Het wordt voor studenten voorlopig niet duurder om te sporten bij de universiteit. Dat heeft minister Eppo Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, NSC) woensdagmiddag toegezegd in de Tweede Kamer.
Oppositiepartijen maakten zich zorgen over een brief die de minister in december naar de universiteiten had gestuurd. Daarin stond dat universiteiten en hogescholen publiek geld dat ze van het Rijk krijgen, uitsluitend mogen besteden aan onderwijs en onderzoek en niet aan activiteiten die ‘marktverstorend’ zouden werken. Ook VVD en NSC stelden de minister woensdag vragen over deze brief.
Studentenorganisaties hadden de Kamer in een petitie opgeroepen te voorkomen dat de minister het goedkoop sporten voor studenten zou verbieden. Ook koepelorganisatie Universiteiten van Nederland (UNL) liet dinsdag in een persbericht weten dat „studentensport essentieel is voor het welzijn en de studieresultaten”. UNL berekende dat een gemiddeld studentensportabonnement van 200 euro naar 700 euro zal gaan als universiteiten er geen publiek geld meer in mogen steken.
Lees ook
Studentensport in het nauw gedreven door strengere regels
Gedogen
Minister Bruins zei woensdag in een vergadering met de vaste Kamercommissie voor Onderwijs dat hij de brief in december alleen had gestuurd omdat de universiteiten zelf om toelichting hadden gevraagd op een beleidsregel die sinds 2021 bestaat. Hij benadrukte het zelf ook belangrijk te vinden dat sporten voor studenten betaalbaar blijft.
Maar zomaar toestaan dat universiteiten en hogescholen goedkope sportabonnementen aanbieden, wilde hij ook niet. Voorlopig wil hij het alleen blijven „gedogen”, totdat duidelijk is wat de consequenties zijn voor studenten als de regels strikter worden toegepast.
Dat een studentensportabonnement drie keer zo duur zal worden, zoals UNL stelt, nam hij niet zomaar aan. Maar de vrees van Kamerleden dat studenten minder zullen gaan sporten, deelde hij wel. In een „politiek debat” wil hij met de Kamer uitzoeken hoe er voor studenten toch een uitzondering gemaakt kan worden.
Minister Bruins schetste aan de Kamer hoe het besteden van publiek geld voor onderwijs en onderzoek aan goedkope sportfaciliteiten voor studenten eigenlijk al sinds 2003 verboden is. Maar al die jaren werd het gedoogd. In 2021 verscheen een beleidsregel, Investeren met publieke middelen in private activiteiten, waaruit volgens hem nog duidelijker werd dat dit niet geoorloofd was.
Toch zei hij woensdag dat „de constructie” (het gedogen) niet zomaar moet stoppen: „Als je een grijs gebied 21 jaar laat bestaan, dan sta je het toch impliciet toe.” Bruins onderstreepte dat wetenschappelijk is bewezen dat „studenten die sporten, ook beter in staat zijn om te leren”.
Verwarring
Onder meer oppositiepartijen D66, GroenLinks-PvdA en SP vonden dat Bruins met zijn brief in december veel verwarring had gezaaid. Ze wezen erop dat de landsadvocaat heeft geschreven dat er voor studentensport een uitzondering mag worden gemaakt. Volgens Kamerlid Jan Paternotte (D66) was de beleidsregel uit 2021 bedoeld om dat duidelijk te maken. „En niet het tegenovergestelde.”
Kamerlid Sandra Beckerman (SP) noemde het „wereldvreemd” dat de minister „niet verwacht had” dat het strikt handhaven van de regels tot hoge kosten zal leiden voor studenten. Ze vroeg zich af waarom de minister niet in gesprek was gegaan met de universiteiten voordat hij zijn brief had verstuurd. Beckerman wilde ook liever dat de minister woensdag meteen met een regeling kwam die het goedkope sporten op universiteiten legaliseert.
Maar Bruins wilde daar niet van weten. De minister zei dat hij eerst wil kijken of mbo-studenten ook toegang kunnen krijgen tot betaalbare sportfaciliteiten. Dat zij bij sommige studentensportcentra al welkom zijn, kwam niet ter sprake.
