De herdenkingsbijeenkomst voor filmmaker, interviewer en columnist Theo van Gogh in debatcentrum De Balie op het Leidseplein in Amsterdam was zaterdagmiddag open voor iedereen die dat wilde. De opkomst gaf een kraakheldere afspiegeling van Van Goghs nalatenschap, want zelden zat in de zaal zo’n gemêleerd publiek als die middag: prominente figuren van links tot rechts (journalist Jort Kelder, PvdA-wethouder Marjolein Moorman, oud-politicus en opiniemaker Zihni Özdil), familieleden van Van Gogh, oud-collega’s, en bovenal ‘gewone’ Amsterdammers: de mensen die zijn interviews missen, waarin nog écht werd geluisterd en gepraat, en de mensen die ongemakkelijk over hun stoel heen en weer schoven bij het lezen van Van Goghs soms ronduit beledigende columns.
Op 2 november 2004, om half negen ’s ochtends, werd Theo van Gogh in de Linnaeusstraat in Amsterdam Oost neergeschoten door de 26-jarige Mohammed Bouyeri, die daarna Van Goghs keel doorsneed en op zijn borst een dreigbrief achterliet aan de Somalisch-Nederlandse politica Ayaan Hirsi Ali. Bouyeri vond dat Van Gogh de islam had beledigd met zijn film Submission, een aanklacht tegen vrouwonvriendelijke teksten uit de koran. De dood van Van Gogh schudde het hele land op.
Beheerst en kalm
Juist gezien het nogal provocerende karakter van Van Gogh is het opvallend te noemen hoe beheerst en kalm het programma in De Balie zaterdag verloopt. Oud-bekenden – actrices Katja Schuurman en Olga van Zuiderhoek en zus Jantine van Gogh – gaan op het podium in gesprek met een imitator van Theo, als eerbetoon aan zijn praatprogramma Een prettig gesprek. Maar hoe doe je dat, een liefdevol eerbetoon aan iemand die dat waarschijnlijk helemaal niet had gewild, en bovendien zelf liever de wrijving dan de glans opzocht? „Theo had van deze avond een slappe penis gekregen”, klinkt het achteraf grinnikend vanuit de zaal.
„Dé mensen”, zegt Olga Zuiderhoek op het podium tegen de fictieve Theo, alsof ze even kon praten met de gereïncarneerde versie van haar oude vriend, „dat bestaat tegenwoordig niet meer. Er zijn alleen nog mensen aan de ene kant, en aan de andere kant.” Ze had die week gezien dat omroep ON! groots uitpakte met een herdenking van Van Gogh. „Jij bent hun held, samen met Wilders en Baudet. Ik vraag me steeds af: als je nog had geleefd, had je daar dan nu ook gezeten?”
Wat hij zei zat altijd op of over het randje. Maar niets van dat alles praat een moord goedHans Bosman herdenker
„Theo was grootstedelijk, zoals een Parijse kunstenaar, hij kon met humor mopperen, had branie, was brutaal”, zegt Yoeri Albrecht, directeur van de Balie. Albrecht organiseerde al eerder herdenkingen voor zijn vriend met wie hij vroeger tv-programma’s maakte, waaronder de eerste wake gelijk na Van Goghs dood, op De Dam. „Theo was het laatste kleinkind van de rauwe jaren ’60, hij had wel raad geweten met dit aangeharkte Amsterdam, deze vertrutte samenleving.”
Lachwekkend figuur
Van Gogh was „de André Hazes onder de columnisten”, zegt bezoeker Hans Konst (63) in de foyer van De Balie. In de jaren voor Van Goghs dood bezocht Konst regelmatig avondjes in Amsterdam waar de Van Gogh sprak, ze maakten achteraf soms een praatje. „Weet je wat zo fijn was aan die man? Het was een lachwekkend figuur. Veel van zijn standpunten gingen te ver, maar je zat wel altijd op het puntje van je stoel.” Van Gogh had charisma, zegt Konst, en dat waaide altijd over naar de bezoekers in de zaal.
„Hij vertolkte voor het grote publiek de stem van de caféganger, van de figuren op de Albert Cuypmarkt, de jongens van de straat. Nu praat helemaal niemand meer met elkaar.”
Broers Sasja (21) en Abel (23) Vergeer raakten in de ban van Van Gogh toen een van hen als puber een fragment van hem tegenkwam op YouTube. „Ik belandde daardoor op een kanaal met allerlei interviews van hem en heb dat toen aan Abel laten zien”, zegt Sasja. Hoe hun interesse voor Van Gogh werd gewekt? „Tja, je wil een recalcitrante puber zijn”, zeggen ze lachend in koor. „Van Van Gogh leerden we uitspraken waarmee we aan de keukentafel flink konden provoceren.” Sasja en Abel hebben zich door Van Gogh laten inspireren om met vrienden in discussie te gaan over vragen als waar de vrijheid van meningsuiting ophoudt, en of er zoiets bestaat als het recht om niet beledigd te worden.
Twee minuten stilte
Zaterdagmiddag wordt Van Gogh ook herdacht op de plaats delict, de Linnaeusstraat in Amsterdam-Oost. De zon valt op hotel The Manor Amsterdam, waar het twintig jaar geleden op deze dag grijs en grauw was. Een handjevol mensen met pamfletten in hun hand verzamelt zich onhandig op een stoepje tussen de autoweg en het drukke fietspad. Iemand leest via een versterkertje, maar toch onverstaanbaar, een fragment voor uit een boek. Een ander steekt een kaarsje aan en vraagt om twee minuten stilte.
Dan begint iemand opruiend te speechen, over het grote gevaar van de islam, en ‘muizen’ die ‘ons land vervuilen’. „Ik ben al weg”, mompelt een gesluierde vrouw op de fiets in het voorbijgaan. Het is geen geheim onder de aanwezigen dat een aanzienlijk deel actief is bij anti-islambeweging Pegida.
Op een paar meter afstand van het geheel staat een groepje mensen die elkaar begroeten. Ze kennen elkaar, ze komen elk jaar op 2 november samen op deze plek. Hans Bosman (60) heeft er niet zoveel mee, dat radicale geschreeuw even verderop, maar hij wil wel graag Van Gogh herdenken. „Ja, die man was wel een rauwdouwer”, zegt Bosman, „wat hij zei zat altijd op of over het randje. Maar niets van dat alles praat een moord goed.”
Ook Jan Baars (66) ziet de radicale islam al jaren als het grootste gevaar voor Nederland, zegt hij nadat hij Bosman een hand heeft gegeven, maar sinds de dood van Van Gogh weet hij niet waar hij daarover nog een écht gesprek kan voeren. Hij telt op zijn vingers: de laatste keer dat hij op de PvdA stemde, was in 1990. „Daarna heb ik nog een keer D66 geprobeerd met Van Mierlo, toen de VVD met Bolkestein, daarna Fortuyn, toen Wilders, daarna Baudet, maar hij werd een complotdenker. Ik heb me even aangesloten bij JA21 en heb nu weer PVV gestemd, maar ik denk dat ik het hierna ga opgeven. Ik pas kennelijk in geen enkel hokje.”
Baars mist Van Gogh omdat hij „álle partijen kritisch bevroeg”. Het mooiste vindt Baars de interviews van Van Gogh met de mensen die het helemaal niet met hem eens waren. „Daar kon je het nog stellig met elkaar oneens zijn en op een fatsoenlijke manier argumenten met elkaar uitwisselen. Er werd nog naar elkaar geluisterd.”