Het zou begonnen zijn met drie kleuters in het Congolese dorpje Boloko die van een vleermuis zouden hebben gegeten, en vervolgens overleden. Inmiddels zijn er in deze nieuwe uitbraak van een dodelijke ziekte meer dan vierhonderd ziektegevallen gemeld en zeker 53 doden. Genetische tests in Kinshasa, de hoofdstad van de Democratische Republiek Congo, hebben uitgesloten dat het hier gaat om een uitbraak van ebola of marburg. Dat schrijft het regionale Afrikaanse kantoor van de Wereldgezondheidsorganisatie in een tussentijds rapport.
De drie kinderen met wie de uitbraak begon overleden al tussen 10 en 13 januari. Daarna zijn in het dorp Boloko in de Evenaarsprovincie nog enkele mensen overleden, evenals in het naburige dorp Danda. De slachtoffers hadden symptomen als koorts, overgeven, diarree, vermoeidheid, buikpijn, spierpijn en hoofdpijn. Bij enkele patiënten kwamen ook bloedingen voor, zoals die ook kunnen optreden bij hemorragische virusziekten als ebola en marburg. Vier bloedmonsters en een monsters van een overleden patiënt bleken eind januari echter negatief voor deze virussen bij pcr-testen in het National Institute of Biomedical Research in Kinshasa.
Geen ebola of marburg
De Congolese gezondheidsautoriteiten ontdekten vanaf 9 februari een tweede cluster van deze uitbraak van de onbekende dodelijke ziekte in de iets grotere plaats Bomate, honderdvijftig kilometer ten noordoosten van Bokolo. De onderzoekers konden geen link leggen tussen beide uitbraken, maar de symptomen kwamen overeen. In Bomate werden meer dan 400 ziektegevallen gemeld, en overleden zeker 45 mensen. Ook hier werden monsters genomen, die eveneens negatief testten op ebola en marburg.
Rond beide uitbraken zijn de medische hulpposten overbelast geraakt. Vanwege de afgelegen locatie en de zwakke gezondheidszorg-infrastructuur bestaat er „een verhoogd risico” dat de uitbraak zich nog verder zal uitbreiden, schrijft de WHO in het rapport. Of er een dodelijke infectieziekte of een levensgevaarlijke giftige stof in het spel is durven de autoriteiten nog niet te zeggen. Malaria, een onbekende virale hemorragische koorts, voedsel- of watervergiftiging, tyfus en meningitis behoren tot de oorzaken die de artsen nader onderzoeken.
Verspreiding naar Europa
„Wij hoeven niet bang te zijn dat deze ziekte zich snel naar Europa zal verplaatsen, want het gaat om een zeer afgelegen gebied met nauwelijks reisverkeer met Europa”, zegt professor Martin Grobusch, hoofd van het Centrum voor Tropische Geneeskunde en Reizigersgeneeskunde in Amsterdam UMC. „Maar voor de mensen in het getroffen gebied is dit wél zorgelijk”. Het gebrek aan goede gezondheidsvoorzieningen in combinatie met de armoede en gewapende conflicten maakt de lokale bevolking kwetsbaar, zegt hij.
Die omstandigheden kunnen bovendien het herkennen van een bekende ziekteverwekker ingewikkeld maken. „Afgelopen december was er ook een mysterieuze uitbraak in het zuidwesten van het land. Later bleek dat malaria, maar in combinatie met bloedarmoede en ondervoeding gaf dat een andere presentatie dan we van de ziekteverwekker kennen.”
In Congo steken regelmatig mysterieuze ziektes de kop op. Het is een van de armste landen ter wereld en inwoners zijn voor hun voedselvoorziening voor een groot deel afhankelijk van het eten van wilde dieren, reservoirs voor allerlei ziekteverwekkers. Vleermuizen staan erom bekend veel virussen bij zich te dragen.
Nieuwe verwekker
Toen Grobusch hoorde over de klachten van de drie kleuters, was hij in eerste instantie enigszins verbaasd dat ebola en marburg werden uitgesloten. „In combinatie met dat vleermuizenverhaal zou ik toch gelijk aan een van die twee virussen denken. Toen bleek dat er meer brandhaarden waren, werd dat al minder waarschijnlijk. En de pcr-test sloot dat helemaal uit.”
Er zou in theorie ook sprake kunnen zijn van een nieuwe, nog onbekende ziekteverwekker. Die besmet mensen juist op dit soort plekken, zegt Grobusch: in afgelegen regenwouden waar het contact tussen mens en dier groot is. „Maar logisch beredeneerd is de kans op vaak voorkomende virussen groter dan de kans op iets nieuws.”
De huidige stand van zaken vraagt om meer antwoorden, zegt Grobusch. „Dat de drie kinderen door iets anders ziek zijn geworden dan door de vleermuis is onwaarschijnlijk, maar we weten nog niet of die andere uitbraken rechtstreeks aan die drie gevallen gerelateerd kunnen worden.”
Lees ook
Lees ook: Welke ziekte zorgt voor een dodelijke uitbraak in Congo? Het zou malaria kunnen zijn
Ogen lezen. Sami al-Ajrami is er een expert in geworden. Bij elk gesprek dat hij voert, bestudeert hij de ogen van zijn gesprekspartner. Hoe vaak iemand wegkijkt, of iemand dwars door hem heen kijkt. Sami zag het zo vaak gebeuren, bijvoorbeeld bij een neef na een zoveelste Israëlisch bombardement. Lege ogen, die verraden dat iemand het niet meer aankan. Het kan ‘shell shock’ zijn, een trauma, of iemand is gewoon helemaal dolgedraaid.
