Duurzame bank Triodos gaat de beloning van haar raad van commissarissen toch niet verhogen. De bank was in aanloop naar een voorgenomen beursgang van plan om de commissarissen fors meer te gaan betalen, maar dat plan is van de baan, maakt Triodos maandagochtend bekend.
Aandeelhouders van de bank zouden op 23 oktober stemmen om de beloning van leden van de raad van commissarissen te verhogen. De vergoeding van de president-commissaris zou omhoog gaan van 30.000 naar 52.000 euro per jaar, die van individuele leden van 20.000 naar 35.000 euro. Maar sinds de bekendmaking van dit voorstel hebben veel beleggers „hun zorgen geuit”, meldt Triodos in het persbericht. Om die reden is het plan van de agenda gehaald.
Met deze stap wordt nog maar eens duidelijk hoe gevoelig de beloning van bankiers ligt. Triodos onderbouwde de voorgenomen verhoging met het argument dat er anders geen „hooggekwalificeerde leden” meer te vinden zouden zijn voor de raad van commissarissen. Het wordt dus interessant om te zien hoe het afblazen van dit voorstel uitpakt: vertrekken zittende commissarissen straks naar beter betaalde posten? Zijn hun vacatures moeilijk op te vullen? De tijd zal het leren.
Liveblog economieblog
Triodos ziet af van hogere beloningen voor commissarissen
Beide wetenschappers keken als kind het liefst naar de sterren, maar ze vonden elkaar in het onderzoek naar de kleinste genetische regelaars: micro-rna.
Victor Ambros (70) en Gary Ruvkun (72) ontvangen de Nobelprijs voor Fysiologie en Geneeskunde, zo werd maandag bekend, voor de ontdekking van dat micro-rna – een klasse van moleculen die op een verrassende manier regelen welke genen actief zijn in een cel. Deze moleculen zijn essentieel voor de ontwikkeling en de functie van alle meercellige organismen, ook mensen.
De ontdekking van Ambros en Ruvkun in het piepkleine wormpje C. elegans onthulde een nieuwe dimensie van genregulatie. Micro-rna is van belang voor de ontwikkeling van embryo’s, voor de functie van cellen, en speelt ook een rol bij de ontsporing daarvan. Het onderzoek naar micro-rna is relevant voor de behandeling van diabetes, kanker en auto-immuunziekten.
De regulering door dit micro-rna vindt plaats diep in de cel. Op basis van de genetische informatie die is opgeslagen in zijn dna maakt iedere cel in ons lichaam eiwitten, die hij nodig heeft voor zijn functie. Een gen – het recept voor een eiwit – wordt overgeschreven op een ‘kladpapiertje’, een molecuulsliert genaamd boodschapper-rna (mrna). Dat kladje gaat naar de eiwitproductiemachinerie in de cel. Daar wordt op basis van die informatie het betreffende eiwit gemaakt.
Onvermoede manier
Eiwitten zijn nodig voor alle functies van de cellen en organen in het lichaam. In ieder weefsel zijn dat weer andere eiwitten: in de lever is een andere selectie van eiwitten nodig dan in de hersenen. In de jaren zestig werd bekend dat zogeheten ‘transcriptiefactoren’ een rol spelen bij het proces van welk eiwit ontstaat. Deze factoren binden aan dna en zorgen ervoor dat mrna überhaupt wel of niet wordt gemaakt – vervolgens ontstaan ook de bijbehorende eiwitten in meer of mindere mate. Het mysterie van de genregulatie was met deze ontdekking opgelost, was lang de gedachte.
Maar Ambros en Ruvkun ontdekten een totaal andere en onvermoede manier waarop cellen reguleren welke eiwitten er moeten komen en welke niet. Als micro-rna’s zich binden aan het boodschapper-rna kan dat niet meer worden omgezet in eiwitten.
