Slechts een kwart van de drankenkartons – zoals pakken melk, yoghurt of sap – werd vorig jaar gerecycled, terwijl de wettelijke doelstelling voor het recyclingspercentage 34 procent was. De cijfers worden dinsdag bekendgemaakt door Verpact, een stichting die namens verpakkingsbedrijven en supermarkten aan de wettelijke plicht moet voldoen. Tientallen miljoenen kilo’s aan drankenkartons werden vorig jaar verbrand. Of er wordt opgetreden tegen Verpact hangt van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) af.
Nederlanders zijn Europees gezien grootverbruikers van drankenkartons. Sinds juli 2023 kent Nederland als eerste land een wettelijk recyclingpercentage voor drankenkartons, zoals er ook al zulke doelstellingen zijn voor de recycling van bijvoorbeeld plasticverpakkingen, petflesjes, glas, papier en sommige metalen. Aangezien de wettelijke plicht geldt sinds juli 2023, gaat het cijfer over de laatste zes maanden van vorig jaar. Deze wettelijke doelstelling was toen 34 procent, is dit jaar 37 procent en loopt geleidelijk op naar 55 procent in 2030.
Lees ook
Crisis in de plasticrecycling: nieuw plastic is te goedkoop
Het huidige resultaat van 24 procent is opvallend, omdat uit onderzoek van de Wageningen University & Research over 2020 bleek dat destijds 31 procent van de drankenkartons werd gerecycled. Hoewel dat cijfer met een flinke onzekerheidsmarge kwam, lijkt het recyclingspercentage van drankenkartons dus te dalen en niet te stijgen.
„2023 was een ongelukkig jaar”, zegt Hester Klein Lankhorst van Verpact. Een van de Duitse recyclingbedrijven die Nederlandse drankenkartons recyclede, stopte ermee vanwege de hoge energiekosten en teruglopende papierafzet. „We vonden een alternatief in Spanje, maar het duurde heel lang voor alle vergunningen op orde waren. Daardoor werden tijdelijk veel meer drankenkartons naar de verbrandingsoven gestuurd.” Ook speelde volgens Verpact mee dat er een grote brand was bij een Nederlandse nascheider van afval.
‘Kwetsbare stroom’
In Nederland wordt jaarlijks ongeveer 55 kiloton aan drankenkartons op de markt gebracht. Het meeste wordt voor koelverse producten gebruikt, zoals melk en 45 procent voor langer houdbare producten, zoals sappen. Er zit geen statiegeld op drankenkartons. In de meeste gemeenten moeten mensen ze in hun PMD-bak gooien. In grote steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht worden de pakken nagescheiden uit het restafval.
Klein Lankhorst noemt drankenkartons een „kwetsbare stroom”, met „veel uitval in het recyclingproces”. Ook is er weinig recyclecapaciteit in Europa om uit te wijken als er iets misgaat. „We zien hier dat recycling echt niet vanzelf gaat. Ergens is dat ook wel logisch. Drankenkartons bestaan uit allerlei laagjes. Dat maakt het recyclen een heel lastig proces.”
Een typisch drankenkarton is opgebouwd uit verschillende materialen. De basis is papier, met aan de binnen én buitenkant een laagje plastic folie. Bij veel pakken zit ook nog een laagje aluminium in het pak, om de inhoud donker te houden en te beschermen tegen zuurstof. De dop is weer van een ander type plastic.
Zo bestaat de recycling van drankenkartons uit drie ‘stromen’. Papier, een mixfractie van plastic en aluminium (in jargon PolyAl) en hardplastic doppen. Eigenlijk worden de doppen nog niet gerecycled, zegt Klein Lankhorst, en de meeste PolyAl ook nog niet. Wordt papier gerecycled, dan krijgt het meestal een nieuw leven als onderdeel van een kartonnen doos of wc-papier. In Nederland staan geen bedrijven die drankenkartons recyclen, dat gebeurt met name in Duitsland.