Er is nog een reden waarom Sami zich in ogen is gaan verdiepen. Het gaat hem ook om hemzelf. Secuur volgt hij hoe iemand kijkt in een gesprek, omdat hij wil weten of hij zélf gek is geworden. Mensen die zijn doorgedraaid, wéten dat meestal niet. Ze denken dat ze normaal zijn, terwijl hun omgeving wel beter weet. Dat heeft hij vaak genoeg gezien. Dat besef heeft hem wantrouwend gemaakt. Misschien doet iedereen wel alsof je nog dezelfde bent als vroeger, terwijl ze achter je rug om zeggen: ‘Wat verdrietig hè? Sami ook al.’
Is hij gek geworden? Is hij nog dezelfde die hij was vóór 7 oktober 2023, de dag dat de oorlog tussen Israël en Hamas begon? Is hij gebroken? Een antwoord heeft Sami nog steeds niet, vertelt hij nu. Hij telt hoe vaak hij huilt, piekert of dat te veel of te weinig is, denkt na of hij uitvalt naar mensen. Hij denkt, of hoopt, dat het meevalt. „Misschien ben ik helemaal dolgedraaid. Misschien wel niet. Graaf maar niet te diep in het hoofd van een Palestijn. Je vindt er altijd duisternis.”
Op 17 april 2024, hij was toen 57 jaar, werd Sami al-Ajrami opnieuw geboren, zoals hij het zelf noemt. Op die dag wist hij Gaza te ontvluchten, een half jaar na het begin van de oorlog. Sami is geboren in Gaza, is in alles aan het piepkleine gebied verbonden. Nu hij er weg is, lijkt het leven van toen ook verdwenen. Herinneringen zijn alleen nog vaag. Simpele dingen, zoals de naam van een stamcafé in Gaza-Stad, schieten hem niet te binnen. Gaza lijkt weg.
In Gaza was het leven zwaar, natuurlijk, maar Sami wist precies wie hij was. Hij werkte jarenlang voor de Palestijnse Autoriteit van president Mahmoud Abbas als ‘analist Israëlische zaken’. Na de gewelddadige machtsovername door Hamas in 2007 werd hij journalist voor Israëlische en buitenlandse media, waaronder, sinds 2010, NRC. Sami reed correspondenten rond, regelde interviews, vertaalde, en redde journalisten met gevaar voor eigen leven uit benarde situaties. Tijdens lange werkdagen raakten we in 2010 bevriend.
Waar ik nu mee worstel, de vraag wie ik ben, daar zit bijna iedere Gazaan nu mee
Nu zit Sami op zijn balkon in De Tiende Dag van Ramadan, anderhalf uur rijden ten oosten van Caïro. De stad is het Suburbia van Egypte, met groene parken, brede straten en veel rust. Een conservatief-islamitische stad ook, waar mensen zich traditioneler kleden dan in Caïro. Sami kijkt uit op de snel uitdijende stad, zijn goed verzorgde moestuin, en daarachter het eeuwige geel van de Egyptische woestijn. Hier, in zijn nieuwe huis, drinkt hij zijn ochtendkoffie en rookt hij zijn sigaret, net als hij deed in Gaza. En hier vraagt hij zich hardop af wie hij is zonder alles wat hem Sami maakte: zijn werk, zijn bezittingen, zijn familie en vrienden. En zijn geheugen. De koffie en het uitzicht kalmeren hem, zegt hij.
Talloze koffies en sigaretten later heeft hij het antwoord nog steeds niet. Na zijn vlucht was hij een tijd stil, hij kon niet over zijn oorlogservaringen praten. Na enkele maanden ging hij schrijven. Hij schreef een verslag van de oorlog tussen Israël en Hamas, De sleutels van het huis, dat deze week in Nederlandse vertaling verschijnt. „Deze oorlog gaat niet alleen om de doden, de bommen, of de honger. Het is ook een oorlog om onze identiteit. Waar ik nu mee worstel, de vraag wie ik ben, daar zit bijna iedere Gazaan nu mee.”
Sami denkt aan de succesvolle zakenman die hij in de periode van de zwaarste bombardementen van de Gaza-oorlog tegenkwam op het strand van Rafah. Het was een van de laatste toevluchtsoorden om nog te schuilen voor Israëlische bommen. „Het was een man met een enorme status. Opeens was hij niemand meer, en zat hij daar, trillend van kou en honger in zijn tent, zijn Mercedes slordig achtergelaten. Of ik zag de eigenaar van een restaurant in Gaza-Stad die ooit zo trots was op haar plek, smekend op het strand om pitabroodjes om in leven te blijven.” Niemand hield meer doodsoorzaken bij, maar Sami zegt dat veel mensen zijn gestorven aan een gebroken hart.
Sami al-Ajrami (1967) heeft een zachte stem en een zachtaardig voorkomen. Maar hij weet wat hij wil. Hij regelt zijn zaakjes zelf, en eist in ruil autonomie op: hij doet de dingen zoals hij het zelf wil. Dat was altijd al zo. Hij trouwde, een gearrangeerd huwelijk, en kreeg een tweeling, de nu 20-jarige Ruba en Bisan, maar voelde zich diep ongelukkig en scheidde na enkele jaren van zijn vrouw. Hij is overtuigd atheïst. Geloof brengt alleen maar ellende, is zijn overtuiging. Hij drinkt alcohol. En hij spreekt vloeiend Hebreeuws, de taal van de vijand.
