N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Rechtszaak De Mos Oud-wethouders van Den Haag Richard de Mos en Rachid Guernaoui stonden maandag voor de rechter. Volgens De Mos een poging van de gevestigde orde om af te rekenen met zijn partij.
Het voelt als een campagnebijeenkomst, of een uitwedstrijd van ADO Den Haag – de aankomst van Richard de Mos en Rachid Guernaoui in een groen-gele stretch limousine, maandagochtend bij de rechtbank in Rotterdam. Dat het anderhalf uur duurt voordat de groen-gele De Mos-supporters één voor één de beveiliging gepasseerd zijn op weg naar de publieke tribune, mag de stemming niet drukken.
Zij zijn hier om De Mos (in pak, met groen-geel speldje) te ondersteunen. Onder hen oud-minister Hilbrand Nawijn, gemeenteraadslid in Zoetermeer. Voor de supporters staat vast dat het grootste corruptieonderzoek van de Rijksrecherche van de afgelopen jaren een politieke afrekening is, de vijftienduizend pagina’s dossier en twaalf zittingsdagen ten spijt. Een poging van de gevestigde orde om af te rekenen met de succesvolle Haagse politicus en zijn partij, Hart voor Den Haag.
En zo vertelt De Mos het ook, als hij van rechtbankvoorzitter Jacco Janssen voor het eerst het woord krijgt. De aanleiding: een filmpje dat Janssen voorafgaand aan de behandeling laat zien van een aanvaring in de Haagse gemeenteraad uit 2017 tussen De Mos en de fractievoorzitter van de SP. Die werpt De Mos voor de voeten dat hij veel te hard loopt voor een nachtvergunning voor het zalencentrum van vriend, partijgenoot en financier van Hart voor Den Haag Atilla Akyol, inmiddels medeverdachte in de corruptiezaak.
Is dat niet de kern, wil de rechter weten van De Mos: de vraag hoe ver een politicus kan gaan voor een ondernemer die zijn partij financieel ondersteunt? De Mos ziet het anders. De kern van zijn ombudspolitiek is dat hij voor iederéén zijn best doet, vertelt hij. Alle politieke partijen in Den Haag regelen zaakjes voor hun achterban, maar juist bij hem „is de cliëntelisme-kaart getrokken”. Hij is het slachtoffer van „een frame” van de gevestigde politiek – en daarom zit-ie hier, in de rechtbank.
Samen naar de sauna
Later deze week bespreekt de rechtbank de relatie tussen De Mos en enkele vastgoedondernemers, eveneens financiers van zijn partij. Deze maandag gaat het vooral over de twee nachtvergunningen die Atilla Akyol in 2019 kreeg voor zijn zalencentrum Opera. Volgens het Openbaar Ministerie waren die een directe tegenprestatie voor de circa 30.000 euro die Akyol doneerde aan de partij van De Mos. Omkoping, dus.
Akyol snapt er niets van. Voordat hij De Mos leerde kennen, vertrouwde hij de oud-PVV’er niet, vertelt hij, maar inmiddels is er vriendschap. Toen ze vanaf 2014 in gesprek raakten over de problemen van Akyol met de gemeente, ontstond er „een klik”. Nu eten ze geregeld samen, gaan ze naar de sauna en, als de zaak voorbij is „een dag of tien op vakantie, om bij te tanken,” zegt Akyol. Met omkoping heeft het niets te maken. Hij doneerde aan de partij van De Mos „vanwege Den Haag” – en verder niets.
De Mos aan een touwtje
’s Middags wordt duidelijk dat er ten minste één goede reden is om te twijfelen aan het verhaal. Die goede reden heet Erdinç Akyol, de broer van Atilla Akyol – en salesmanager van zalencentrum Opera. Een belangrijk deel van de corruptieverdenkingen is terug te voeren op afgeluisterde berichten en telefoongesprekken van Erdinç Akyol, die daarin zegt dat hij De Mos aan een touwtje heeft.
Zo appt hij in 2018 aan een Marokkaanse vriend dat het goed zaken doen is met „onze Richard”. „Wij zijn al vijf jaar bezig met deze partij,” schrijft hij, „Wij gebruiken elkaar”. Erdinç meldt ook dat hij op zijn hoede is. De Mos is „een vos in schaapkleren”, zegt hij. „Vriend Hollander blijft Hollander.” Ook appt Erdinç iemand aan wie hij de Opera wil verhuren als nachtelijk pokercafé, hoewel daar geen vergunning voor is: „Zij gaan mij niet zo makkelijk sluiten, omdat er steekpenningen zijn.”
Lees ook: Richard de Mos bedreef volgens hemzelf slechts ‘ombudspolitiek’. Vindt de rechter dat ook?
Erdinç heeft spijt van zijn grote mond, zegt hij in de rechtbank. Het was „grootpraat, stoerpraat – zo ben ik. Ik heb de band met De Mos heel groot gemaakt. Als ik wat kan verdienen, als ik iemand kan gebruiken, dan doe ik dat. Ik ben een straatjongen. Maar misbruiken – nee.”
Als hij had geweten dat hij werd getapt, had hij het allemaal niet gezegd, verzucht hij. „Ik praat altijd over geld, dat vind ik interessant. En ik begon ’s middags al met drinken, daardoor praatte ik makkelijk. Als je alles hoort op die taps denk je: de zaak stinkt. Maar dat is onze manier van praten, die verstaan jullie niet altijd.”
Het was bluf, met omkoping heeft het niets te maken, vult zijn advocaat aan. „Er zit niet één bericht in het dossier waarin mijn cliënt tegen De Mos zegt: hee, we hebben je partij gesponsord – wat ga je voor ons doen? Erdinç zei van alles tegen zijn achterban, tegen mensen die hij wilde imponeren of aan wie hij geld wilde verdienen.”
De Mos emotioneel
In de loop van de middag wordt De Mos emotioneel. De rechter vraagt hem: „Toch is een conclusie uit het dossier dat u hard liep voor Atilla en Erdinç. Hoe ziet u dat?”
De Mos: „Wat moet ik er mee dat er mensen achter mijn rug in het Turks over mij zitten te appen? Er bestaat geen causaal verband tussen de donaties en wat ik voor donateurs heb gedaan. Ik ben niet bezig voor de Akyols, maar voor de stad. Ik doe mijn best voor elk zalencentrum, voor elk vastgoedbedrijf met een goed plan.”
Hij hoort nu al meer dan drie jaar knotsgekke beschuldigingen, zegt hij nog. „Als ik mijn humor niet had, had ik er misschien wel een einde aan gemaakt. Ik heb geen euro aangenomen, ik heb mijn partij grootgemaakt.”