Het duo leerde elkaar kennen toen ze, eind jaren 1980, als post-doc werkten in het lab van de bioloog Robert Horvitz , aan het Massachusetts Institute of Technology. Bij Horvitz, die zelf in 2002 samen met twee anderen een Nobelprijs won, deden de twee moleculair biologen onderzoek aan het kleine wormpje Caenorhabditis elegans, een veelgebruikt model om genen te bestuderen. Het diertje is één millimeter lang en bestaat uit slechts duizend cellen, maar heeft net als andere organismen veel verschillende weefsels, zoals een darm, spieren en een zenuwstelsel. Het effect van een mutatie in een gen is daarin dus snel te zien.
Stukje van de sliert
Ambros en Ruvkun werkten bij Horvitz aan twee verschillende genen: lin-4 en lin-14. Allebei bleken die invloed te hebben op de groei van C. elegans. Een foutje in het lin-4 gen leverde ongewoon grote wormen op, een foutje in lin-14 juist ongebruikelijk kleine wormpjes. Al snel werd duidelijk dat deze twee genen elkaar beïnvloedden. Op de een of andere manier onderdrukte lin-4 de activiteit van lin-14. Maar hoe?
Victor Ambros toog daarna naar de universiteit van Harvard en stortte zich op lin-4. Hij wilde weten hoe dat gen eruitzag, en waar het precies zat in het genoom van het wormpje. Het kostte hem de grootste moeite om het boodschapper-rna van lin-4 te pakken te krijgen. En toen het eindelijk lukte bleek het een ongewoon klein stukje rna, slechts 22 bouwsteentjes, dat helemaal niet codeerde voor een eiwit. Het was geen mrna, maar iets kleiners: micro-rna.
Gary Ruvkun werkte ondertussen in zijn eigen lab aan lin-14. Dat bleek wel gewoon een gen met het bijbehorende mrna. Maar, zag hij, het laatste stukje van de sliert mrna werd helemaal niet gebruikt bij de eiwitproductie, maar leek betrokken bij die remming door lin-4.
Ambros en Ruvkun vergeleken hun bevindingen en kwamen met een revolutionair nieuw idee: het reguleren van de productie van eiwitten kan niet alleen gebeuren vóórdat mrna wordt overgeschreven van dna, maar óók nog daarna. Het kleine stukje micro-rna, lin-4, plakt aan het grote mrna van lin-14 en voorkomt zo dat die sliert in de eiwitproductiemachinerie belandt.
Dierenrijk
Ze hadden daarmee een nieuwe manier ontdekt waarop cellen reguleren welke eiwitten gemaakt moeten worden, en in welke hoeveelheden. Maar toen Ambros en Ruvkun in 1993 hun ontdekking publiceerden, kwam er nauwelijks reactie op uit de wetenschappelijke wereld. Het was zó ongewoon, onderzoekers dachten dat dit iets was dat alleen in het wormpje C.elegans speelde. Ook Ruvkun zelf zag toen nog niet dat het Nobelprijswaardig was, zei hij. „We waren jong, en het was zo quirky.”
Dat veranderde in 2000. Toen publiceerde Ruvkun zijn ontdekking van een tweede micro-rna, let-7. Dat bleek in het hele dierenrijk te bestaan, ook in menselijke cellen. Het onderzoeksveld explodeerde.
Meer dan duizend verschillende micro-rna’s zijn er inmiddels bij mensen ontdekt. Het blijken evolutionair sterk geconserveerde moleculen te zijn, die al honderden miljoenen jaren hun functie in cellen uitvoeren. Elk van die micro-rna’s in mensen reguleert een aantal verschillende genen – en andersom. Een enkel gen kan onder invloed staan van verschillende micro-rna’s.
Voicemail
Ruvkun en Ambros kregen al veel prijzen voor hun micro-rna-vinding en stonden allebei hoog op de lijstjes met nobelfavorieten. Toch hadden ze er kennelijk niet op gerekend. De telefoon van Ruvkun werd opgenomen door zijn vrouw, daarna pas kwam hij zelf aan de telefoon. Het Nobel-comité kreeg Ambros niet te pakken en moest daarom een bericht achterlaten op zijn mobiele telefoon.