Sami al-Ajrami met de Italiaanse vertaling van zijn boek De sleutels van het huis.Foto Fatma Fahmy
Met hulp van een studieboek leerde Sami zichzelf deze taal in de jaren negentig. Zo kon hij in Tel Aviv in de bouw werken, Gaza was toen nog niet afgesloten van de buitenwereld. Zijn talenkennis leverde hem later een baan op bij de Palestijnse Autoriteit, en als correspondent voor Israëlische media – totdat Hamas het hem verbood. Vaak heb ik hem luid bellend in het Hebreeuws over straat zien lopen in Gaza, tot verbijstering van voorbijgangers.
Sami groeide op in het vluchtelingenkamp Jabalia, in het noorden, één van de meest gebombardeerde plekken van Gaza. Zijn grootouders waren bedoeïenen uit de buurt van Beër Sjeva, nu Israël. In 1948, toen Israël werd gesticht, werden ze met hun zes kinderen verjaagd naar Jabalia. In Sami’s geboortejaar 1967, toen Israël in de Zesdaagse Oorlog ook de Westelijke Jordaanoever bezette, vluchtten opnieuw honderden Ajrami’s naar Gaza. De clan bestaat nu uit zo’n zevenduizend familieleden, met een eigen bestuur en een mukhtar (een clanhoofd), eigen rechtspraak, zelfs een eigen straat in Jabalia, Ajrami Street, waar ook Sami’s familiehuis gebouwd werd.
Het drama van Sami, en van de Palestijnen in Gaza, begon niet op 7 oktober 2023. Gaza is volledig geïsoleerd sinds 2007, met muren, hekken, uitkijktorens en drones. Zoals iedere Gazaan leefde hij in een permanente angst voor zijn leven. De laatste oorlog was zijn vierde, en tel daar een burgeroorlog, twee Intifada’s (opstanden) en vrijwel dagelijkse luchtaanvallen bij op. Zijn dochter Bisan verloor in 2012 drie vingers van haar rechterhand bij een Israëlische luchtaanval. De gebeurtenis heeft zijn beide dochters diep getraumatiseerd. Nooit kon Sami zijn kinderen veiligheid bieden.
En altijd is er de dictatuur van Hamas, die mensen bang maakt. „Gazanen praten nooit openlijk over politiek, maar de frustratie loopt al zeventien jaar op. Hamas doet niets voor de eigen bevolking, speelt alleen maar dit macabare spel met Israël. Wij betalen de prijs met onze levens, onze veiligheid. Ze hebben nooit iets voor de bevolking gedaan, ze hebben geen weg aangelegd of school gebouwd, dat gebeurt alleen maar met hulpgeld. En de schaarse goederen die binnenkomen, zijn onbetaalbaar omdat we er hoge belastingen over moeten betalen. Als je er openlijk iets van zegt, schieten ze je in de benen of beland je in de gevangenis. Ze misbruiken de islam om kritiek onmogelijk te maken. De meeste mensen zijn diep religieus in Gaza, daar speelt Hamas op in.”
En hoe leefde hij, als atheïst, onder een conservatief-islamitische dictatuur? Sami neemt een extra lange trek van zijn sigaret, en kijkt lang voor zich uit. Dan zegt hij: „Ik heb mijn gemeenschap van vrienden en familie, zij weten dat ik niet geloof. Maar over religie praten in Gaza doe je niet, je uit je diepste gedachten nooit in het openbaar. Het is gevaarlijk.”
Sami is hier zo in getraind dat hij zijn atheïsme, in De Tiende Dag van Ramadan, goed kan verbergen. Hij haalt een paar keer per week eten bij een uitdeelpunt voor arme stadbewoners verderop in de straat, vooral om een sociaal netwerk te bouwen. Mensen kennen hem daar als ‘de Palestijn’. Hij helpt buren met klusjes en geeft ze ideeën om van hun voortuin een moestuin te maken. Hij wijst vanaf zijn balkon de moestuinen aan die onder zijn toezicht zijn aangelegd. Overal in de straat zijn mensen aan de slag gegaan met plantjes en irrigatiesystemen. „In Gaza hebben we geleerd iedere vierkante meter te benutten om ruim twee miljoen inwoners te voeden. Jullie verbouwen niets, waarom gaan jullie Egyptenaren zo slordig met jullie ruimte om?”
Sami houdt van land bewerken. De laatste keer dat hij echt gelukkig was, was hij aan het werk op zijn akkertje in het noorden van Gaza. Dat was op de avond van 6 oktober 2023. Sami had al zijn spaargeld gestoken in zijn langgekoesterde droom: een eigen stuk grond van vijfhonderd vierkante meter, waarop hij groente kon verbouwen en een huis kon bouwen, vlak bij de grens met Israël. Die dag had hij gewerkt aan het huis, met de buurman gekletst en gelachen. Het was laat geworden.
Op de vlucht
Het is gevaarlijk om te dromen in Gaza, zegt Sami nu. In de vroege ochtend van 7 oktober werd hij wakker van harde dreunen. Hamas stak de grens met Israël over en richtte daar een bloedbad aan. Ondenkbaar, dacht Sami altijd. Zelfs nu, een jaar en vier maanden later, kan hij het nog bijna niet geloven. „Iedere geit die te dicht bij de afscheiding kwam grazen, werd meteen doodgeschoten dankzij een volledig geautomatiseerde grensbewaking. En nu was er gewoon niemand om ze te stoppen.” Aan Israëlische zijde vielen 1.139 doden, het merendeel burgers. Ruim tweehonderd mensen werden als gijzelaar naar Gaza ontvoerd.
