Ybo Buruma had een valse start toen hij in 2011 aantrad als raadsheer bij de Hoge Raad. Kamerlid Geert Wilders noemde de aanstelling van Buruma, tevens hoogleraar strafrecht aan de Radboud Universiteit, „het begin van het failliet van de Hoge Raad”. Buruma had jaren daarvoor in de programmacommissie van de PvdA gezeten en in 2007 Wilders in een opiniestuk vergeleken met Mussolini, vanwege diens oproep de Koran te verbieden. De PVV-leider probeerde met een hoofdelijke stemming in de Tweede Kamer de benoeming tegen te houden.
„Wie weet kom ik zelf ook weleens bij de Hoge Raad uit”, zei Wilders in het NOS-Journaal. Hij werd op dat moment vervolgd voor discriminatie en haatzaaien wegens zijn anti-Islam film Fitna. „Dan zal hij zich natuurlijk wel verschonen, maar het deugt totaal niet. Iemand als Buruma heeft daar helemaal niets te zoeken.” In de rechtspraak waren er grote zorgen: tastte de politiek hier de scheiding der machten aan, het fundament van de rechtsstaat?
Het liep met een sisser af: een meerderheid van de Kamer stemde voor de benoeming. Buruma is er mild over en zegt dat hij dat altijd al was. Natuurlijk, het parlement moet zich niet te vaak bemoeien met de benoeming van rechters, maar „we moeten er niet te benauwd over zijn. Het parlement mag dat doen, het laat zien dat de Kamer de rechtspraak serieus neemt.”
Dinsdag neemt Buruma (69) afscheid bij de Hoge Raad, hij gaat met pensioen. Maar niet voordat De onvoltooide rechtsstaat is verschenen, zijn boek over de staat van de rechtsstaat in Nederland. NRC sprak Buruma enkele weken voor publicatie en voordat Wilders, inmiddels leider van de grootste politieke partij in Nederland, uit het kabinet stapte.
Het hoort bij de PVV om te zeggen: als wij iets beslist hebben als meerderheid, dan moet je daar niet tegenin gaan met mensenrechten of iets dergelijks
Het boek is een waarschuwing: het gaat met de rechtsstaat de verkeerde kant op. Maar Buruma vindt het „te goedkoop” om dat enkel de PVV aan te rekenen. Ja, hij neemt geen woord terug van het stuk over Wilders en Mussolini. En ja, de PVV-standpunten om de Koran te verbieden en moskeeën te sluiten zijn „onverteerbaar” en „anti-rechtsstatelijk”. En een wet waarvan je bij voorbaat weet dat hij onuitvoerbaar is, zoals de asielnoodwet van voormalig PVV-asielminister Marjolein Faber, „past eigenlijk niet in een rechtsstaat”.
Tegelijk stelt Buruma vast dat je er niet omheen kunt dat de rechtsstaat zelf de afgelopen dertig jaar van karakter veranderd is. „Premier Mark Rutte [VVD] gebruikte bijvoorbeeld tijdens de coronacrisis ook noodwetgeving. Het is niet zo dat met elke fout of discutabele inbreuk op de rechtsstaat, die rechtsstaat als geheel door een totale ondergrens zakt.”
De echte zorg van Buruma is dat die ‘fouten’ doorslaan en dan wel die ondergrens bereiken. Buruma: „We zitten op een kantelpunt, er is een gevecht gaande tussen politiek-maatschappelijke krachten die de rechtsstaat willen behouden en krachten die hem willen afbreken. Iedere keer dat de politiek wetten maakt die in strijd zijn met hoger recht, is dat een min op de rechtsstaatlat. En iedere keer dat de rechter, zoals bijvoorbeeld bij de asielwetgeving, of de stikstofproblematiek, moet vaststellen dat die wetten botsen met verplichtingen van de Europese Unie of van het mensenrechtenverdrag is dat weer zo. Dat is eigenlijk onverteerbaar. Er zijn politici die in naam van de wil van het volk die fundamentele ondergrens – de rechtsstaat – niet belangrijk lijken te vinden.”
„Ik doe iets geks”, zegt Buruma over zijn eigen analyse. „We hebben het altijd over de democratische rechtsstaat, maar we moeten die twee termen uit elkaar trekken. Democratisch gekozen politici kunnen de rechtsstaat beschadigen als zij de wil van het volk boven het belang van de rechtsstaat plaatsen. Dan neemt de meerderheid een beslissing, zonder oog te hebben voor wat dat betekent voor individuele burgers die de klos zijn. Dat hebben we in Polen en Hongarije zien gebeuren, en dat zie je nu in de Verenigde Staten. Een democratie kan zichzelf de nek omdraaien.”
