Shorttrackbondscoach Niels Kerstholt: ‘Met eindeloos vernieuwen kun je sporters ook helemaal gek maken’


Shorttrack Niels Kerstholt (39) is bij de Nederlandse shorttrackers de opvolger van succescoach Jeroen Otter. „Ik word er een beetje moe van om telkens met hem vergeleken te worden.”

Bondscoach Niels Kerstholt eerder dit jaar tijdens een training in Thialf, Heerenveen.
Bondscoach Niels Kerstholt eerder dit jaar tijdens een training in Thialf, Heerenveen.

Foto Vincent Jannink / ANP

Niels Kerstholt is terug op de plek waar hij het grootste succes als shorttracker haalde. In 2014 werd hij in Montreal, waar dit weekend de eerste wereldbekerwedstrijden van het seizoen plaatsvinden, met de mannenploeg wereldkampioen op de aflossing.

Uitgerekend in die Canadese stad maakt Kerstholt nu zijn internationale debuut als bondscoach van de Nederlandse shorttrackselectie. Daarin zit onder meer zijn voormalige teamgenoot Sjinkie Knegt, met wie hij destijds goud won.

De 39-jarige Kerstholt is dit voorjaar aangesteld als opvolger van Jeroen Otter, de bondscoach onder wie hij zelf ook jaren schaatste en die na twaalf jaar toe was aan een sabbatical. Onder Otter groeide Nederland uit tot een shorttracknatie, met toppers als Knegt en Suzanne Schulting. De ultieme bekroning kwam begin dit jaar met de gouden medaille voor de vrouwenploeg op de aflossing tijdens de Winterspelen in Beijing.

Het is geen eenvoudige opgave om zo’n succesvolle coach op te volgen, vertelt Kerstholt telefonisch vanuit Canada. Zeker niet na de succesvolle Spelen, waarop Nederland dankzij Schulting vier shorttrackmedailles (twee gouden, een zilveren en een bronzen) haalde. Toch zei hij ‘ja’ toen de schaatsbond KNSB hem benaderde. „Ik vind het een mooie uitdaging.”

Bij de seizoensopening noemde u het geen ideaal instapmoment om als bondscoach te beginnen. Waarom niet?

„Het is een heel lastige taak om het over te nemen van een succescoach, want zie zijn resultaten maar eens te evenaren. Jeroen is bovendien twaalf jaar bondscoach geweest, dus veel schaatsers waren als bondscoach niemand anders gewend dan hem.

„Tegelijkertijd is het ook een fijn moment om in een post-olympisch seizoen te beginnen. Nu is er de ruimte om wat nieuws en wat anders te proberen. Als je in een olympisch jaar zit, dan moet je gewoon zorgen dat je de beste bent.”

Heeft u veel veranderd ten opzichte van uw voorganger?

„Ik denk dat Jeroen meer op presteren zat, terwijl ik me meer wil focussen op hoe de rijders willen groeien. Dat is niet belangrijker dat het halen van goede resultaten, maar ik wil wel meer een leerklimaat creëren. Een wereldbekerwedstrijd als deze biedt de mogelijkheid om nieuwe dingen uit te proberen.

„Ik geloof in het geven van autonomie aan de schaatsers. Ik heb ze gevraagd om na te denken over wat ze willen bereiken en hoe ze beter willen worden. Daar kan ik bij helpen, maar ik wil dat ze dat soort inzichten zelf gaan ontwikkelen. Dat hoef ik als coach niet allemaal voor te kauwen.”

Bondscoach Niels Kerstholt (rechts) met Sjinkie Knegt, in het verleden zijn ploeggenoot.
Foto Vincent Jannink / ANP

Over Otter heeft u wel eens gezegd dat hij een „manische drang om te vernieuwen” had. Hoe zit dat bij u?

„Jeroen ging heel ver met experimenteren, ik probeer daar wat voorzichtiger in te zijn. Het is goed om de schaatsers nieuwe dingen aan te bieden, want dat houdt ze scherp en dat maakt ze beter. Maar als je eindeloos blijft vernieuwen, kun je daar sporters ook helemaal gek mee maken.

„Ik denk dat ik en mijn assistent Annie Sarrat veel technische en tactische kennis hebben die we kunnen overbrengen, maar het moet niet te veel in één keer zijn. Je moet elkaar goed begrijpen voordat je allemaal extra experimenten gaat doen. In die fase zitten we nog.”

Waar valt de meeste winst te behalen in deze selectie?

