Stadsherrie in het ei benadeelt de gezondheid van vogels al behoorlijk

Een normale blootstelling aan alledaagse stadsgeluiden heeft een grote negatieve invloed op vogeljongen die nog in het ei zitten. Dat schreven Australische en Spaanse biologen eind april in Science na experimenten bij zebravinken. ‘Geluidsverstoorde’ eieren komen vaker niet uit, en jongen die wel uit het ei komen, groeien minder goed en hebben minder goede bloedwaarden. Zelfs op dna-niveau is er schade te zien. En uiteindelijk planten ze zich zelf als volwassen vogel minder succesvol voort.

Het is al langer bekend dat lawaai van menselijke activiteiten, zelfs bij relatief lage geluidsniveaus, voor dieren schadelijk kan zijn. Onderzoek bij zeezoogdieren, vogels, kikkers, vissen en insecten heeft laten zien dat zij anders met elkaar communiceren en zich anders gedragen als ze worden blootgesteld aan menselijke geluiden. Duidelijk is dat dieren er stress van krijgen. Maar de invloed daarvan op ongeboren en jonge dieren is nog nauwelijks onderzocht, schrijven de auteurs in Science. En al helemaal niet op een manier waarbij je indirecte effecten uitsluit: namelijk effecten op de ouders, die dan doorwerken in de jongen.

De Australische en Spaanse onderzoekers bedachten daarom een serie experimenten om die indirecte effecten uit te sluiten. Dat deden ze door de eieren ’s nachts weg te halen bij de ouders en in een broedstoof bloot te stellen aan verkeersgeluiden of zebravinkenzang, beide op gematigd geluidsniveau (65 dB, vergelijkbaar met het geluidsniveau op vijftig meter afstand van een snelweg). Een controlegroep lag ’s nachts in een stille broedstoof. Andere groepen kregen dezelfde behandeling ook nog eens tussen vier en dertien dagen na het uitkomen.

Afgesleten telomeren

De verschillen waren groot, aldus de onderzoekers. In de stiltegroep en de vogelzanggroep kwamen bijna alle eieren uit; in de verkeersgeluidengroep maar zo’n 60 procent. Op dag twaalf waren jongen die zowel voor als na het uitkomen aan verkeersgeluid waren blootgesteld, 11 procent kleiner en ruim 14 procent lichter dan soortgenoten die even luide oudergeluiden hadden gehoord. Hun telomeren (de dna-uiteinden; een maat voor ‘slijtage’ van het dna) waren significant korter (meer ‘afgesleten’). Hun hematocriet (een maat voor de hoeveelheid rode bloedcellen) was significant lager. En uiteindelijk kregen ze in hun hele levensduur 59 procent minder nageslacht.

Deze negatieve effecten zagen de onderzoekers ook, hoewel minder, bij vogels die alleen als ei waren blootgesteld aan verkeersgeluid. Opmerkelijk, schrijven ze, want tot nu toe gingen biologen er vanuit dat het gehoor zich bij nestblijvers (vogels die niet direct na het uitkomen het nest verlaten) pas na het uitkomen ontwikkelt. De invloed van verkeersgeluid op de kuikens was additief: hoe meer dagen blootstelling, hoe meer effect.

gedragsecoloogHans Slabbekoorn Die vogels zijn onze kanarie in de kolenmijn

In deze proef verliep het effect dus niet via de ouders (die ook door lawaai gestrest kunnen zijn, wat de ontwikkeling van hun jongen kan beïnvloeden), maar via de jongen zelf, concluderen de onderzoekers. Hoe dat precies werkt, is volgens hen nog onduidelijk. Zó’n grote impact van geluidsniveaus die dieren én mensen dagelijks meemaken, „is zorgwekkend”, schrijven ze, en vraagt om maatregelen om antropogeen geluid zo veel mogelijk te beperken, „niet in de laatste plaats tijdens de vroege ontwikkeling.”

„Dit mogen we ons zeker serieus aantrekken”, reageert Hans Slabbekoorn, hoogleraar akoestische ecologie en gedrag aan de Universiteit Leiden. Hij schreef een commentaar bij de studie in Science, maar was er niet zelf bij betrokken. „Niet alleen voor dieren in de natuur, maar ook voor de mens is dit heel urgent”, zegt hij. „De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft al sinds 2011 diverse rapporten gepubliceerd over de ‘gezonde levensjaren’ die verloren gaan door blootstelling aan geluiden van 65 dB en hoger. Op veel plekken in de stad en langs de snelweg is het al snel luider dan dat. En dan gaan we ook nog eens naar popconcerten en gebruiken vaak koptelefoons. Alles bij elkaar is dat een grote schadepost die we lang niet serieus genoeg nemen.”

Bijzonder aan de studie met de zebravinken vindt Slabbekoorn de uitgekiende experimentele opzet, die effecten op de ouders omzeilde. „We wisten al wel langer dat er grote effecten zijn van geluid op oudervogels”, vertelt hij. „Ons eigen onderzoek heeft bijvoorbeeld laten zien dat ouders het nest vaker bezoeken in een rumoerige omgeving. Wellicht levert dit een soort compensatie op, want wij vonden geen negatieve effecten op groei en overleving van de jongen.”

Niet alleen luide geluiden, maar álle geluiden die je aandacht vragen, kosten energie, legt hij uit. „Geluiden belasten als het ware je werkgeheugen. Dat kun je daardoor minder goed inzetten voor andere dingen. Kijk maar naar jezelf: als jij achteruit moet inparkeren, dan wil je ook dat het op de achterbank stil is.”

Voortdurende extra belasting van dat werkgeheugen kan op de lange termijn stress opleveren, ook ongemerkt, aldus Slabbekoorn. „En dat heeft allerlei effecten. Bij deze zebravinken dus zelfs tot in de volgende generatie.”

Bevindingen in dieronderzoek hebben hier en daar geleid tot aanpassingen, vooral voor zeezoogdieren. Voor het heien in windmolenparken op zee zoeken ingenieurs bijvoorbeeld naar stillere technieken. Maar hoe verhouden deze uitkomsten bij zebravinken zich nu tot ons eigen dagelijks leven? „Die vogels zijn onze kanarie in de kolenmijn”, stelt de Leidse hoogleraar. „Dat hele stresssysteem werkt bij vogels net zoals bij ons. Dus die effecten zijn er bij ons ongetwijfeld ook.”

Lawaai in de couveuse

En dan heeft hij het niet alleen over snelwegen, popconcerten en koptelefoons. Een relevante context is volgens hem bijvoorbeeld ook de couveuseafdeling in het ziekenhuis. „Onderzoekers hebben de geluiden in zo’n couveuse weleens gemeten. Het is een gigantisch lawaai van ventilatie, pompen en andere machines, en die geluiden resoneren ook nog eens extra in zo’n bak. Zo wil je kwetsbare baby’s toch niet hun eerste weken laten doorbrengen?”

Slabbekoorn trekt een parallel met de ontwikkelingen in de anesthesie. „Vroeger dachten we: baby’s hoef je niet te verdoven tijdens een operatie, want die voelen toch nog geen pijn. Nu weten we wel beter. Maar nog altijd hebben we couveuses die alleen zijn ingericht op temperatuur en monitoring, niet op geluid.”