Dit is wat Elise Tamaëla (39) altijd dacht over leiders: het zijn mensen die graag boegbeeld zijn, taken verdelen, orders geven, boven de groep staan, doorpakken. Toen werd zij – oud-tennisprof – anderhalf jaar geleden gevraagd om bondscoach te worden van de Nederlandse tennisvrouwen. „Ik wil dit wel. Maar zo ben ik niet”, dacht ze.
Toch zei ze ‘ja’. Ook al wil ze van nature misschien liever onbelangrijk gevonden worden, zichzelf afschermen, te grote spanning niet opzoeken. Maak je maar niet druk om mij, ik red me wel – dat voelt voor haar vertrouwd. „Ik vond het allemaal heel spannend”, vertelt Tamaëla op het Nationaal Tennis Centrum in Amstelveen, „maar uiteindelijk ben ik er toch in gegroeid.”
Ik ben geen geboren leider, zei je toen je begon als bondscoach.
„Dat had dus te maken met mijn idee over leiderschap. Dat het altijd heel hiërarchisch moet zijn. Misschien een beetje raar om zo te denken, maar zo zat het gewoon in mijn hoofd.”
Heb je een manier gezocht om zo te worden, of juist om het anders te doen?
„Ik zou daar nooit komen, ik vind die manier van werken helemaal niet fijn. Dus ik wilde die taak wel op me nemen, maar dan vanuit mezelf.”
Hoe begin je zo’n zoektocht?
„Ik heb gesprekken gehad, met mijn vriendin, familie, ook met speelsters. En ik heb een jaar lang theaterlessen gevolgd. Dat heeft me wel vertrouwen gegeven.”
Het ging om zelfvertrouwen?
„Ik had de behoefte om met wat meer durf te werken. Dat ik iets in mijn hoofd heb en dat ook durf uit te spreken. Beter kan overbrengen waarom ik in bepaalde keuzes geloof.”
Hoe hielpen de theaterlessen daarbij?
„Het was een soort bewegingstheater. Je leert om jezelf neer te zetten. Van nature maak ik mezelf best klein, zit ik een beetje achterover. Ik wilde leren om vertrouwen uit te stralen én me daar fijn bij te voelen. Ik vond het geweldig leuk. Dat je emotie kunt tonen met je lichaam, met je stem – dat is allemaal heel bruikbaar in mijn nieuwe rol. En ook in de rest van mijn leven, trouwens.”
Heb je het verteld aan de speelsters?
[Ze lacht] „Já, dat heb ik gewoon gezegd. Ze hebben me er wel een beetje om uitgelachen hoor. Vond ik dan wel weer grappig. En ik weet bijna zeker dat ze er ook over hebben nagedacht, wat zoiets voor je kan betekenen.”
Je hebt eerder individuele speelsters getraind. Nu moet je voor het eerst teamgevoel creëren. Hoe doe je dat?
„In het begin heb ik met iedereen een-op-een-gesprekjes gevoerd. Wat heb je nodig? Waar kan ik je bij helpen? Ik wil weten hoe ze zich voelen, of ik kan helpen om dat te verbeteren. Tennis is natuurlijk een heel individualistische sport. Die meiden spelen bijna nooit in teamverband. Ze zijn allemaal elkaars concurrenten. Hun leven is heel erg op henzelf gericht: wat wil ik vanavond eten, hoe laat wil ik morgen ontbijten, hoe kan ik het beste mijn training indelen? In een week waarin we voor de Billie Jean King Cup spelen, zijn we ineens een team. Dat zijn ze totaal niet gewend.”
Jij zelf ook niet in je carrière als speelster, en later als coach, toch?
„Nee, maar ik vond het altijd juist fijn om met een team te spelen. Eigenlijk had ik misschien wat meer aan mezelf moeten denken toen ik nog tenniste. Ik was nooit zo bezig met wat ik zelf wilde.”
Nu sluit dat wel aan bij je rol.
„Als anderen zich goed voelen, dan voel ik me ook goed – nu is dat ideaal. Ik merk dat er grote verschillen zijn tussen speelsters. Sommige meiden moeten echt hun eigen programma draaien, met hun eigen coach. Zij zijn wat minder teamplayer. Als je die meiden overal bij wil betrekken, ze samen wil laten ontbijten, spelletjes doen, dan zijn ze uitgeput als ze de baan op moeten.