De verschillende laagjes maken recyclen heel lastig
Bovendien speelt nog iets anders mee. „Typisch Nederlands is dat we dikke zuivelproducten in drankenkartons verpakken”, zegt Klein Lankhorst. Yoghurt, kwark en vla zijn dik en er blijft altijd wat van in een pak zitten. „Dat maakt recyclen lastiger”, zegt Klein Lankhorst. „Het zorgt ervoor dat deze verpakkingen niet te lang kunnen blijven staan, omdat ze dan niet meer bruikbaar zijn. We hebben in deze branche de uitspraak dat als een drankenkarton ergens in voorraad staat, je niet lang moet wachten, want op een gegeven moment loopt-ie zelf weg.”
Dwangsommen
Hoewel Verpact de eerste doelstelling voor het recyclingpercentage dus bij lange na niet haalde, denkt Klein Lankhorst toch dat het percentage over 2024 – 37 procent – haalbaar is. „De eerste maanden zien er goed uit. Maar voor mij is er nog geen jubelstemming. Het percentage moet echt nog veel verder omhoog.”
Het viel me natuurlijk wel vaker op. Dat we in dit land nog steeds ietwat, euh, achterlopen als het om zwangerschap, kinderen, ouders en werk gaat. Maar toen ik laatst een mail kreeg van Barbara, een jonge moeder van 32, of ik eens een column kon schrijven over wat er nog steeds allemaal niet goed geregeld is voor werkende ouders, zakte de moed me in de schoenen.
Toen ik haar belde, werd het nog erger. Want Barbara Braak is geen willekeurige moeder-met-ervaring, nee: ze runt een bedrijf, VerlofHub, dat precies hierover gaat. Ze helpt werkgevers met het vinden van vervanging voor vrouwen die met zwangerschapsverlof gaan en adviseert ouders en werkgevers hoe werk en ouderschap te combineren.
Ze begon ermee toen ze zelf zwanger was en veel vragen had over verlofregelingen en de combinatie ‘baby en werk’. In gesprekken met andere moeders ging er een beerput aan ellende open. Toen ze na terugkomst van haar verlof kon fluiten naar haar beloofde promotie, stapte ze op en dacht ze, dit moet anders.
Tuurlijk. Op papier is er van alles geregeld: kolfruimtes, ouderschapsverlof, vaderschapsverlof, vaders die wat vaker bij het schoolplein gesignaleerd worden — hulde. Maar in de praktijk? Niet echt. Toen ik haar sprak, hoorde ik precies dezelfde sh*t die ik twintig jaar zelf hoorde toen m’n eigen dochter geboren werd.
‘Kolfruimtes’ zonder slot op de deur, waar je tussen de dozen zit, in het invalidentoilet of erger, achter een glazen raam – lekker transparant!
Denigrerende opmerkingen van leidinggevenden tegen vaders die parttime willen gaan werken of ouderschapsverlof willen opnemen. Zwangere vrouwen die tijdens functioneringsgesprekken wordt gevraagd ‘hoe ze het straks gaan regelen’, en mannen die dat nooit horen.
Dat er nog steeds een ‘papa-dag’ is, en geen ‘mama-dag’, kinderopvang die nog steeds onbetaalbaar is, een loonkloof, en de beruchte ‘babyboete’: moeders die hun inkomen na de geboorte met gemiddeld 46 procent zien dalen (!), terwijl het salaris van vaders gelijk blijft.
Zwangerschapsdiscriminatie? Goh, wat helpt het toch goed dat dat strafbaar is – not. Het is nog steeds aan de orde van de dag: vrouwen die van belangrijke projecten worden gehaald als ze zwanger zijn. Of die bij terugkomst ontdekken dat hun baan ineens is verdwenen. Oeps! O ja, en probeer als vader maar eens ouderschapsverlof op te nemen tegen 70 procent loon, met een hypotheek en de inflatie op standje 2025.