Ruvkuns belangstelling voor de wetenschap begon toen hij als kind de eerste communicatiesatelliet boven de hemel van San Francisco langs zag komen. Na een tussenjaar waarin hij met andere hippies bezig was met bomen planten, stortte hij zich op Harvard op de genetische biologie.
Victor Ambros was de eerste wetenschapper in de familie. Zijn vader was een Poolse immigrant die in de VS zijn moeder ontmoette, met wie hij een boerderij begon. Ambros groeide op tussen koeien en varkens, maar raakte, net als Ruvkun, al jong geïnteresseerd in sterrenkunde en bouwde zelf een telescoop. Eenmaal op de universiteit vond hij dat hij te slecht was in wiskunde om verder te gaan met natuurkunde. Tegelijkertijd werd hij verliefd op de biologie en genetica.
De gezamenlijke ontdekking dat lin-4 en lin-14 elkaar beïnvloedden, noemde Ambros „een van de meest waardevolle momenten in mijn carrière”, al realiseerde hij zich nog niet dat wat ze in een worm hadden gevonden een algemeen mechanisme voor allerlei organismen was.
Bloed en urine
Inmiddels zijn wereldwijd onderzoeksgroepen met micro-rna bezig. In Nederland doet Michiel Pegtel in het Amsterdam UMC onderzoek naar micro-rna. Hij is opgetogen over de Nobelprijs voor Ruvkun en Ambros, al komt die wel aan de late kant. „Ze deden hun ontdekkingen al decennia geleden, ik denk dat ze even moesten wachten omdat er net een Nobelprijs was uitgereikt aan de ontdekkers van ‘small interfering-rna’, dat er sterk op lijkt.” Andrew Fire en Craig Mello kregen in 2006 de Nobelprijs voor dit natuurlijk mechanisme om genen uit te schakelen.
Pegtel is toevallig net onderweg naar in Belgrado om een lezing over micro-rna te geven. Zelf ontdekte hij dat lichaamscellen communiceren via piepkleine blaasjes die micro-rna’s bevatten. Hij onderzoekt onder meer hoe micro-rna in het bloed en urine gevonden kan worden, bijvoorbeeld om kanker op te sporen. „Dat leek in het begin onmogelijk.”
Er zijn veel nieuwe ontwikkelingen in het veld, vertelt Pegtel. „We kunnen steeds beter voorspellen hoe micro-rna’s in combinatie met elkaar celgroei en celdeling kunnen beïnvloeden. En we komen steeds dichter bij een therapie waarbij we bepaalde micro-rna’s kunnen uitzetten om cellen gevoeliger te maken voor kankerbehandelingen.”
Met de dood van Johan Neeskens (73) is weer een Nederlandse topvoetballer uit de gouden jaren zeventig op relatief jonge leeftijd overleden. In de periode dat topsport nog samenging met alcohol en nicotine. Neeskens was dit weekend voor KNVB World Coaches op pad op in Algerije, waar hij zondag onwel werd en stierf.
Op een persconferentie van het Nederlands elftal reageerde bondscoach Ronald Koeman maandagmiddag op het overlijden van de 49-voudig international. „Als klein mannetje was hij mijn grote idool. Op straat wilde ik Neeskens zijn. Zijn stijl van spelen sprak me ongelofelijk aan. Zijn strijd, met slidings. En hij was een penaltyspecialist.” Bikkelhard voor zijn tegenstanders, bikkelhard voor zichzelf. Zijn bebloede shirt in 1978 na de WK-finale tegen Argentinië vertelde het verhaal van een middenvelder die het meer van strijdlust dan van techniek moesten hebben. Met de bal toveren liet hij over aan Johan Cruijff, zijn in 2016 overleden maatje bij Ajax, FC Barcelona en het Nederlands elftal.