„Dus het is wel zoeken naar de beste manier om toch een teamgevoel te ontwikkelen. Sinds een aantal maanden probeer ik elke week met een aantal van die meiden hier in Amstelveen te trainen. Best lastig, want ze spelen over de hele wereld toernooien. Maar als het lukt, dan kunnen ze elkaar beter maken. Bij de mannen werkt dat ook goed.”
Sommige speelsters hebben dit jaar afgezegd voor de BJK Cup. Dat maakt het voor jou best lastig om een team samen te stellen.
„Ja, klopt.”
Je was kritisch toen Arantxa Rus en Arianne Hartono zich niet beschikbaar stelden. Ze wilden liever individuele toernooien spelen.
„Ik hoop dat deze generatie het gevoel krijgt: ik wil voor mijn land spelen. Ik begrijp echt wel dat je punten voor de wereldranglijst moet halen, en soms ook gewoon toernooien moet spelen om geld te verdienen. Bij Arantxa speelde toen ook nog dat haar vader heel ziek was. Dus het is ook logisch waarom meiden soms die keuze maken.
„Maar ik vind wel dat veel meiden erg gefocust zijn op hun eigen carrière en hun persoonlijke ranking. Er is meer dan dat. Het Wilhelmus horen, het tenue van de nationale selectie dragen, er zijn zóveel mensen die daar ongelofelijk trots op zouden zijn. Het is soms jammer dat de meiden daar nu minder gevoel bij lijken te hebben. Al moet ik zeggen dat iedereen er nu weer bij is en ik bij de laatste selectie ook iemand moest laten afvallen. Dus er zit ontwikkeling in. En bovendien: het is míjn taak om te zorgen dat iedereen erbij wil zijn.”
Als speelster ben je een tijdje gestopt, omdat je buiten het tennis wilde rondkijken. Toen ben je fysiotherapie gaan studeren.
„Ik vind het spelletje geweldig, maar ik wil buiten de baan ook iets leren – dat probeer ik de meiden ook mee te geven. Het gebeurt vaak dat ze vier uur trainen en de rest van de dag op de bank zitten. Op hun telefoon scrollen. Dat vind ik jammer. Ik weet wel dat ze jonger zijn dan ik, maar toch … Ik ben nu ook weer een studie begonnen. Rechten. Geen idee of ik er ooit iets mee ga doen, maar het lijkt me heel interessant.”
Wat gebeurt er met je als je zulke dingen niet doet? Als je niet je blik verbreedt?
„Dan kruip ik een beetje in mezelf. Mijn wereld wordt dan klein en dat vind ik zonde.”
Hoe helpt het je?
„Het kan druk wegnemen. Dat je niet alleen maar bezig bent met presteren. Veel meiden hebben een leven dat van jongs af aan alleen op tennis is gericht. Het kan best helpen om dan eens de vraag te stellen: is dit wel goed voor mij?”
Beroemde speelsters zoals Naomi Osaka en Bianca Andreescu zijn een tijdje gestopt met tennissen omdat de druk hen te veel werd.
„Ik denk dat het hiermee te maken heeft. Die hyperfocus op succes, waardoor je in een vervelende tunnel terechtkomt. Als je alleen maar Naomi Osaka de tennisster bent, en verder niks of niemand anders voor wie dan ook … dan komt er veel druk op je te liggen. Zij is in Japan ook een heel grote ster, het gaat om gigantische sponsorbedragen die ze krijgt. Dat kan dat je killen.”
Je hebt Kiki Bertens begeleid, die inmiddels is gestopt. Zij voelde zich ook niet helemaal thuis in de tenniswereld.
„Kiki is eigenlijk een teamsporter. Ze kan ontzettend goed tennissen en heeft een vreselijke hekel aan verliezen. Daardoor kon zij zichzelf zo ver pushen. Maar ze vond het wereldje niet altijd leuk. Veel mensen praten over geld, over dure dingen kopen. Zij is een familievrouw, is het liefste thuis. Dat was voor haar een continue strijd. Wij begrepen elkaar daarin wel. Soms gingen we ook spelletje doen samen, terwijl iedereen heel serieus bezig was over tennis. Dat werkte voor haar.”
Kan een speelster echt top zijn als ze zich niet goed voelt?