En dan nog de bekrompen ideeën bij een groot deel van de Nederlandse bevolking – nog steeds hetzelfde geleuter als in 2005: ‘Ik betaal niet voor jouw kinderen’ (tuurlijk joh, mijn kind betaalt straks jouw AOW), of: ‘Als je een kind krijgt moet je er als vrouw gewoon 100 procent voor ze zijn’ – blèh. Lees je literatuur eens: kinderopvang is juist goed voor een kind, echt allang aangetoond, stelletje droeftoeters.
En natuurlijk Scandinavië – ik kan het woord niet meer hóren – dat zijn nog steeds onze voorbeeldlanden! Al twintig jaar! Ga het gewoon eens zélf regelen, overheid. In plaats van er het ene na het andere bezoek te brengen om te kijken ‘hoe ze het daar allemaal geregeld hebben’.
Barbara zei het mooi: al die gebrekkige kolfruimtes staan symbool voor iets groters: hoe slecht er op de werkvloer nog steeds wordt nagedacht over de combinatie van werk en ouderschap. „Zeker binnen organisaties waar de grijze oude man de boardroom vult. Waarom moeten werkende ouders nog steeds zelf continu van alles zelf regelen, plannen en oplossen? Waarom voelt ‘werk en ouderschap combineren’ in Nederland nog altijd als topsport?”
Wat ik zou willen? Eindelijk eens een nieuw geluid. Werkgevers die vaders verplichten drie maanden thuis te blijven na de geboorte van hun baby, en hen fulltime doorbetalen: ‘Ik wil je drie maanden niet op kantoor zien’.
Vaders die aan de borreltafel zeggen: ‘Waarom vraag je MIJ niet hoe ik het ga regelen?!’ Mannen die het vanzelfsprekend vinden dat als ze een baby krijgen, ze er evenveel tijd aan besteden als de moeders. Een publieke opinie die weet dat vaders net zo goed voor hun kinderen kunnen zorgen als moeders.
Maar ook een samenleving die kinderen ziet als de toekomst. Niet als een loden last waar je de eerste twaalf jaar, vooral als vrouw, voor moet bikkelen. Vaders die zeggen: ja, ik zou willen dat het over twintig jaar beter is geregeld, zodat mijn dochter niet met hetzelfde achterlijke land hoeft te dealen, als ik. Werkgevers die zeggen: kom bij ons, wij regelen het voor je.
En een kabinet – zou überhaupt mooi zijn als we dat weer eens zouden hebben! Maar ook nog eens een kabinet dat niet alleen zégt dat het ooit beter wordt – dat hoor ik al twintig jaar – maar me ook zegt wannéér, nondedju.
Het duurt te lang.
Heb je een vraag van de week, taboe, of ‘kwestie’ voor deze rubriek? Mail dan naar [email protected]
Op de dag dat de VVD in een kabinet was gestapt met de PVV, NSC en BBB, vorig voorjaar, had campagnestrateeg Bas Erlings zijn VVD-lidmaatschap opgezegd. Jarenlang was hij campagnemanager geweest bij de VVD, in de tijd van Mark Rutte, en ook ‘hoofd strategie’. In die tijd was hij de populistische methodes gaan bestuderen van partijen als de PVV, hij was gaan lezen over het brein van kiezers en wat je moet doen om dat te beïnvloeden. En ook over leiderschap: wat willen kiezers van iemand zien, horen, voelen? Met als doel: in 2017 de verkiezingen winnen van de PVV, die aan het begin van de campagne nog torenhoog stond in de peilingen. En ook: om nooit met die partij in een kabinet te hoeven stappen.
Want dat, schrijft hij in zijn boek Het Spel van de Populist dat deze week verschijnt, is „het stomste dat je kunt doen”. Omdat je dan wordt „meegesleurd” en „over je eigen grenzen” heen gaat.