Schitterend zijn de vertraagde filmbeelden waarin hij met Feyenoorder Willem van Hanegem in een Europa Cupduel duelleerde. Slidings, tackles, elleboogstoten: om elkaar vervolgens vriendschappelijk overeind te helpen. Toen ‘De Kromme’ een paar jaar eerder Ajacied ‘De Nees’ in het ziekenhuis had geschopt, stond hij de volgende dag aan diens bed.
Neeskens’ winnaarsmentaliteit sprak bij het Catalaanse publiek zo tot de verbeelding, dat hij Cruijff in populariteit naar de kroon stak. Johan Segundo of El Torero schoffelde er ook in Camp Nou driftig op los. Aanvallen, verdedigen, hij was overal. Een box-to-box-speler, noemen ze dat tegenwoordig. Niet Ajax, maar Barcelona is altijd zijn favoriete club gebleven.
Onvergetelijk waren de penalty’s van Neeskens op het WK in 1974. Hij nam drie vrijwel identieke strafschoppen tegen Bulgarije (eentje moest er worden overgenomen): met de rechter wreef kiezelhard richting bovenhoek, sindsdien wordt zo’n penalty ‘à la Neeskens’ genoemd. In de finale tegen West-Duitsland schoot hij laag en dwars door het midden, doelman Sepp Maier dook tevergeefs naar de ‘Bulgaarse’ hoek.
Schillenboer
In Voetbal International blikte de arbeiderszoon – zijn vader werkte bij de Hoogovens en was in zijn vrije tijd schillenboer – terug op zijn arme jeugd. „Hij stond liever aan de zijkant te kankeren”, vertelde Han (koosnaampje van zijn moeder) eens. Met zijn vader moest hij met paard-en-wagen de wijk door. „Af en toe geneerde ik me, dat je overal om schillen en oud brood moest vragen”, zei de latere miljonair.
Hij werd gepest op de lts. „Ik was niet goed genoeg. Je kon merken dat ze dachten: hij is maar een dommerik. Maar tijdens gymnastiek sloeg ik terug. Dan was ik de beste. Of het nou hardlopen, verspringen of hoogspringen was; ik won de prijzen.”
Neeskens was amateur bij RCH in zijn geboorteplaats Heemstede, toen hij in 1970 voor een transfersom van 225.000 gulden naar Ajax ging. Hij was ook een talentvolle honkballer, jeugdinternational zelfs, maar koos voor een voetbalcarrière. Hij won met Ajax drie Europa Cups en een wereldbeker en speelde twee (verloren) WK-finales met het Nederlands elftal.
Fervent stapper
Trainer Rinus Michels zag hem in 1970 overgeven langs het oefenveld en adviseerde de jongeling meer op stap te gaan. Dat had Michels beter niet kunnen zeggen. Neeskens werd een fervent stapper en werd door een ploeggenoot en Ajax-veteraan opgeraapt. Zaterdagnacht sliep hij voortaan bij Sjaak Swart. „Dan zit hij lekker ontspannen in pyjama tv te kijken”, vertelde Swart in VI. „Ik weet precies wat ik tegen hem moet zeggen. Hij is daar erg gevoelig voor. Je mag nooit zeggen: je móét dit of je móét dat. Dan wordt hij te fel, te geprikkeld. Als je hem rustig zijn gang laat gaan, is hij een onbetaalbare kracht.” Bij de NOS zei Swart: „Ik heb Johan altijd als mijn eigen zoon beschouwd.”
Neeskens was intussen door verkeerde investeringen in de horeca van Zaandam in geldnood gekomen. Er werd beslag gelegd op zijn salaris en alle premies van Oranje gingen naar de fiscus. Pas toen Cor Coster, schoonvader en zaakwaarnemer van Cruijff, zijn transfer naar Barcelona regelde, waren de geldzorgen voorbij.
Na tien jaar internationaal topvoetbal koos hij in 1979 voor het avontuur en het grote geld bij de New York Cosmos. In de VS raakt hij buiten het veld soms weer letterlijk de weg kwijt. Ploeggenoot Wim Rijsbergen bevestigde dat Neeskens „aan de fles” was. „Hij lijkt wel een magneet. De verkeerde mensen hebben zijn hele leven beheerst.”