De Israëlische bommen vielen al snel overal in Jabalia. Sami wist dat de oorlog lang zou duren en hij besloot met zijn familie te vluchten naar het zuiden, waar het hopelijk veiliger was. In Deir al-Balah had zijn zus Sanaa een groot vakantiehuis laten bouwen, dat de familie ‘het chalet’ noemde. Het huis puilde al snel uit: driehonderd familieleden vonden er een plek. Iedereen kreeg een taak om de familie in leven te houden. Vrouwen moesten op zoek naar brood, kinderen moesten drinkwater zien te vinden of op de kleuters passen. Sami en de andere mannen moesten brandstof bij elkaar zien te scharrelen.
De dood was overal. Bommen vielen op drukke markten, scholen, op vluchtwegen. Op advies van Sami was een deel van zijn familie vanuit het belaagde noorden naar een ander huis in Deir al-Balah gevlucht. Juist dat huis werd kort daarop gebombardeerd, veertien familieleden kwamen om het leven. Sami zag de lichamen in het ziekenhuis liggen toen hij er als journalist verslag van deed. Zijn achteraf verkeerde advies kwelt hem tot vandaag.
Erger dan de dagelijkse angst voor de dood was de honger. Er was voor de volwassenen maar voldoende voor één maaltijd per dag, meestal rijst en bonen uit blik. Het ontbijt bestond uit thee zonder suiker. De maaltijd moest zo laat mogelijk gepland worden, zodat niemand met al te veel honger naar bed zou gaan.
Een maand na zijn vlucht naar Deir al-Balah nam Sami het besluit verder naar het zuiden te trekken. Hij kon niet werken in het overvolle familiehuis, en veilig was hij er nooit. Met zijn dochters trok hij in bij zijn vriend Said in Khan Younis, zijn familieleden bleven achter. Het huis werd een verzamelplek voor de progressieve vriendengroep van Sami, onder wie zijn goede vriendin Fatma Ashour, een bekende mensenrechtenadvocaat. Met twee vrienden nam hij de dagelijkse leiding van het huis op zich, en probeerde hij het schaarse voedsel eerlijk te verdelen.
Ook in Khan Younis waren Sami en zijn dochters niet veilig. „Vanaf het begin was me duidelijk dat we nooit echt konden vluchten”, zegt Sami nu. „Dit was nooit een oorlog tegen Hamas. Het was een oorlog tegen ons, en ons bestaan. Overal vielen burgerdoden, huizen waar geen Hamas-leden woonden werden aangevallen, een miljoen burgers uit het noorden sloeg op bevel van Israël op de vlucht naar het zuiden. Het was geen bijkomstigheid van de oorlog, het was naar mijn overtuiging juist het punt. Ons bestaan werd uitgewist, alles wat aan ons leven voor 7 oktober herinnerde. We zijn in die maanden van onze identiteit beroofd.”
Hamas doet niets voor de eigen bevolking, speelt alleen maar dit macabere spel met Israël
Bij een luchtaanval op Khan Younis raakte Sami gewond. Hij lag zoals altijd buiten te slapen, toen alle ramen van zijn huis sprongen door een knal dichtbij. De scherven kwamen in zijn been terecht. Als door een wonder werd zijn dochter Bisan, die naast een raam sliep, gespaard. Het gordijn viel op haar, waardoor de glasscherven haar niet raakten. Korte tijd later sloegen Sami en zijn dochters opnieuw op de vlucht, ditmaal naar een huis in Rafah, de zuidelijke stad waar het grootste deel van de Gazaanse bevolking inmiddels opeengepakt leefde. Het huis zat met 29 vluchtelingen stampvol.
Elke dag brokkelde de sociale samenhang daar verder af. Bendes liepen op straat om mensen te beroven, gezag was er allang niet meer. Vriendschappen gingen verloren omdat er gevochten werd om voedsel, een goede schuilplaats of een beetje brandstof. Sami was als gescheiden vader altijd een eenling in Gaza, maar opeens zag hij overal mannen hun vrouw verlaten omdat ze niet meer tegen de druk konden, of vrouwen van huis weglopen omdat ze geslagen werden door hun echtgenoot.
Familiebanden scheurden. Juist sinds de machtsovername door Hamas in 2007 waren families weer hechter geworden, zegt Sami, omdat niemand Hamas vertrouwt. De Ajrami-clan had een eigen ordedienst, rechtspraak en studiebeurzen. Maar familieleden raakten elkaar kwijt in de chaos, en iedereen werd elkaars concurrent. Op zijn balkon in Egypte zegt Sami: „Deze oorlog heeft het fundament van Gaza verwoest. De onderlinge solidariteit is weg. Ook de mensen die er nog zijn, kunnen nooit meer terug naar hun oude bestaan.”
Op een avond in januari 2023 stond een familie op de stoep bij Sami. Een echtpaar, vier kinderen en een stokoude vader smeekten om opvang. Sami moest de familie wegsturen, ook nadat de man hem snikkend in de armen was gevallen. „Er was echt nergens meer eten te vinden. Zelfs de blikken met witte bonen, die ons zo lang in leven hadden gehouden, waren nergens meer te vinden. De hele dag discussieerden we over hoe we zuiniger konden omgaan met wat we nog hadden.” Sami gaf de familie een rol plastic mee, bedoeld om de ramen, gesprongen na explosies, mee dicht te plakken.
Begin februari 2024 verloor Sami zijn vader Mohamed. Hij had alzheimer, was angstig omdat hij niet begreep waarom hij op de vlucht was, en kreeg koorts. Het ziekenhuis stuurde hem weg, er waren te veel gewonden. Hij stierf een paar uur later. Een fatsoenlijke begrafenis was er niet. Sami heeft geen afscheid kunnen nemen.