In een café in Den Haag begint Erlings over het Tweede Kamerdebat van vorige week woensdag, over de val van het kabinet, en hoe VVD-leider Dilan Yesilgöz reageerde op Frans Timmermans van GroenLinks-PvdA: „Hij stelde haar een kritische vraag en Dilan ging hem niet uitleggen hoe het zat, ze sloeg alleen maar keihard terug, ze speelde op de man. Zoals populisten dat doen: attack, attack, never defend.” Dat krijg je, zegt Erlings ook, als je „iemand als Wilders naar het centrum van de macht brengt”. „Ik zag het ook bij anderen in het debat, en ook bij Timmermans zelf. Ze nemen, vast onbewust, het gedrag van Wilders over.”
In zijn boek heeft Erlings het over de „ijzeren houdgreep” van populisten als je met hen gaat regeren: ze provoceren, dreigen, veroorzaken relletjes, zaaien twijfel, zijn nooit consequent maar komen ermee weg, en zetten mensen tegen elkaar op. En ze krijgen jóú zover dat je steeds een klein stapje verder gaat dan je zelf goed en verantwoord vindt. Volgens Erlings willen ze van de democratische rechtsstaat „een lege huls” maken, democratie „naar Russisch model”.
In zijn jaren bij de VVD heeft Erlings onderzocht wat níet helpt tegen populisme: jezelf verdedigen met redelijke argumenten, uitleggen waarom het populistische verhaal verkeerd is. Want dat doet een beroep op het deel van ons denken dat Erlings, naar het model van de Amerikaanse psycholoog en Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman, ‘systeem 2’ noemt: rationeel en analytisch, bewust.
Mensen willen graag van zichzelf denken dat ze op die manier beslissingen nemen, zegt Erlings. Maar zo is het niet, toonde Kahneman aan. Dat doet in ons hoofd ‘systeem 1’. „Dat is intuïtie. Het zijn gevoelens, herinneringen, hoe we in elkaar zitten, en daar gaat zo’n 98 procent van de energie in ons hoofd naartoe. De hele dag nemen we zo’n vijftien- tot dertigduizend beslissingen en die worden in dát systeem genomen. Ook de grote: met wie je je leven wil delen, welke auto je koopt, op wie je gaat stemmen.” Maar het rare van dát systeem, zegt Erlings, is: „Het neemt geen feiten in zich op.” Die helpen dus niet, als je mensen tot een ándere keuze wil brengen dan ze misschien van plan waren.
In 2017 liet het VVD-campagneteam onder Erlings’ leiding zien hoe je misschien wel vooral door die kennis over het brein verkiezingen wint. Met hulp van de onderzoeksmethoden van de Oostenrijkste marketingstrateeg Grace Pardy, die heel precies wist hoe je een boodschap creeërt die ‘systeem 1’ raakt, en met de ideeën over leiderschap van de Amerikaanse filosoof Frances Frei. Volgens Frei hebben mensen drie vragen bij een leider: ‘vind ik jou leuk?’, ‘denk ik dat jij het kan?’ en ‘geef jij om mij?’.
De VVD werd in 2017 ruim de grootste met 33 zetels, de PVV was tweede met 20 zetels.
In Het Spel van de Populist onthult Erlings die campagnestrategie, bedoeld om „het snelle brein” te raken: door de taal die Rutte gebruikte, hoe hij eruitzag, door zijn brief ‘Aan alle Nederlanders’, in advertenties in alle grote kranten, en zijn ‘plan voor Nederland’ dat in het AD stond.
Het verhaal was volgens Erlings een „zorgvuldig psychologisch geconstrueerd vehikel” met beeldspraak en eenvoudige zinnen die iedereen meteen snapte, die een tweedeling creërde van „doorzetters” tegenover „de schreeuwers aan de zijlijn”, en die een toon had waardoor mensen moesten voelen: de VVD begrijpt uw zorgen.