Zijn contract bij de Cosmos werd ontbonden en de man die in scheiding lag dook onder in Oostenrijk. Daarna volgden omzwervingen bij bescheiden clubs waaronder FC Groningen. Hij maakte in 1981 nog een geslaagde rentree in Oranje. Met dank aan bondscoach Kees Rijvers die hem in New York opzocht en bij hem thuis in Brabant wilde laten slapen. Neeskens was na de 3-0 zege op België „zielsgelukkig”.
Het waren de laatste stuiptrekkingen van een krachtmens op zijn retour. Net als veel oud-internationals was hij geen succesvolle hoofdcoach. Liever was hij hulptrainer. Zo assisteerde hij rond de eeuwwisseling op WK en EK de bondscoaches Guus Hiddink en Frank Rijkaard. Tussen 2000 en 2004 werd hij toch weer hoofdtrainer bij NEC, maar net als de speler Neeskens gedijde de trainer Neeskens beter in een dienende rol. De mens Neeskens ondersteunde later met een naar hem vernoemde foundation elf jaar lang kinderen met een beperking.
Eva Boswinkel zet lachend twee witte sticks met lippenbalsem op tafel. De vraag aan haar en de man naast haar, Sjoerd Potters, was wat ze van de plannen van het nieuwe kabinet vinden. Zij, wethouder te Zutphen (GroenLinks), heeft hem, burgemeester van De Bilt (VVD), eerder op de dag opgevolgd als voorzitter van de M50 – een samenwerking tussen oorspronkelijk zo’n vijftig en inmiddels bijna zeventig ‘middelgrote’ gemeenten (dertigduizend tot tachtigduizend inwoners). Het nieuwe kabinet, zegt Potters, bewijst alleen een „lippendienst” aan het belang van sterke regio’s en gemeenten. Dus vandaar, zegt Boswinkel, de lippenbalsem. Ze wijst op de tekst die op de sticks is gedrukt: „Tegen verschraling van de regio.”
Twee jaar was Potters voorzitter en steeds merkte hij, zegt hij, „dat we als gemeenten heel goede ideeën hebben en veel kunnen uitvoeren. De middelgrote gemeenten vertegenwoordigen samen zo’n zeven miljoen inwoners. Maar in Den Haag worden we niet gezien en gehoord”.
Dat zit in kleine dingen, zoals het gebrek aan werkbezoeken van Kamerleden – wat Potters, zelf oud-Kamerlid, ergens nog snapt, want het is ook lastig om uit de „Haagse bubbel” te breken. Het zit in projecten die alleen in grote steden worden georganiseerd, bijvoorbeeld over de leefbaarheid in zwakke wijken, terwijl middelgrote gemeenten daar óók problemen mee hebben. En het zit vooral in het verdelen van geld. „Qua inwoners hebben wij relatief de laagste rijksbijdrage.”
Miljoenennota
Twee jaar lang bonsden gemeenten op de Haagse deur, zegt hij. „Inmiddels is de regio hot, iedereen heeft het erover.”
Boswinkel valt hem bij: „Daardoor is het rapport Elke regio telt eens een keer níét in een la beland.” Dat rapport over regionale ongelijkheid, van onder meer de Raad voor Openbaar Bestuur, wordt in het hoofdlijnenakkoord vier keer genoemd.
Alleen: als Boswinkel en Potters naar de coalitieafspraken en de Miljoenennota kijken, dan constateren ze dat er weliswaar van alles wordt verwacht van gemeenten, maar dat het toch weer ontbreekt aan geld. Van de bouw van één miljoen woningen tot de opvang van asielzoekers tot een grotere bestaanszekerheid: „80 procent van het regeerakkoord kan niet zonder gemeenten worden uitgevoerd”, zegt Boswinkel. Maar in de begroting trof ze een „lege enveloppe” aan.