Uiteindelijk heeft Sami geluk gehad, zegt hij. Het lukte hem gebruik te maken van de allerlaatste mogelijkheid om Gaza nog te verlaten. De grensovergang met Egypte was allang gesloten. Maar wie vijfduizend dollar per persoon betaalde aan het Egyptische bedrijf Hala, een ‘reisbureau’ dat nauwe banden heeft met de Egyptische overheid, kon de papieren voor een overgang krijgen. Dankzij buitenlandse vrienden en collega’s die geld ingezameld hadden, konden zijn dochters in maart 2024 en hijzelf in april vertrekken. Vanuit Rafah werd een bus naar Caïro geregeld. Zijn dochters kregen een tijdelijk visum voor Nederland, hij een tijdelijke status in Egypte.
Klein Gaza
Tot voor kort was visrestaurant Abu Hassira een begrip in Gaza-Stad. Het restaurant was beroemd om de pittige en kruidige manier waarop de vis wordt klaargemaakt. Zoals vrijwel alle restaurants ligt Abu Hassira in puin. Maar de eigenaar wist te ontkomen naar Caïro, en opende daar onlangs een nieuw restaurant met dezelfde naam, en hetzelfde recept. Het fel verlichte restaurant zit op deze donderdagavond in februari vol.
Sami en Fatma Ashour, de mensenrechtenadvocaat die eveneens wist te ontsnappen, gaan er deze avond ook eten. Ze wijzen naar de andere tafels en bespreken wie ze zien. Het zijn bijna allemaal Gazanen. Aan de muur hangt Palestijns borduurwerk. Op de televisie zendt Al Jazeera de overdracht uit van vier zwarte doodskisten door Hamas aan het Rode Kruis. Het valt Sami op hoe weldoorvoed de militanten van Hamas zijn, terwijl de honger zo groot is in Gaza. „Ze stelen hulpgoederen, ze verrijken zich met belastingen. Ze zorgen alleen maar voor zichzelf.”
Sami al-Ajrami met Fatma Ashour, de Gazaanse mensenrechtenadvocaat die ook uit de Gazastrook wist te ontsnappen, in Caïro.
Foto Fatma Fahmy
In Caïro zijn sinds 7 oktober 2023 zeker 100.000 Palestijnen uit Gaza terechtgekomen. Ze leven in grote onzekerheid en meestal zonder geldige papieren. In Nasr City woont een groot deel van de Palestijnse gemeenschap. Klein Gaza, noemen sommigen de gemeenschap. Ze zoeken elkaar op in Abu Hassira.
Toen ze samen in Gaza op de vlucht waren, vertrouwde Fatma, een vrouw van 41, op Sami. „Hij was een journalist, kon analyseren, hij zou wel weten wat de beste strategie was. Sami kan bovendien goed organiseren, gaf iedereen iets te doen.” Wat moest Fatma in het huis doen? Ze schateren het allebei uit. Fatma is zo onhandig, zegt ze zelf, dat de anderen haar het liefst zo min mogelijk te doen gaven.
Net als Sami leerde ook Fatma goed naar iemands ogen te kijken. Zo polste ze elk moment van de dag of Sami bang was. Meestal kon hij haar geruststellen. Op één keer na. Fatma: „We hoorden het zoemende geluid van een drone dichtbij, een quadcopter die gezichten kan identificeren en mensen daarna kan doodschieten. Ik vroeg Sami: wat is dit voor geluid? Zijn we veilig? En Sami zei maar: ‘Ja, hoor, ja.’ Maar ik zag aan zijn ogen dat hij doodsbang was.”
Sami: „Ik dacht dat het voorbij was. Het gebeurde in een tijd dat Israël actief op zoek was naar journalisten. Ik voelde me bedreigd en opgejaagd, en wist dat ik jullie in groot gevaar bracht met mijn beroep. Ik kon niet liegen.” Volgens The Committee to Protect Journalists zijn er tussen 7 oktober 2023 en 20 februari 2025 170 journalisten en medewerkers van media in Gaza, Westelijke Jordaanoever, Libanon en Israël omgekomen door geweld.
Hoe goed de vis ook smaakt in Abu Hassira, hoe fijn het uitzicht op zijn balkon ook is, Egypte is niet Sami’s land. Egypte speelt een ingewikkeld spel als het om Gaza gaat. De grens is meestal gesloten. Gevluchte Palestijnen krijgen te maken met achterstelling en discriminatie. Tijdelijke visa worden niet verlengd, waardoor ze geen recht op onderwijs of zorg hebben. Groot was de schrik bij de Egyptische regering toen de Amerikaanse president Donald Trump onlangs zei dat de ruim twee miljoen Palestijnen in Gaza maar naar Egypte en Jordanië moesten, zodat projectontwikkelaars van Gaza een ‘Rivièra’ konden maken. Egypte heeft nu het initiatief genomen voor een ‘vredesplan’ dat Gaza met hulp van de internationale gemeenschap weer moet opbouwen.
Aan tafel hebben Sami en Fatma het erover. Kunnen ze ooit terug? Sami: „De meeste Gazanen hier willen terug. Ze willen hun huis opnieuw opbouwen, opnieuw beginnen met hun leven. Maar ik heb er geen vertrouwen meer in. Alles ligt in puin. Ja, zegt iedereen, maar dan bouw je het toch weer op? Maar dan wordt het weer verwoest. En daarna weer. Ik ben niet alleen al mijn bezittingen kwijtgeraakt, maar ook alle motivatie om nog iets te doen.”