Wat vindt de VVD ervan dat je dit allemaal blootlegt?
„Ik heb VVD’ers uit mijn tijd daar laten meelezen en de meeste vinden het leuk en ook goed: het moest verteld worden. De voorbeelden die ik gebruik zijn er ook allemaal op gericht om uit te leggen hoe je populisten verslaat.”
Hoe is dat voor die kiezers, denk je, om te lezen dat de campagne van Rutte erop was gericht om het onbewuste deel van hun denken te beïnvloeden?
„Ik hoop dat ze denken: wat interessant. En ik had dit nodig om te vertellen hoe populisten werken. Dat móét verteld worden, want uiteindelijk probeert iedereen zo effectief mogelijk te communiceren. Alleen: de populisten gebruiken deze technieken op zo’n schaamteloze manier, met zoveel leugens en zonder dat er een basis van standpunten onder ligt, dat je er iets ánders tegenover nodig hebt wat positief en oprecht is, en hoopvol.”
De populisten gebruiken deze technieken op zo’n schaamteloze manier, met zoveel leugens en zonder dat er een basis van standpunten onder ligt
Deed Rutte alles wat jullie voorstelden zonder morren? ‘Sorry’ zeggen voor gebroken beloftes, een wit overhemd dragen met opgestroopte mouwen, ‘pleur op’ zeggen?
„Als we hem lieten zien wat er uit ons onderzoek kwam, en dat het werkt: ja. En als hij het ermee eens was. Hij vond het magisch interessant, heel mooi.”
In 2017 was de VVD al zeven jaar de grootste partij, Rutte was al zeven jaar premier. Jij schrijft dat er een cyclus is: na zeven jaar raken mensen op je uitgekeken en dat bleek eerst ook uit de peilingen. Die jullie dus hebben weten om te draaien?
„Je ziet het altijd, ook bij muzikanten: na zeven jaar moet je even verdwijnen. Als een politicus zeven jaar aan de macht is, komen er bij mensen ook ándere gevoelens over jou naar boven. In onze campagne zijn we met die cyclus gaan klooien. Maar nu denk ik: dat was niet gratis.”
Dat zeg je ook in je boek: misschien was het beter geweest als de VVD in 2017 had verloren. Waarom?
„Ik vond het wel zo eerlijk om die vraag op te werpen. We hebben toen gewonnen, maar ik twijfel soms wel: we zijn er toen niet mee beziggeweest om de groep boze, afgehaakte mensen kleiner te maken.”
De PVV had, zonder al jullie inspanningen in die campagne, al in 2017 de grootste kunnen worden?
„Ja. Of Jesse Klaver met GroenLinks. Ik denk dat dat echt had gekund en misschien was dat toen best goed geweest voor Nederland: zo’n jong iemand met grote dromen, die zálen vol wist te krijgen. Nu denk ik: misschien hebben wij hem wel enorm in de weg gezeten. We hebben hem, en ook Sybrand Buma van het CDA, in de campagne genegeerd.”
In Ruttes ‘Brief aan alle Nederlanders’, in januari 2017, ging het over ‘mensen die naar ons land zijn gekomen’, ‘onze vrijheid misbruiken’ en ‘zich niet willen aanpassen’. Er kwam kritiek op: mensen met een migratieachtergrond voelden zich in een hoek gezet: ‘Jíj gedraagt je niet goed’. In Het Spel van de Populist staat dat het „een dunne lijn” was. En: „Misschien zijn we daar toen wel overheen gegaan.”
Waarom zie je dat nu anders?
„Ik zag het pas toen ik de brief ging teruglezen voor mijn boek. Misschien ook omdat nu veel duidelijker is wat de gevolgen zijn van polarisatie, en hoe snel het kan gaan. Het is een beetje zoals in een voetbalteam. Je geeft een tackle en iedereen om jou heen denkt: logisch. Maar achteraf denk je: wíl ik wel zo voetbal spelen? Ik realiseerde me toen het effect niet. Nu wel.”
