Op een steenworp afstand van de Duitse grens, op een kazerneterein in Coevorden, worden groene lijkzakken van een oplegger getild. Militairen in witte pakken dragen een lichaam op een brancard naar de groene boogtent. Een sergeant-majoor achter een opklaptafel noteert:
„ID nummer 895432.”
„Eenheid: 101 Genie.”
„Nationaliteit: Nederlands.”
„Herkenningsplaatje?”, vraagt de sergeant-majoor.
„Geen HEPLA! Nederlandse militair. Type: man. Naam: ‘Big’, Bravo-India-Golf.
Voorletter: Lima. Rang: soldaat 2.”
De gesneuvelde soldaat in de lijkzak is een dummie met een gefingeerde naam. In Coevorden oefenen de militairen van de militaire gravendienst voor het zwartste scenario: een grootschalig gewapend conflict met de Russische Federatie. In dat geval moet het peloton van luitenant Floris (zijn achternaam houdt hij om veiligheidsredenen geheim) rekening houden met 80 gesneuvelden per dag – zowel vriend als vijand.
De afgelopen decennia leidde de gravendienst een slapend bestaan. Nu een grootschalige oorlog niet langer kan worden uitgesloten, worden oude vaardigheden in hoog tempo afgestoft. Leiding geven aan het gravendienstpeloton is „geen droombaan”, zegt luitenant Floris, maar belangrijk werk, „gezien de internationale situatie”.
Ruim vierduizend Nederlandse militairen doen dezer dagen mee aan de oefening ‘Bastion Lion’, in een gebied dat zich uitstrekt van de Nederlandse grens tot aan het fictieve ‘front’, zeshonderd kilometer verderop aan de rivier Elbe.



Foto’s Vincent Jannink / ANP
Op weg naar deze frontlijn, in een bus dwars door Duitsland, blijkt dat Defensie met man en macht aan het werk is om de schade, ontstaan door 35 jaar bezuinigen, in te lopen. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat de landmacht nog niet klaar is voor een groot conflict – terwijl juist nu de kans daarop het grootst is.
Mocht er een bestand komen in Oekraïne, dan kunnen de Russen troepen vrij maken „om andere dingen te doen”, zegt Jan Swillens, commandant van de landmacht. „En de Russen weten ook dat de NAVO over drie à vier jaar veel sterker zal zijn dan nu.”
Vredesmacht voor Oekraïne
Afgelopen donderdag vaardigde de commandant der strijdkrachten, Onno Eichelsheim, ‘s lands hoogste militair, een zogenoemde ‘dagorder’ uit aan alle 76.000 defensiemedewerkers. Een uitzonderlijke gebeurtenis. Het ministerie, zo schrijft Eichelsheim, is bezig met het plannen van een Nederlandse bijdrage aan een eventuele vredesmacht voor Oekraïne. Tegelijkertijd moet de krijgsmacht invulling geven aan nieuwe NAVO-plannen, waarin de bondgenoten veel méér troepen op de been moeten brengen om een Russische aanval te kunnen afslaan.
Eind juni moeten de bondgenoten op de NAVO-top in Den Haag het eens worden over hoeveel de defensie-uitgaven (nu 2 procent van het bbp) moeten worden opgeschroefd. In de tussentijd, aldus Eichelsheim, moeten alle eenheden zo snel mogelijk opgeleid en getraind zijn. „Ik weet dat versneld gereedstellen veel vraagt”, schrijft hij , „maar het is nodig. We komen van ver.”
Hoe ernstig de situatie is, blijkt op een bedrijventerrein langs de Autobahn in Sülzetal, vlak onder Maagdenburg. Hier heeft kolonel Edwin Peters zijn ‘main supply center’ ingericht, een overslagplaats om de troepen aan het front te kunnen bevoorraden. Dat moeten de mannen en vrouwen van het bevoorradings- en transportcommando met soms stokoud materieel doen. Op de deur van een vaalgroene viertonnertruck zijn de roestplekken goed te zien. „Niet doorgeroest hoor”, zegt Peters snel.


