Spelersopstand toont diepe onvrede over hoe het mondiale tennis wordt gerund

Miljoenen aan prijzengeld voor de winnaar van een groot toernooi, reclames van peperdure horlogemerken als Rolex en Hublot en gesoigneerd publiek dat zich moeiteloos toegangskaartjes van soms honderden euro’s kan veroorloven. Na golf is tennis de mondiale sport met de meest luxe uitstraling.

Maar zo sjiek als het imago, zo schraal is het bestaan van veel tennissers buiten de top-100. Een groot aantal van die spelers, bij de vrouwen nog meer dan bij de mannen, verdienen niet eens genoeg om reis- en hotelkosten te dekken en een coach te betalen. En dat is helemaal niet nodig, maar de schuld van machtsmisbruik, mismanagement en kartelvorming van de organisaties die het tennis runnen, stelt een door miljardairs gesteunde spelersvakbond in een rechtszaak die zij vorige week is gestart bij een rechtbank in New York. Vijf vragen.

1Wat is dat voor bond die de zaak is begonnen?

De rechtszaak is aangespannen door de Professional Tennis Players Association, ofwel de PTPA. Dat is een organisatie die zes jaar geleden is opgericht door de meest succesvolle tennisser aller tijden, Novak Djokovic, en Vasek Pospisil, een Canadees die als dubbelspeler de top haalde. De PTPA beloofde op te komen voor de belangen van de spelers, die in hun ogen ernstig tekort worden gedaan.

Wie de organisatie precies vertegenwoordigt, is onduidelijk. De PTPA publiceert geen lijst van aangesloten spelers. In het verleden spraken wereldtoppers Rafael Nadal en Roger Federer zich uit tegen het initiatief van Djokovic. De hoogst geklasseerde Nederlandse spelers in het mannencircuit, Tallon Griekspoor en Botic van de Zandschulp, laten desgevraagd weten niets met de PTPA en de rechtszaak van doen te hebben.

Wel verzekerde de PTPA zich van de steun van enkele grote namen uit de zakenwereld. De bekendste is Bill Ackman, hedgefondsmiljardair en inmiddels Trump-supporter die naam maakte met zijn agressieve beleggingsstijl. Hij steunt de organisatie financieel en voorspelde op X dat de rechtszaak een revolutie zal ontketenen in het proftennis.

Opvallend genoeg staat de naam van Djokovic niet op de 163-pagina’s tellende aanklacht die bij de Amerikaanse rechtbank is ingediend. Dat is een „gezamenlijk besluit” geweest om te voorkomen dat Djokovic’ betrokkenheid alle aandacht naar zich toetrekt, zei PTPA-directeur Ahmad Nassar tegen de BBC.

Op de aanklacht staan de namen van twaalf tennissers, onder wie Pospisil, de Australiër Nick Kyrgios en de Chinese Saisai Zheng, op dit moment de nummer 55 van de wereld in het dubbelspel.

2Tegen wie is de aanklacht gericht?

De dominante organisaties in het wereldwijde tennis moeten het ontgelden. Anders dan in sommige andere sporten die bijvoorbeeld worden gerund door een mondiale bond, kent het tennis een nogal ingewikkelde bestuursstructuur met zeven bepalende partijen. De ITF is de internationale koepelorganisatie waarbij alle nationale bonden zijn aangesloten, maar de toernooien, het speelschema en de ranking voor de profs vallen onder de ATP (voor de mannen) en de WTA (voor de vrouwen). Alle toernooien? Nee, de vier grand slams (Australian Open, Roland Garros, Wimbledon, US Open) opereren dan weer zelfstandig, hoewel tennissers er wél punten kunnen verdienen voor de ATP- en WTA-rankings.

3Waar zijn de rebellerende tennissers precies boos over?

Volgens de aanklacht „zweert een kartel van tennisorganisaties samen” om onderlinge concurrentie tegen te gaan en initiatieven voor toernooien die buiten hun macht liggen te smoren. Op die manier zouden zij „volledige controle” houden over de inkomsten en arbeidsomstandigheden van de spelers. Tegelijkertijd zou het ‘kartel’ de commerciële groei van de sport in de weg staan. Misbruik van marktmacht dus, en in strijd met de vrije mededinging.