„Sommigen wel, anderen niet. Kiki heeft zich op momenten in haar carrière echt slecht gevoeld. Als ik me zo had gevoeld, had ik alle wedstrijden opgegeven. Dan had ik gedacht: zoek het uit. Maar zij werd de nummer vier van de wereld. Het is ongekend dat ze dat kon.”
Waardoor lukte dat dan?
„Zij was gewoon in staat om zichzelf heel hard te pushen, en ze kon ontzettend goed tennissen. Die gruwelijke hekel aan verliezen was ook belangrijk.”
Dat kan zo sterk zijn?
„Dat denk ik wel. Maar op de echt lange termijn is het lastig. Op een gegeven moment loop je tegen de muur.”
Zit daarin ook het potentiële beschadigende element van topsport?
„Ja, continu over je grenzen gaan. Dat is niet altijd leuk. Maar soms is het ook nodig in de topsport. Fysiek kan het ook lekker zijn. Mentaal kán het soms, maar niet jaar in, jaar uit.”
Hoe beweeg je als coach over dat koord?
„Goed luisteren, denk ik. Weten hoe een speelster zich voelt. Dan voel je aan wanneer je de grenzen kunt opzoeken, er misschien net overheen kunt. Dat je kunt pushen, of juist niet.”
Als je gaat pushen, is dat dan altijd in overleg? Hoe leid je mensen over grenzen?
„Je hoeft niet alles te overleggen. Dit is het werk van een coach. De intensiteit bepalen. Opschroeven en afschalen. Tijdens een pittige training kijken hoe het gaat, óf het nog gaat. Bij Kiki was die ruimte er op een gegeven moment niet meer. Ik moest elke ochtend precies aangeven welke inspanning ze moest leveren die dag. Dan bereidde ze zich daarop voor, en voerde ze dat uit. Op volle kracht, maar echt niets meer. Eigenlijk is dat geen manier van werken.”
Want daaraan zie je al dat iemand …
„… Het niet gaat volhouden. Ze heeft een comeback gemaakt na een blessure en was nooit meer pijnvrij. Dus wij hadden dit ook afgesproken: zo gaan we het laatste jaar in. Alles in overleg. En dat ging ook wel, maar eigenlijk is het niet goed, ook voor mij als coach niet. Want ik voelde wel dat zij eigenlijk niet meer wilde. Doordat het in overleg ging, kon het. En nu kunnen we er samen ook wel om lachen. Het heeft onze band niet verpest.”
Als je ziet dat een mens gelukkiger zou zijn zonder topsportcarrière, moet je dat dan bespreekbaar maken?
„Ik heb daar onlangs nog een gesprek over gehad met een speelster. Het helpt vaak al dat je het mág uitspreken. Je hoeft er niet eens wat mee te doen. Maar iets doen dat je niet gelukkig maakt, kan je echt breken. Je ziet het ook in de artiestenwereld. Ik heb een documentaire gezien over Avicii, de wereldberoemde Zweedse dj, die heel jong overleed. Zijn familie bracht daarna naar buiten dat het succes hem te veel was, dat de extreme stress niet bij zijn persoonlijkheid paste. De mensen om je heen moeten je beschermen. Als coach hoort dat absoluut bij je taak.”
Je kunt ook zeggen: als je de deur naar stoppen opent, kun je nooit meer top presteren.
„Maar wat is belangrijker? Misschien ben ik daarin te menselijk. Maar voor mij hoeft niet alles voor tennis te wijken.”
Was hier ruimte voor toen je zelf speelde?
„Nee, ik heb daar nooit heel erg over gepraat, die ruimte voelde ik niet echt. Ik weet niet of het begrip er was. Nu spreken veel speelsters zich uit en dat is goed. Toen moest ik zelf op ontdekkingstocht naar wat voor mij kon werken.”
Ben je in de laatste anderhalf jaar, als bondscoach, veranderd?
„Alles gaat spontaner nu. Ik voel me comfortabeler in mijn rol. Maar veranderd? Nee, dat denk ik niet.”
Zijn de twijfels die je in het begin had verdwenen?
„Er is altijd wel een stemmetje in mijn hoofd dat zegt: joh, bondscoach, kan je dat wel? Maar zo’n gedachte laat ik nu gewoon gaan. Ik voel me nu op mijn plek.”
Leeslijst