De spreiding van het culturele aanbod over Nederland blijft de komende jaren toch een van de belangrijkste criteria voor de verdeling van rijkssubsidies.
Dat maakte de Raad voor Cultuur donderdag bekend, nadat de Tweede Kamer daar afgelopen zomer om had gevraagd. De Raad en het ministerie van OCW hadden het criterium ‘geografische spreiding’ juist minder voorop willen stellen.
Het rijk is na gemeenten de belangrijkste subsidiegever voor de culturele sector. 120 culturele instellingen die van landelijk belang zijn, krijgen hun subsidie direct van het ministerie van OCW. Dat gebeurt steeds voor een periode van vier jaar. Het ministerie besteedt daar de komende jaren jaarlijks 230 miljoen euro aan. Nog eens 265 miljoen euro wordt verdeeld via de zes cultuurfondsen van het rijk.
Politieke druk
Donderdag publiceerde de Raad voor Cultuur de beoordelingscriteria voor die ‘culturele basisinfrastructuur’ (BIS) voor de periode 2025-2028. Demissionair staatssecretaris Gunay Uslu (Cultuur, D66) had daarvoor in juni al de regels bepaald. ‘Geografische spreiding’ was daarbij niet meer een van de belangrijkste beoordelingscriteria, terwijl dat in de BIS-periode 2021-2024 nog wel zo was.
Vervolgens stemde in juli echter bijna de voltallige Tweede Kamer voor een motie van coalitiepartijen CDA, ChristenUnie en VVD om die spreiding over het land toch op te nemen als hoofdcriterium. Het ministerie van OCW heeft dat deze week bekrachtigd.
Er is veel politieke druk om het cultuuraanbod juist buiten de Randstad te vergroten. Onder meer de BBB, de winnaar van de provinciale verkiezingen in maart, pleit daarvoor. Hoeveel het huidige besluit van OCW in de praktijk uitmaakt, is overigens onduidelijk. Geografische spreiding was al sterk ingebed in de totale beoordeling van BIS-instellingen. In de komende periode is dat ook voor festivals en jeugdpodiumkunsten meer vastgelegd.
Uslu zei eerder dat ze „rust, vertrouwen en continuïteit” voor culturele instellingen voorop wilde stellen in de komende BIS-periode 2025-2028, na de roerige coronatijd. De belangrijkste inhoudelijke wijziging is dat diversiteit, ‘fair practice’ (waaronder eerlijke betaling) en goed bestuur belangrijker worden in de beoordeling.
Lees ook
Geen harde duurzaamheids- en diversiteitseisen voor cultuursubsidies, zegt staatssecretaris Uslu