Foto’s Vincent Jannink / ANP
Nu Nederland weer investeert in Defensie kan Peters het verouderde materiaal de komende jaren vervangen. En misschien komt er ook geld voor extra bewapening, communicatie- en nachtzichtapparatuur voor de chauffeurs. Maar ook daarmee zijn de problemen niet opgelost.
Op dit moment heeft Peters voldoende mensen en materieel om één brigade te bevoorraden, vertelt de kolonel. Zijn aanwijsstok glijdt over het organisatieschema, geprojecteerd op een scherm. „Maar de NAVO wil dat wij de drie Nederlandse brigades tegelijkertijd kunnen inzetten. Daar heb ik bijna drie keer zo veel mensen en materieel voor nodig.”
Een zo grote uitbreiding kan niet worden opgevuld met fulltime beroepsmilitairen. Defensie is daarom in overleg met transportbedrijven; civiele chauffeurs zouden de aanvoer tot op veilige afstand kunnen doen. Om zo snel mogelijk te kunnen beschikken over méér militaire chauffeurs is de rijopleiding op de vrachtwagens al ingekort van vier tot drie weken. Kolonel Peters hoopt dat er snel meer geld komt: „Besluiten we om de defensie-uitgaven te verhogen, dan moet het niet alleen gaan om vliegtuigen of tanks, maar ook om logistiek.”
Met extra bewapening zijn de problemen nog niet opgelost
Zo’n zestig kilometer verderop, aan de frontlijn, klinkt het geratel van machinegeweren en het gezoem van drones over de hei van oefenterrein Güz Altmark. Boven oefendorp Schnöggersburg hangen blauwe kruitdampen.
Op een verhoogde uitkijkpost heeft overste Martijn Pothuizen twee enorme stafkaarten uitgespreid. De twee gevechtsbataljons van de 13e Lichte Brigade uit Oirschot zijn bezig met het schoonvegen van het dorp en zijn in gevecht met de vijand. Omdat ‘13’ zelf niet genoeg gevechtseenheden heeft, worden ze bijgestaan door Duitse pantsergrenadiers en tanks, die grote stofwolken opwerpen aan de horizon.

De landmacht probeert zo goed mogelijk lessen te trekken uit de oorlog in Oekraïne, vertelt overste Pothuizen. Drones en radars hebben geleid tot „supertransparantie” op het slagveld. „Vroeger kon je je verstoppen in het bos en de vijand verrassen. Dat kan nu niet meer.” Om toch in de buurt van de vijand te kunnen komen wordt elektronische oorlogsvoering – het storen van verbindingen en waarnemingssystemen – steeds belangrijker.
De landmacht heeft al de blauwdruk liggen voor drie extra infanteriebataljons om de gaten in de brigades te dichten, zegt landmachtcommandant Swillens, als we doorrijden naar de volgende locatie. Tegelijkertijd moet er méér aandacht komen voor drones en elektronische oorlogsvoering. Als het aan Swillens ligt, krijgt elke brigade ook een eigen eenheid voor drones en CEMA (Cyber Elektronic Magnetic Activities). De landmachtstaf werkt verder aan plannen voor grote mobilisabele eenheden, die alleen in oorlogstijden worden geactiveerd. „De oorlog in Oekraïne leert ons dat een conflict lang kan duren”, zegt Swillens. „ We moeten het wel kunnen volhouden.”
Extra militair personeel
Volgens Swillens moet de legerorganisatie terug naar het model van de jaren tachtig, waarin een kern van beroepsmilitairen werd aangevuld met vele tienduizenden (ex)-dienstplichtigen. Dit keer hoopt Defensie dat te kunnen doen met vrijwilligers, die een militaire basisopleiding volgen en alleen opkomen in tijden van crisis. Een dergelijk model vergt niet alleen een enorme investering in het werven van mensen, maar ook in huisvesting, opleiding en grote hoeveelheden extra militair materieel. Swillens: „Nu hebben we die spullen nog niet. Maar als we nu bestellen, hebben we die over drie à vier jaar wél en kunnen we nadenken over een groeipad naar een dergelijk model.” Dezer weken onderhandelt de coalitie over de Voorjaarsnota. Het verder verhogen van de defensieuitgaven staat daarbij hoog op de agenda.
Onlangs gaf Swillens een lezing op het ministerie van Sociale Zaken. De generaal merkte dat er veel angst onder ambtenaren was. „Dat is niet wat ik wil uitstralen”, zegt Swillens op de appèlplaats van een voormalige Sovjetbasis, waarop de landmacht met groene tenten een veldhospitaal heeft ingericht. Ambulances rijden af en aan, ‘gewonden’ worden naar binnen gedragen.
Mochten de Russen aanvallen, dan zal de NAVO altijd winnen, zegt Swillens. „Ik denk ook niet dat er een oorlog komt. Maar we moeten realistisch zijn: de kans is ook niet nul.”