Fatma: „Ik zou niet gedwongen willen worden te wonen waar ik woon, zoals nu. Ik wil terug naar Gaza, om dan uit vrije wil naar Egypte terug te keren.” Ze lacht. Maar ze zegt ook: „In Gaza heb ik mijn baan, die betekent heel veel voor me, mijn status. Ik vul hier mijn dagen ook wel, met een taalcursus en zwemles. Maar ik ben niet wie ik was in Gaza.”
Sami maakt plannen om in Egypte te blijven. Hij wil een stuk land kopen om groente en fruit te verbouwen. Hij wil nieuwe dingen proberen, zegt hij, maar niet meer in Gaza.
Sami en Fatma gaan voor een laatste waterpijp naar nóg een beroemde naam uit Gaza: het hippe café Jouzoor (‘wortels’). In Gaza zat hier de jonge elite van Gaza-Stad, mannen en vrouwen door elkaar. Ook de eigenaar van dit café, de zakenvrouw Mona Ghalayini, is naar Caïro gevlucht en heeft in een nieuw winkelcentrum haar verwoeste zaak heropend. Ghalayini schuift aan en rookt een waterpijp mee. Aan haar jas hangt een klein sleuteltje, het symbool van de verdrijving van de Palestijnen in 1948, en van het recht om ooit terug te keren. „Zoals de sleutel een symbool van hoop en onverzettelijkheid is, is mijn café dat ook.”
Het herboren café is opnieuw een ontmoetingsplek voor jonge Palestijnen. En Mona Ghalayini praat er vol trots over. Israël heeft al haar bezit, waaronder het luxe al-Deira Hotel aan de kust, platgebombardeerd. Maar in Egypte, zegt ze, is ze gewoon opnieuw begonnen. „Ik werk graag hard”, zegt ze. „Waar ik ook maar naartoe ga, daar zet ik mijn wortels in de grond, en maak ik er een succes van. Daarom heet dit café zo.”
Als we weglopen, zegt Sami: „Mona is dapper, maar er ligt een steen op haar hart. Ze is diep getraumatiseerd na het verlies van haar levenswerk.”
Sami is de wrange ironie van de geschiedenis niet ontgaan. De generatie van zijn ouders en grootouders werd verdreven in 1948. De meesten droegen daarna levenslang een sleutel met zich mee als herinnering aan een terugkeer, ooit. Ook Sami deed een sleutel in zijn binnenzak toen hij zijn familiehuis verliet en op de vlucht sloeg. Het huis zal hij nooit meer zien, dat is vernietigd door het Israëlische leger.
De sleutel die hij meenam, en zoveel Gazanen met hem, ziet hij ook als een vloek voor de generaties boven hem. „Ons verhaal, ónze sleutels, zorgen ervoor dat hun verhaal alleen maar verder in de geschiedenis verdwijnt. De Nakba, de tragedie van 1948, hoort bij de Palestijnse identiteit. Maar ook dat deel van onze identiteit is weer wat meer van ons afgenomen, zo voelt het.”
Sami heeft de huissleutel weggelegd, in een doos onder in de kast.
De situatie rond de oorlogsdreiging verandert zo snel, dat kan een wetenschapper nauwelijks bijbenen, zegt onderzoeker Riccardo di Leo telefonisch vanuit het European University Institute in Florence. In 2022 publiceerde de als econoom opgeleide politicoloog met twee collega’s een onderzoek naar opvattingen over de dienstplicht in vijftien Europese landen. Destijds zagen Europese politici dienstplicht vooral als een manier om de maatschappelijke betrokkenheid van jongeren te vergroten. Nu gaat het ineens weer over de traditionele opdracht van dienstplicht: verdediging van de landsgrenzen, marcheren, schieten, sneuvelen. „We zijn druk bezig met nieuw onderzoek naar de motieven om dienst te nemen”, zegt Di Leo.
Uit een enquête die onderzoeksbureau Ipsos woensdag publiceerde blijkt dat de zorgen over de oorlog in Oekraïne nu zo groot zijn, dat bijna zes op de tien Nederlanders vindt dat defensie moet worden versterkt. Dat geldt van PVV-kiezers (55 procent) tot aan D66’ers (74 procent). Bijna de helft van de 1.944 ondervraagden in een representatieve steekproef vindt dat het tijd wordt voor een Europees leger in plaats van losse nationale legers. En ruim een derde is voor herinvoering van de militaire dienstplicht die in 1997 werd opgeschort in de euforie van het eind van de Koude Oorlog.
Herinvoering van de dienstplicht is volgens 36 procent van de ondervraagden in de Ipsos-enquête een goed idee
De nieuwe realiteit met Russische agressie op het Europees continent en een nieuwe Amerikaanse president die hier geen halt aan lijkt te willen toeroepen, heeft zo te zien sterke invloed op de Nederlandse publieke opinie. De verschillen in de antwoorden tussen december vorig jaar en eind februari, toen de laatste ondervraging werd gedaan, zijn veelbetekenend. Op een stelling als ‘Nederland moet Oekraïne helpen door NL militairen naar Oekraïne te sturen’ antwoordde in december 11 procent ‘ja’. Nu is dat 25 procent. De oorlog in Oekraïne, waar een jaar geleden nog één op de zeventien Nederlanders zich zorgen over maakte, is nu het belangrijkste politieke thema voor bijna één op de vijf ondervraagden. Alleen migratie en asiel zijn belangrijker thema’s, en het klimaat is even belangrijk.