Op bladzijde 42 van het boek Inge Aanstoot staat een afbeelding van het schilderij The Young Artist. Inge Aanstoot (37) maakte het in 2014, vijf jaar nadat ze was afgestudeerd aan de kunstacademie. Het is een vol, kleurrijk werk, je ziet een draaimolen, paarden tollen rond, op een daarvan zit een vrouw – of dat lijkt maar zo. Veel mensfiguren zweven, soms is alleen een hoofd te zien, dan weer een bloot lichaam, hier en daar zie je een bijl. Hoofden van vrouwen lijken op dat van de kunstenaar: sluik, zwart haar rond een ovaal gezicht met donkere ogen.
Twee jaar eerder, in 2012, was Inge Aanstoot een van de vijftien jonge kunstenaars die uit meer dan tweehonderd inzendingen waren genomineerd voor de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst. In 2009, de zomer van haar afstuderen, had NRC haar getipt als talent. In 2011 had ze een solotentoonstelling in Galerie Vonkel in Den Haag. Werk van Inge Aanstoot werd in die jaren aangekocht voor de bedrijfscollectie van ING. Ook won ze nog de Piket Kunstprijs voor Schilderkunst en de Sacha Tanja Penning.
En toen kwam 2014. Het was een jaar waarin het haar voor het eerst niet meezat, vertelt ze in Inge Aanstoot. Om in haar onderhoud te voorzien werkte ze in een drogisterij, aan schilderen kwam ze nauwelijks toe. „Ik kon het hele jaar geen fuck doen, behalve heel soms aan dit schilderij werken. Stapje voor stapje, omdat ik altijd aan het werk was om dit atelier te kunnen betalen. Ik verkocht toen net niet lekker, had wel een paar van die grote shows, maar niet echt ontzettende klappers gemaakt. Al die frustratie zit heel erg in The Young Artist.”
Het kunstboek Inge Aanstoot is in april 2025 uitgegeven in eigen beheer, verspreid over 544 pagina’s staat al haar werk van de afgelopen zestien jaar afgebeeld. Het met crowdfunding (en ook nog wat spaargeld) betaalde boek is een samenwerkingsproject met Auke Triesschijn, een ontwerper met wie ze al bevriend is sinds de middelbare school. Hij heeft het boek vormgegeven en haar geïnterviewd over haar werk en haar leven, ook die gesprekken staan in het boek.
Foto Hedayatullah Amid
We zijn in haar atelier, het vuistdikke boek ligt op tafel. Aan een muur hangt het schilderij waar ze mee bezig is. Het is groot, dat zijn haar schilderijen meestal – The Young Artist meet 2 bij 2,5 meter. En al die schilderijen vertellen verhalen, al zou je niet weten waar die verhalen dan exact over gaan: er gebeurt van alles tegelijk. Vaak zijn er historische figuren aanwezig – wetenschappers, kunstenaars, schrijvers, keizerinnen, maîtresses. Niet dat je ze herkent, maar je ziet het andere tijdperk aan hun kleren of hun kapsel. De schilderijen zijn figuratief en hebben felle, vrolijke kleuren, als je beter kijkt zijn ze vaak aangrijpend of licht verontrustend.
Je boek is een samenvatting van zestien jaar kunstenaarschap. Hoe kijk je terug op je begintijd?
„Ik herinner me hoe ik van de academie kwam: ik had geen idee hoe je dingen aanpakt. Een netwerk? Ik wist niet wat dat was. Later begrijp je: dat is iedereen die je ontmoet en die je ooit nog een keer kan bellen. Maar als je van de academie komt dan is het: je moet een netwerk hebben, je moet een portfolio hebben, je hebt een galerie nodig, daar kan je niet zomaar aankloppen, dus zorg dat je zichtbaar bent. Het is allemaal heel zwaar. Je denkt: er is een lijstje met regels waar ik aan moet voldoen. Maar hoe, dat kon niemand me uitleggen.”