„Er zitten een aantal nieuwe, jonge rijders in. Voor hen is het belangrijk om te leren dat als het in een wedstrijd spannend wordt en het hard gaat, ze dan hun ruimte durven te pakken. Dat ze zich niet laten verdringen, maar vechten voor hun plek. Dat betekent niet altijd harder schaatsen, soms moet je juist rustiger aan doen. Het gaat erom dat je wat je in de training kunt, ook in een stressvolle omgeving tijdens de wedstrijd kunt laten zien.”

Toen u nog shorttracker was, noemde Otter u ‘John Wayne’ vanwege uw macho-uitstraling op de baan. Wil u dat ook overbrengen op uw schaatsers?

„Dat ‘John Wayne’ vind ik zó overdreven. Maar ik stond wel met zelfvertrouwen op de baan ja, omdat ik wist hoe ik het spelletje moest spelen – afremmen, afsnijden, wegrijden. Ik vond het leuk om voor een wedstrijd al te bedenken hoe ik mijn tegenstanders dwars kon zitten.

„Het mentale spel is echt belangrijk in het shorttrack. Neem de 1.000 meter: als je op die afstand in een race voorin zit, dan heb je het initiatief. Sommige rijders durven dat niet, omdat ze bang zijn dat ze kapot gaan. Maar dat gaan de schaatsers achter je ook, en die zitten niet vooraan. Dus waarom zou je dat niet doen?

„Als je dat een paar keer doet, dan werkt het bovendien door in de hoofden van de tegenstanders. Die zullen denken: ‘Die Nederlander rijdt elke keer vooraan, die zal wel goed zijn. Ik ga er achter zitten.’ Zo krijg je het initiatief als vanzelf toegespeeld, dat is een groot voordeel.”

U heeft niet alleen maar jonge talenten in de selectie. Wat kunt u drievoudig olympisch kampioen Suzanne Schulting bijbrengen?

„Suzanne is zo bijzonder. Haar grootste kracht is om op kop te gaan rijden en op die manier wedstrijden in haar voordeel te beslissen. Wat je ziet, is dat andere rijdsters zich daarop in gaan stellen om haar te verslaan. Als je altijd voorin zit, raak je minder vertrouwd om een keer een finale niet op kop te rijden.

„Nu heeft Suzanne meer kwaliteiten – ze kan ook geweldig inhalen – en ik denk dat het goed is om dat ook verder te ontwikkelen. Als ze onvoorspelbaarder gaat rijden, weten tegenstanders straks helemaal niet meer waar ze het zoeken moeten.”


Lees ook dit interview met Jeroen Otter (februari 2022): ‘Mijn grote droom was abstract, nu bestaat het’

Schulting, en ook Knegt, gaven in eerdere interviews aan het moeilijk te hebben met uw nieuwe aanpak. Trainingen waren te monotoon, ze moesten te veel fietsen.

„Met name de wat oudere schaatsers hebben lang onder Jeroens hoede gereden. Voor hen was het heel erg wennen, en soms valt een nieuwe trainingsvorm niet lekker. Ik heb op die manier al heel veel dingen moeten terugdraaien omdat het in de praktijk niet werkte.

„Ik wilde bijvoorbeeld dat ze langer gingen fietsen omdat ze daar een beter uithoudingsvermogen van krijgen, maar sommigen voelden zich daar niet comfortabel bij. Er zijn meer wegen naar Rome, dus ik vond het niet het moment om dat door te drukken.

„We hebben ook geprobeerd op een andere manier snelheid op te bouwen, met trainingsblokken die we telkens herhaalden. Dat viel niet goed. Je kunt ook niet iedereen altijd tevreden stellen: van elke ochtend op hetzelfde tijdstip ijstraining werd Suzanne onrustig, terwijl Sjinkie dat juist heerlijk vond.

Heeft u dan alles moeten terugdraaien?

„Nee, we doen nu bijvoorbeeld een gezamenlijke warming-up en meer cornerbelts [een trainingsvorm voor bochtentechniek, red.] dan voorheen. Dat waren ze niet gewend, maar ik vind dat belangrijk, dus dat duw ik er doorheen. Het is aan mij om een balans te vinden – ik luister goed naar de rijders, maar ik ga niet alles aanpassen.

„Ik word er een beetje moe van om telkens vergeleken te worden met Jeroen en het te moeten hebben over hoe hij het deed. Ik ben nu de bondscoach en ik probeer het op mijn manier zo goed mogelijk te doen.”