De verschuivingen in de publieke opinie gaan dwars door alle partijen heen. Kiezers van GroenLinks-PvdA waren in december nog niet erg enthousiast over versterking van de defensie: 38 procent zei dat toen te willen – alleen bij de Partij voor de Dieren lag dat percentage nog lager. Twee maanden en één Amerikaanse machtswisseling later is dat aantal bij GroenLinks-PvdA kiezers bijna verdubbeld naar 68 procent. De Ipsos-onderzoekers noemen het „opvallend” dat „ook kiezers van de PVV in meerderheid (55 procent) voor het versterken” van de Europese defensie zijn. Meer van de ondervraagde PVV-kiezers zijn nu ook vóór (39 procent) dan tégen (25 procent) een gezamenlijk Europees leger. Dat is opvallend omdat PVV-leider Wilders zich jarenlang heeft uitgesproken voor uittreding van Nederland uit de Europese Unie. „Ook rechtse politici en kiezers vinden het moeilijk de veranderingen bij te benen”, zegt Di Leo.
Rekrutering
In zijn onderzoek van 2022 sprak Di Leo nog van een ‘rekruteringscrisis’ in de Europese landen. „De defensie-organisaties in de verschillende landen haalden nooit hun doelstellingen voor het aantal nieuwe rekruten”, zegt hij telefonisch. Maar dat was toen een baan bij het leger niet zozeer leek op te leiden voor daadwerkelijke gevechtssituaties, meer voor vredesmissies. „Nu de balans verschuift naar landsverdediging, kan dat ook de balans tussen kosten en baten veranderen, zowel voor de rekruten als voor de overheid.”
Herinvoering van de dienstplicht is volgens 36 procent van de ondervraagden in de Ipsos-enquête een goed idee. Daarbij moet worden opgemerkt dat het grootste aandeel van de voorstanders (52 procent) te vinden is onder mensen die ouder dan 65 jaar zijn. Bij de ondervraagden tussen 18 en 24 jaar, de leeftijd waarbinnen de dienstplicht zou vallen, is meer dan de helft ronduit tegen.
De bereidheid om zelf dienst te nemen in zo’n leger is dan ook gering: 18 procent van de ondervraagden zegt „bereid en in staat” te zijn om het leger in te gaan als Nederland wordt aangevallen. Dat is 1 procent meer dan bij de ondervraging van december. Op de vraag of ze zouden willen en kunnen vechten als de Europese Unie wordt aangevallen, antwoordt 9 procent instemmend.
Lees ook
Debat over internationale troepenmacht in Oekraïne is voorbarig
Een intrigerend gegeven komt uit de antwoorden op de vraag of de ondervraagde er achter zou staan als een ouder, een kind, een partner of vrienden zou worden gevraagd mee te vechten in een oorlog. Bij een ouder stemt 9 procent in, bij een partner 14 en bij een kind 16 procent. Van vrienden zou 49 procent het prima vinden wanneer die ten strijde moesten trekken.
Over de mogelijkheid dat Nederland zou deelnemen aan een vredesmacht als buffer tussen de Russische en Oekraïense troepen, door premier Schoof nadrukkelijk geopperd, zijn de ondervraagden dieper verdeeld. Stel dat er in die omstandigheden een beroep wordt gedaan op alle Europese landen om deel te nemen aan zo’n vredesmacht, zónder de Amerikanen? ‘Vindt u dan dat Nederland deel moet nemen en er dus ook Nederlandse militairen naar de Oekraïense grens gestuurd worden om dit vredesbestand te bewaken?’ Bijna de helft (48 procent) is hier voor, zonder daar voorwaarden bij te noemen. Een op drie (32 procent) is sowieso tegen. Daar zijn ondervraagde kiezers van partijen als PVV (52 procent), Denk (71 procent) en Forum voor Democratie (75 procent) in (grote) meerderheid tegen. GroenLinks-PvdA is daar koploper: 68 procent van ondervraagden die op deze partij stemmen, is voor Nederlandse deelname aan een vredesmacht.
Lees ook
Heractivering dienstplicht? Dan eerst meer opleiders, oefenterreinen en wapentuig
Alarm in het Westland. De rode Amerikaanse rivierkreeften zijn opgerukt. „Ze vreten alles op”, zegt ecoloog Wilco de Bruijne van het Hoogheemraadschap van Delfland. Met vele miljoenen tegelijk vreten ze waterplanten en eitjes van vissen en amfibieën. Ze graven korte gangen in vooral steile oevers van watergangen, en daarna graven ze met hun scharen naar boven. Oevers verzwakken, de biodiversiteit en kwaliteit van het water daalt, zelfs de waterveiligheid is hier en daar in het geding. „Als het gegraaf van de rivierkreeften samengaat met muskusratten, droogte en vee op een dijk, dan kan een veendijk zomaar afschuiven”, zegt De Bruijne.
Bij een stuw in een waterloop bij De Lier, naast de kassen van een paprikakweker, is vorige week een nieuwe stalen beschoeiing aangebracht, waarbij bleek dat er op twee plaatsen grote kreeftengaten waren ontstaan. Door die gaten stroomde het water, om de stuw heen, naar het lagere water. „Dan kun je het gewenste waterpeil niet halen”, zegt gebiedsbeheerder Rob van Zijll.