Foto Hedayatullah Amid
Wat deed je dan wel?
„Ik had de drang om dingen te maken, dus ik besloot: laat ik maar veel gaan werken en proberen die schilderijen op zoveel mogelijk toffe plekken te laten zien. En ik heb toen enorme mazzel gehad. Ik kwam met mijn afstudeerwerk in de krant, ik weet nog dat ik naar de kiosk holde en meteen tien kranten kocht. Daarna mocht ik dat werk laten zien in een galerie. In een groepstentoonstelling, dat was leuk. Later belden ze me: ze hadden een tentoonstelling die niet doorging, of ik die plek soms wilde. Bij die galerie hebben ze me toen uitgelegd hoe je de prijs van een werk bepaalt, dat wist ik ook niet. Het is lengte maal breedte maal factor, waarbij factor staat voor je ervaring en/of gewonnen prijzen.”
Ik bedoel ook: kwam je van de academie met een droom?
Ze lacht. „Natuurlijk. De droom was: een wereldberoemd kunstenaar worden. En naarmate je erachter komt hoe de kunstwereld werkt, denk je: ik ga er wel komen. Ik werd genomineerd voor de Koninklijke Prijs. Toen hing ik in het Paleis op de Dam en praatte over mijn kunst met koningin Beatrix. Later won ik nog twee prijzen.”
Dus het begin viel samen met je droom.
„Ja, al was het toen ook al: klimmen, dalen, klimmen, dalen. En daarna pakte het niet door. Of ik pakte zelf niet door. Of de wereld zag het anders. Het is een beetje blijven hangen. En natuurlijk denk je als kunstenaar dat je goed werk maakt, want anders maak je het niet. Dus denk je ook: het is onterecht. Of het is wel terecht, denk je als je twijfelt of je draai niet kunt vinden. Maar je moet erin geloven en jezelf meten aan de groten. Als je niet de drijfveer hebt om de beste te worden, dan ga je ook niet de beste worden. Natuurlijk: er is niks subjectiever dan kunst, om de beste in te worden. Maar je wilt wel steeds beter werk maken.”
Foto Hedayatullah Amid
Hoe blijf je daarin geloven? Wat is je drijfveer?
„Ik ben meer gaan inzien dat hoe goed kunst is, niet altijd te maken heeft met succes. Of met hoe het verkoopt. Als ik veel wil verkopen, moet ik kleiner gaan werken. Meer nadenken over wat mensen aan de muur willen. Of wat musea het liefst willen laten zien. Maar als je het over een andere boeg gooit omdat je wilt verkopen, dan verkoop je ook je vrijheid. En als kunstenaar ben je bezig – althans ik ben bezig – met alles behalve verkoopbaarheid. Mijn werk gaat over hoe subjectief verhalen zijn, het ligt er maar aan hoe een verhaal wordt verteld, wie dat precies doet en wanneer. Ik vertel ook nooit één verhaal, het zijn verschillende gedachten, verhalen en ideeën die de revue passeren en die ik aan elkaar koppel, om te kijken hoe ze elkaar versterken. Zo wil ik je helpen om anders te kijken: kijk verder dan je neus lang is, laat ik zien. Dat is waar ik denk dat mensen beter van worden – waar de wereld beter van wordt. Voor mij is dat een groter doel dan dingen verkopen.
„Maar goed, de droom blijft natuurlijk dat wereldwijd wordt gezegd: oh, díé Inge Aanstoot. Had ik er maar geld voor, wat is dát werk duur geworden. Of whatever. Maar het is niet zo dat ik geen erkenning krijg, hè. Ik kan een boek crowdfunden, bijna tweehonderd mensen hebben het gekocht zonder dat ze wisten hoe het zou worden.”
Wat is het belang van het boek?
