Sprekers, maar ook schrijvers, korten hun taal al eeuwen in

Woord We spreken en schrijven zelden in volzinnen maar in ellipsen, ziet . En dat al heel lang. Neem nu bijvoorbeeld: ‘Hoe dan?’

Toen dertien jaar geleden de vorige premier van Nederland aftrad, haalden taalliefhebbers opgelucht adem. Eindelijk zou het roer overgenomen worden door iemand die zijn zinnen wel afmaakte en niet de helft van de woorden inslikte. Het zouden gouden tijden worden, maar helaas.

Nog maar een paar maanden geleden opende de papieren krant van NRC met de kop Nederland op de schop – hoe dan?. Wie wilde weten waar dit op sloeg en welke woorden aangevuld moesten worden, diende het gehele artikel te lezen. Misschien was dat ook de bedoeling, maar de gefragmenteerde zin leidde ook tot irritatie. Kunnen we niet meer in volzinnen spreken en schrijven?

Ongerief

Het antwoord is dat we dit zelden doen. Schrijven doorgaans wel, maar spreken niet. En dat is precies wat zo’n kop probeert te doen: aansluiting zoeken bij de dagelijkse taal, bij het veel informelere taalgebruik van de wacht- en huiskamer. Tot ongerief van de schoolmeester, want die vindt dat we ons moeten uitdrukken in volledige zinnen waaraan niets ontbreekt en niet in ellipsen. Want een zin zonder onderwerp en gezegde is al sinds de klassieken: een ellips. Het is een vorm van luiheid of zelfs van verloedering om zoveel mogelijk weg te laten. Een bewijs van de decadentie van de moderne taalgebruiker.

Dat dacht men begin vorige eeuw ook al. De latere Nijmeegse hoogleraar Nederlandse taalkunde Jac. van Ginneken dreef er in 1910 de spot mee in een geleerd artikel getiteld ‘Ellipsomanie’. Onafgemaakte zinnen bewijzen geenszins dat de spreker er ook onafgemaakte gedachten op na houdt. De luitenant die zijn soldaten het commando ‘Vuur!’ geeft, weet precies wat zijn bevel inhoudt. Zijn ondergeschikten ook. De leraar die zegt ‘hier dat briefje’ eveneens, net als de buurman die zijn geslaagde buurmeisje toeroept ‘van harte’. Of ‘beterschap’ of ‘slaap wel’. De kreet ‘naar voren’ van voetbalsupporters leidt nooit tot misverstand.

Het is een vorm van luiheid of zelfs van verloedering om zoveel mogelijk weg te laten

Vrijheid blijheid. Onafgemaakte zinnen zijn net zoiets, schrijft Van Ginneken, als een tekst in Hebreeuws of Arabisch schrift. Daar moet de lezer zelf de ontbrekende klinkers aanvullen. En een goede verstaander of lezer in dit geval, kan dat. Taal is geen algebra.

Sprekers, maar ook schrijvers, korten hun taal al eeuwen in. Niet alleen zinnen, maar ook woorden. Van Ginneken noemt de ‘riks’ voor rijksdaalder, maar hij had ook net zo goed de tram voor tramway of de bus voor omnibus kunnen noemen. Of het gents voor gentlemen, dat al in het 16de-eeuwse Engels voorkomt. Het Frans gaat nog een stapje verder en schrijft zonder schaamte over een ‘RDV’, een rendez-vous, een afspraak, of een ‘HLM’, Habitation à Loyer Moderé, een sociale huurwoning. Een huis dat te koop staat afficheert zich met ‘AV’, à vendre. Modern keuken-Nederlands kent het ‘AVG-tje’: aardappelen, vlees en groente. De goede verstaander heeft aan een half woord genoeg.

Dat ligt met de kop ‘Hoe dan’ anders. Die verraadt alleen maar zijn informele karakter en dat past wel bij deze tijd, zonder stropdas en dameshoeden. En zonder plichtplegingen, gewoon lekker snel. Dat is geen decadentie, maar eerder de doortastendheid van het moderne leven, waarin tijd geld is.