80 procent van het regeerakkoord kan niet zonder gemeenten worden uitgevoerd
Dat voedt een ontwikkeling waar gemeenten al jaren op wijzen: ze krijgen meer taken van de Rijksoverheid overgeheveld, maar niet het geld om ze goed uit te voeren. Daarbij dreigt 2026 het zogeheten ‘ravijnjaar’ te worden: vanaf dan worden gemeenten anders bekostigd door het Rijk, waardoor ze zeker 2,3 miljard euro per jaar mínder krijgen.
In aanloop naar dat ‘ravijn’ maakten gemeenten hun begrotingen voor komend jaar al sluitend. Ze gaan daarbij met name bezuinigen op het sociaal domein, de taken die zwakke inwoners moeten helpen, blijkt uit een analyse door adviesbureau BMC.
Lees ook
Slechts een op de zes gemeenten denkt in 2026 genoeg geld te hebben
Jeugdwerk
De ruimte om zélf keuzes te maken, toch al slechts zo’n 10 tot 15 procent van de gemeentelijke begrotingen, krimpt verder, constateren Potters en Boswinkel. Die laatste begint over een dilemma waar ze in Zutphen voor kan komen te staan. „We hebben best veel eenzaamheid onder jongeren, het aantal zelfdodingen stijgt. Daarom investeerden we in jeugdwerk en sociale wijkteams. Tegelijkertijd hebben we een buurtcentrum waar we ervoor zorgen dat migrantenvrouwen, terwijl de kinderen opgevangen worden, een mbo-diploma kunnen halen.” Tussen die twee programma’s moet ze kiezen. „Zeg het maar.”
Potters knikt, hij kent het dilemma. Bij hem kan het gaan om twee bibliotheken, waarvan een in een dorpskern. „Dat is dicht bij de inwoners, mensen komen er samen. Maar dat verliezen we als we ’m sluiten. Doodzonde, want je krijgt het niet snel weer terug.” En als die bezuinigingen onvoldoende blijken, denkt hij, dan ga je naar de subsidies voor verenigingen kijken. „Terwijl dat het bindmiddel van een gemeenschap is.”
Boswinkel: „Of neem gezondheidspreventie, ook een taak voor de gemeenten. Moet je eens voorstellen wat het op termijn gaat kosten dat we daar nu op bezuinigen.”
Toch draait een betere verhouding tussen Rijksoverheid en gemeenten niet alleen om geld, zeggen Potters en Boswinkel – hoewel het bijplussen van de 2,3 miljard euro zou helpen. Het gaat ook om samenwerking. Soms gaat dat goed, zeggen ze. Zoals toen de M50 bij toenmalig minister van Volkshuisvesting Hugo de Jonge (CDA) aan tafel kwam. Zijn plannen, vonden de gemeenten, maakten het vooral voor grotere gemeenten aantrekkelijker om te bouwen. Ze stelden een wijziging van de financiering voor en kregen hun zin. Boswinkel: „Wij kunnen sneller bouwen, omdat onze grond goedkoper is. Hij was blij, want hij kon extra huizen bijschrijven. En wij waren blij, omdat we konden bouwen voor onze inwoners.”
Inmiddels is de regio ‘hot’, iedereen heeft het erover
Maar steeds meer wordt de relatie tussen gemeenten en Rijk er een van „opdrachtgever en opdrachtnemer”, ziet Boswinkel. „Terwijl we een gelijkwaardige partner moeten zijn.”
„Het gaat ook om vertrouwen en een partnerschap voor de lange termijn”, vult Potters aan. „Waar willen we met Nederland over tien jaar staan en welke rol hebben gemeenten daarin te vervullen? Aan zo’n visie voor de lange termijn ontbreekt het.”
Het kabinet benoemt het belang van sociale samenhang, van sterke gemeenschappen, maar, zegt Boswinkel, „als je bij ons die verschraling laat toenemen, de dorpshuizen en de sociale infrastructuur weg laat vallen… Het kost generaties om dat te herstellen.”
Lees ook
Steeds meer jongeren in de knel, gemeenten draaien op voor stijgende kosten van jeugdzorg