„Als je terugkijkt, zie je wat je deed en waarom. En toen ik dat zag, dacht ik: ik ben toch echt wel met goeie, toffe dingen bezig. Er zitten werken tussen die niet zo interessant waren als ik dacht. Of toch niet zo goed gelukt zijn. Maar dankzij het boek heb ik op een rijtje kunnen zetten waarom ik dit ook alweer doe. Ik weet weer waar ik heen wil en ik weet hoe dat moet.”
Foto Hedayatullah Amid
Is het ook een kantelmoment? Van jong talent ben je nu een mid-career artist.
„Zo voelt het wel. Er is iets op zijn plek gevallen. ”
Iets? Wat is iets?
Ze lacht. „Dit is waarom ik schilder en niet schrijf. Het is denk ik: iets wat je probeert te bereiken, dat je dat bereikt hebt. En dat is niet concreet als in: dit keer is de compositie gelukt. Of: het is me gelukt al mijn werken in een boek te krijgen. Ik heb bij het boek het gevoel dat ik ook heb als een schilderij een sleutelwerk blijkt te zijn. Vaak begint dat met een gevoel – en kun je het pas later verklaren. Bijvoorbeeld dat je op zoek was naar een bepaalde manier van je uitdrukken en dat is dan gelukt. Het wordt niet altijd concreter dan dat, het is ook allemaal heel persoonlijk natuurlijk.
„In het boek komt goed naar voren waar het in mijn werk over gaat: dat alles met alles verband houdt en dat ik je uitnodig naar die verbanden op zoek te gaan. Als je dingen met elkaar verbindt, dan maakt dat het leven minder plat, zeg maar. En ik weet: ik ga de wereld niet veranderen met een schilderij. Maar misschien dat ik met een werk wel iemands leven een beetje beïnvloed.”
Inge Aanstoot heeft nog steeds een bijbaan, maar niet meer in een drogisterij. In Museum Escher in Het Paleis in Den Haag leidt ze klassen rond. „Dan vertel ik hoe je naar kunst kan kijken. Of hoe een paleis werkte.”
Escher maakte heel ander werk dan jij.
„Absoluut, zuiver esthetisch heeft het geen zier met elkaar te maken. Maar als je er meer over leest, dan kom je erachter: ook bij hem draait het om verwondering, om anders kijken. En die lessen kunnen over van alles gaan hè: over perspectief, over hoe prenten gemaakt worden. Ik vertel ook graag over de context van de geschiedenis: wat was er in die tijd allemaal anders. Je vertelt dingen, laat mensen nadenken – precies wat ik in mijn werk ook doe. Je zo enthousiast maken dat je meer wilt weten: dáár gaan mijn schilderijen over.”
Die bijna altijd heel groot zijn. Waarom is dat?
„Bij kleiner werk moet je meer een keuze maken in wat je wilt vertellen. En ik vind groot schilderen fijn, er zit een gebaar in. Maar goed, qua verkoop is het vaak niet een goeie zet.”
Foto Hedayatullah Amid
Ook ‘The Young Artist’ uit 2014 is niet verkocht. Als je nu kijkt naar dat werk van jou als beginnend kunstenaar, wat zie je dan?
„Ik zie een lekker geschilderd, extreem werk waar ik nog steeds heel blij mee ben. Het is een vreemd narratief, waar iedereen iets anders uit kan halen. Maar bij iedereen zal het onderbuikgevoel ongeveer gelijk zijn: druk, vreemd, mensen met bijlen, je kan er heel associatief doorheen. Ik snap eigenlijk niet dat het nog steeds niet is verkocht. Maar dat heb ik vaker haha.”
<dmt-util-bar article="4896255" data-paywall-belowarticle headline="Inge Aanstoot: ‘De droom blijft dat ze zeggen: oh, díé. Had ik er maar geld voor’” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2025/06/09/de-droom-blijft-dat-ze-zeggen-oh-die-had-ik-er-maar-geld-voor-a4896255″>