En dan te bedenken dat het Hoogheemraad van Delfland duizenden van zulke stuwen kent. Vele dreigen lek te raken door de rode Amerikaanse rivierkreeft. Het exotische waterdier veroorzaakt met name in het veenweidegebied in het westen van het land veel schade. „Waar de rivierkreeft verschijnt, zijn binnen een paar jaar geen kikkers of padden meer, en ook de visstand daalt”, stelt De Bruijne. Niet zo vreemd, voor wie bedenkt dat elke moederkreeft vierhonderd tot zeshonderd eitjes bij zich draagt. „En als je een grote kreeft vangt, laten de uitgekomen eitjes los en vallen in de waterbodem, om daar op te groeien.”
Daar komt bij dat de waterkwaliteit daalt „als de rivierkreeft gaat woelen, waardoor het water troebel raakt en waterplanten niet meer kunnen groeien.”
Helder is het water in de watergang in De Lier inderdaad niet. „Ze graven zelfs door gronddoek heen”, merkt gebiedsbeheerder Van Zijll op. Ook op andere plaatsen zijn de sporen van de rivierkreeft zichtbaar. Bijvoorbeeld enkele kilometers verderop, in Schipluiden, naast de woning van Van Zijll. Langs een sloot ligt onder een geheel blauwe hemel een fris weiland, dat aan de randen aan het afbrokkelen is – het gevolg van kreeftengegraaf. De oevers van de sloot zitten vol gaten.
Schade is onacceptabel groot
Het Hoogheemraadschap stelt woensdag in een brandbrief aan staatssecretaris Jean Rummenie (Landbouw, Visserij en Natuur, BBB) dat het kabinet als verantwoordelijke overheid een begin moet maken met „vergaande maatregelen” ter bestrijding van de rivierkreeft. Het moet tientallen miljoenen euro’s vergoeden die waterbeheerders inmiddels hebben gemaakt om de „onacceptabel groot geworden” schade te bestrijden, en het moet de kosten vergoeden die waterbeheerders komende jaren maken om verdere schade te voorkomen.
Het Hoogheemraadschap Delfland poogt al jaren „in gesprek” te komen met het ministerie, maar zonder resultaat, schrijft de waterbeheerder. Als „enige beheersmaatregel” heeft het ministerie kreeftenbevissing door de beroepsvisserij met selectieve vangtuigen mogelijk gemaakt. „Deze beheersmaatregel is in geen enkel opzicht effectief gebleken.”
Staatssecretaris Rummenie „onderschrijft de urgentie die de waterschappen voelen”, laat zijn ministerie in een reactie weten. „Er zijn veel te veel rivierkreeften aanwezig in onze wateren.”
Schade aan een oever in Schipluiden.
Foto Olivier Middendorp
De rivierkreeften veroorzaken schade aan de oevers in de omgeving van De Lier.
Foto Olivier Middendorp
‘Ministerie heeft geen visie’
De populatie Amerikaanse rivierkreeften is in Delfland sinds 2010 „explosief toegenomen en dreigt alleen maar groter te worden”, schrijft het bestuur van het hoogheemraadschap. Een van de bestuurders van het hoogheemraad, Stijn van Boxmeer, zegt: „In gesprekken met het ministerie krijgen we steeds te horen dat beroepsvissers de rivierkreeften mogen wegvangen. Maar het gaat er niet om wíe ze mag vangen, maar dát ze worden weggevangen. Dat gebeurt niet. Wij laten de kreeften, met een ontheffing van het ministerie, vangen op plaatsen waar we waternatuur hebben aangelegd en de kreeften alles wegvreten. Dat kost ons alleen al komend jaar dertien miljoen euro. Terwijl dat de taak van de rijksoverheid is. En die heeft geen visie op hoe we een balans kunnen bereiken op wat een aanvaardbaar aantal zou zijn.”
De rijksoverheid heeft tot taak de wolhandkrab en de rivierkreeft te bestrijden. De waterschappen moeten zich bekommeren om de muskusrat en beverrat, en de provincies hebben tot taak de overige „invasieve exoten” op de Europese Unie-lijst te bestrijden, legt Van Boxmeer uit. „Wij zijn niet de enige die last hebben van de rivierkreeft. Denk ook aan gemeenten zoals Den Haag.” Binnenkort mogen waterschappen volgens het ministerie zelf „structureel” kreeften wegvangen. En Rummenie werkt aan een „aanvalsplan invasieve exoten” dat hij over enkele maanden hoopt te presenteren.
Een rivierkreeft op straat in de polder in de buurt van Bodegraven.
Foto Jippe Groenendijk/ANP
Steile oevers, flauwe helling
De kosten van het herstel van beschadigde stuwen en waterkeringen zijn goed te berekenen, stelt het Hoogheemraadschap van Delfland. Lastiger in te schatten is het „zeer kostbare” herstel van ecologische schade, het wegvangen van de kreeften én de schade voor boeren. Van Boxmeer: „Weilanden langs watergangen verzakken. En koeien zakken door de oever, raken te water en moeten er weer uitgetakeld worden.”
Naast het wegvangen van rivierkreeften is het vervangen van steile oevers door waterkanten met een flauwe helling een structurele oplossing, meent ecoloog Wilco de Bruijne. Het gaat dan om schuin oplopend talud dat is begroeid met riet en „goed doorworteld” is met waterplanten zoals lelies. De Bruijne: „In flauwe oevers kunnen kreeften niet goed graven. Uit onderzoek weten we dat er in die oevers circa zeven keer minder kreeften leven.” En uiteindelijk krijgen de kreeften, vandaag goed verstopt, in natuurlijke oevers ook meer natuurlijke vijanden. „Zoals futen. Of de snoek.”
Lees ook
Amerikaanse rivierkreeften zijn stressfactoren in de Nederlandse sloten