Meer specifiek stelt de aanklacht dat de ATP, WTA en de grand slams andere toernooiorganisaties verbieden hun prijzengeld te verhogen, waarbij het voorbeeld wordt aangehaald van Indian Wells. Eigenaar Larry Ellison stelde jaren geleden voor het de prijzenpot flink op te schroeven, maar dat voorstel werd door de ATP afgewezen.

Ook zijn de rebellerende tennissers boos over het relatief lage percentage van de totale inkomsten dat naar spelers gaat. Volgens sportwebsite The Athletic belandt slechts 15 procent van de mondiale tennisomzet uit media-gelden, toegangskaartjes, merchandise en sponsoring bij de sporters, tegenover zo’n 50 procent in competities als de NBA (basketbal) en de NFL (American football).

Tegelijkertijd geeft het uitputtende toernooischema dat elf maanden van het jaar bestrijkt volgens de aanklacht niet of nauwelijks ruimte voor rust of deelname aan alternatieve evenementen, al was het maar omdat meedoen aan de belangrijkste ATP- en WTA-toernooien verplicht is voor de toppers. Daarnaast werkt het puntensysteem zo dat toernooien missen direct negatieve gevolgen heeft voor je positie op de wereldranglijst. En dan is er nog het anti-dopingbeleid. Dat is in de ogen van de klagende tennissers overdreven intimiderend, met nachtelijke dopingtests en doorzoekingen van telefoons, en bovendien in het nadeel van spelers die niet het geld hebben voor dure advocaten.

4Waarom gebeurt dit nu?

Hoewel deze rechtszaak voor de tenniswereld als een verrassing kwam, kun je zeggen dat escalatie er al lang aan zat te komen. De sport heeft een lange historie van conflict en onderhandeling tussen de spelers en de organisaties die het mondiale tennis runnen. De huidige ATP Tour, nu in de beklaagdenbank, is eind jaren tachtig zelfs voortgekomen uit een opstand van enkele topspelers tegen de partijen die tóén de tenniskalender bepaalden.

Sindsdien praat een vertegenwoordiging van de spelers mee over alle belangrijke beslissingen die genomen worden, maar volgens velen is het resultaat onbevredigend.

„Spelers hebben altijd geprobeerd netjes te blijven, door in overleg betere betaling te regelen”, zegt de Nederlandse tennisser Robin Haase, die zelf een aantal jaar zitting had in het belangrijkste besluitvormingscomité van de ATP. „We hebben ook wel zaken voor elkaar gekregen, bijvoorbeeld op gebied van pensioen en verhoging van het prijzengeld bij de grand slams, maar het is veel te weinig. Dus is het goed dat er eens iets gebeurt.”

Ook oud-tennisser Paul Haarhuis, tegenwoordig bondscoach van het Davis Cup-team, vindt de inkomstenverdeling in het tennis „ongelofelijk scheef”. Of de rechtszaak een verschil gaat maken, durft hij niet te zeggen. Haarhuis: „Misschien moeten de beste 200 spelers van de wereld eens een jaar gaan staken om betere betaling af te dwingen.”

De timing van de rechtszaak kan bovendien niet los worden gezien van ontwikkelingen in andere sporten, waarin spelers ijveren voor grotere autonomie en hogere inkomsten. In de VS kennen het ijshockey, American football, honkbal en basketbal machtige spelersvakbonden die waken over de rechten en inkomsten van de atleten. In Europa trokken onder meer voetballers en schaatsers recent de aandacht met (succesvolle) rechtszaken tegen de dominante organisaties in hun sport.

5Hoe gaat dit verder?

Volgens de aanklacht mikken de rebellerende tennissers op een rechtszaak waarin een jury beslist. De beklaagde organisaties hebben duidelijk gemaakt dat zij zich „krachtig” zullen verdedigen. Zo stelden de ATP en de WTA in een reactie dat de aanklachten „volledig ongegrond” zijn en dat zij zich blijven inzetten voor de belangen van álle belanghebbenden in het tennis, ook de spelers.

Of het conflict daadwerkelijk zal worden uitgevochten in de rechtszaal is nog maar de vraag. De PTPA liet al doorschemeren open te staan voor onderhandelingen, hoewel zij benadrukte over voldoende middelen te beschikken om een rechtszaak tot het einde door te zetten.