wordt Mirza G. in de gevangenis gebeld door een politie-agent met de vraag of hij zijn aangifte wil intrekken. Hij weigert: „Die aangifte is het beste wat ik gedaan heb.” Hij ziet in de vraag de bevestiging van zijn vermoeden dat zijn neef Edin G. wordt beschermd door de politie. „Hij verschaft informatie waardoor hij zelf buiten schot blijft”, zegt Mirza tegen de agent. „Dit is precies wat ik dacht en ik hoop dat de politie dit eerlijk op papier zet. Ik heb aangifte gedaan om mezelf te beschermen. Die trek ik niet in.”

Mirza G. voelt zich later weer bedreigd en vraagt in januari 2022 politiek asiel aan in Nederland omdat hij bescherming nodig heeft. „Mijn neef Edin G. werkt samen met de autoriteiten en wil mij vermoorden”, luidt de toelichting op de asielaanvraag die nog altijd in behandeling is.

‘In Bosnië is alles te koop’

De strafzaak tegen Mirza G. voor witwassen loopt nu in hoger beroep. Hoewel hij eind 2022 door de Bredase rechtbank is veroordeeld tot vier jaar cel, mag hij van het gerechtshof de behandeling van zijn straf in vrijheid afwachten. Toch zit hij weer vast. Dit keer voor de uitlevering naar Bosnië, een verzoek dat in mei 2022 is gedaan. Volgens Mirza is dit verzoek onderdeel van een samenzwering van zijn neef Edin G. en een aantal corrupte overheidsfunctionarissen. „In Bosnië is alles te koop en is de georganiseerde misdaad zeer invloedrijk”, vertelt Mirza G. tegen de Bredase rechtbank die wil weten waarom zijn neef Mirza dood wil. „Edin denkt dat ik heb verteld dat hij een informant is van de Amerikaanse DEA”, aldus Mirza.

Mark Rutte in januari dit jaar op bezoek bij Elmedin Konakovic, minister Buitenlandse Zaken van Bosnië en Herzegovina.
Foto ministerie van Buitenlandse Zaken Bosnië en Herzegovina

Volgens Mirza heeft hij dat niet gedaan maar het is wel de reden dat Edin G. boos op hem is en alles in het werk stelt Mirza naar Bosnië te halen. „In de Bosnische media worden regelmatig verhalen gepubliceerd over de bestuurders en opsporingsambtenaren die zouden samenwerken met Edin G. of door hem zouden worden betaald”, vertelt advocaat Louis de Leon namens zijn cliënt. „Een van de personen die wordt genoemd is de minister van Buitenlandse Zaken, Elmedin Konakovic.”

Het is een saillant detail omdat demissionair premier Mark Rutte bij een werkbezoek aan Bosnië en Herzegovina onlangs nog heeft gesproken met Konakovic in het kader van EU-toetreding. De omvangrijke corruptie in het land is daarbij een belangrijke barrière, zo blijkt uit een voortgangsrapportage van de EU uit het najaar van 2021. „Bosnië en Herzegovina staat aan het begin van de strijd tegen corruptie en de georganiseerde misdaad en heeft op dat terrein weinig voortgang geboekt.”

Mirza G. en zijn advocaat wijzen op publicaties in Bosnische media waarin wordt gesteld dat minister Konakovic met zijn familie in 2021 het huwelijk van Edin G. in Dubai bijwoonde op diens kosten. Ook Milorad Dodik heeft dit soort suggesties geuit. Dodik is president van de Servische Republiek, een van de twee entiteiten van de staat Bosnië en Herzegovina. De interpretatie van dit soort uitspraken is complex omdat de spanningen tussen de twee delen van Bosnië en Herzegovina – het Servische en het Bosnisch-Kroatische deel – de afgelopen jaren zijn opgelopen.

Volgens het OM kan Mirza G. al die beschuldigingen van corruptie en de gevolgen daarvan voor zijn veiligheid niet onderbouwen. Het is volgens het OM dan ook geen reden Mirza G. niet uit te leveren. Mirza G. heeft zich als lid van een criminele organisatie volgens de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina in crimineel verband schuldig gemaakt aan de smokkel van vuurwapens en drugs. Dat blijkt volgens het OM uit berichten die met een cryptofoon van Sky Ecc zijn verstuurd onder de bijnaam Savedcup. Het gaat om 25 wapens die zouden zijn betaald met één kilo cocaïne. Gezien het feit dat Mirza G. nog altijd de Bosnische nationaliteit heeft en deze feiten ook in Nederland strafbaar zijn, kan hij hiervoor worden uitgeleverd.

De advocaat van Mirza G. bestrijdt dat. De Leon stelt om te beginnen dat zijn cliënt ontkent dat hij de gebruiker is van de bijnaam Savedcup die met een Skytelefoon berichten heeft verstuurd waarop de zaak is gebaseerd. „Ieder bewijs daarvoor ontbreekt.” Volgens De Leon is dat van belang omdat er wel meer dingen niet kloppen in de stukken die de Bosniërs hebben aangeleverd.

Split

Hij wijst onder andere op de data waarop de strafbare feiten zouden hebben plaatsgevonden: in december 2020 en mei 2021. Zo staat in de Red notice, het internationale arrestatiebevel dat de Bosniërs over Mirza G. hebben opgesteld, dat de strafbare feiten onder andere hebben plaatsgevonden in december 2020. „Maar toen bleek dat mijn cliënt in die periode vastzat in een Nederlandse cel, zijn die data aangepast”, aldus De Leon. Iets soortgelijks is gebeurd met de cocaïne waarmee de wapens zouden zijn betaald. „In eerste instantie zou die cocaïne zijn geleverd in de Kroatische stad Split. Maar later is Split vervangen door Bosnië.”

De officieren bestrijden dat deze wijzigingen reden zijn het rechtshulpverzoek af te wijzen. Zij menen dat voldoende duidelijk is waarvan Mirza G. wordt verdacht.

De beslissing over de uitlevering van Mirza G. ligt bij de minister, de rechtbank spreekt zich alleen uit over de toelaatbaarheid van de uitlevering. De vrees van Mirza G. dat hij in Bosnië gevaar loopt is volgens het OM geen criterium op basis waarvan de rechtbank zich negatief kan uitspreken. „De rechtbank kan uitlevering alleen weigeren als sprake is van een voltooide schending van de rechten van de verdachte. Daar is geen sprake van. Op de vraag over mogelijke schending van de rechten van de verdachte in de toekomst, kan alleen de minister oordelen”, aldus het OM.

De Leon is het er niet mee oneens, maar stelt wel dat de rechtbank daarin een belangrijke rol vervult. „Ook als u dit niet negatief adviseert over dit verzoek kunnen uw overwegingen over deze zaak de minister ervan overtuigen om Mirza G. niet uit te leveren.” Mirza G. knikt en zegt. „Als ik word naar Bosnië moet ben ik dood voordat ik een rechter heb gezien.”

Komende woensdag doet de rechtbank uitspraak. De advocaat van Edin G. geeft geen commentaar op de beschuldigingen aan het adres van zijn cliënt.