Hoe zit dat in Nederland? De PVV is intern niet democratisch, Wilders is het enige lid.
„Wilders verwijst naar het grote stemmenaantal dat hij heeft gekregen. Dat kun je niet anti-democratisch noemen. Ik ga er niet over of zijn eenmanspartij een loopje neemt met democratische principes. Maar ik ga er wel over als hij van ‘rechtsstaatfetisjisme’ spreekt. Dan staat hij voor wat in andere landen een ‘illiberal democracy’ wordt genoemd. Het hoort bij de PVV om te zeggen: als wij iets beslist hebben als meerderheid, dan moet je daar niet tegenin gaan met mensenrechten ofzo.”
Buruma noemt daarom de door rechtsstaatverklaring die NSC eiste bij het aantreden van het nu gevallen kabinet, waarmee dit beloofde zich te houden aan de Grondwet, Europees en internationaal recht en rechterlijke uitspraken „superbelangrijk”.
De PVV heeft anti-rechtsstatelijke standpunten in het verkiezingsprogramma – zoals het eerder door uzelf bekritiseerde koranverbod of het sluiten van moskeeën.
„Dat is inderdaad zo anti-rechtsstatelijk, daar moet je niet mee willen samenwerken.”
Wat zegt dat over de legitimiteit van ieder kabinet dat op die opvattingen gebaseerd is? ?
„Het kabinet-Schoof had die standpunten niet overgenomen uit het PVV-programma. Of dat voldoende is, is weer een politiek oordeel waar ik niet over ga.”
In zijn boek schetst Buruma de ontwikkeling van de rechtsstaat door de eeuwen heen. Hij omschrijft de transformatie van ‘Rule by Law’ naar ‘Rule of Law’ – van een koning (Willem I) wiens wil wet is, naar een trias politica waarin „het individu aan de rechter bescherming kan vragen tegen de overheid, en de overheid zich ook aan dat oordeel houdt; dat betekent dat ook minderheden worden beschermd tegen de wil van een meerderheid.”
Waarin schuilt volgens u de grootste bedreiging van de rechtsstaat?
„Dat we weer teruggaan in die transitie. In Nederland geldt nu de ‘rule of law’: iedereen – ook de overheid – moet zich aan de wet houden. Ik ben bang dat we afglijden naar ‘rule by law’, waarbij de overheid per decreet of noodwet regeert, zoals je nu in de VS ziet. Dan is de wet niet langer een instrument waardoor de macht van de overheid wordt beperkt, maar zet de overheid de wet enkel in om haar eigen doelen te bereiken. Dan hebben individuen niets meer in te brengen tegen de macht van de overheid of van degenen die door de overheid worden beschermd.”
Waarom vreest u zo’n verschuiving?
„Omdat de waarde van individuele bescherming door het recht heeft plaatsgemaakt voor een wens tot collectieve bescherming. Daar geeft de overheid gehoor aan. Mensen verlangen na de terroristische aanslagen op de Twin Towers [2001], de aanslag op Theo van Gogh [2004] en de aanslagen in Madrid [2004] en Londen [2005] naar een overheid die hen beschermt tegen bekende en onbekende gevaren. Tegen griezelige terroristen, tegen oorlog, tegen migranten – zij zijn het makkelijkste doelwit. Daarin zijn we doorgeschoten. Ik ben diep, diep, diep doordrongen van het gevaar van een overheid die haar burgers wil beschermen tegen extern gevaar ten koste van individuele rechten.”
Waarom?
„Het is een griezelige stap vanuit het perspectief van de rechtsstaat. In naam van bescherming heeft de overheid zich te veel gepermitteerd. In naam van het goede doen, kun je de rechtsstaat gaan afknabbelen. En ondertussen zeggen: ‘ja, maar we zijn toch bezig jullie te beschermen?’ Dan maakt de overheid zich te machtig.”
Maar politici hebben toch gelijk als ze zeggen: ‘wij doen wat de burger wil’, ‘de kiezer wil minder asielzoekers’.
„Dat zijn precies de sterke, krachtige woorden die verkeerd zijn. Politici moeten zich houden aan de wetten, bijvoorbeeld het mensenrechtenverdrag, ongeacht de uitkomst van de stembus. Dan moet je de Europese richtlijnen maar veranderen, niet de rechter negeren of de schuld geven.”
Het gevaar is dat de rechtspraak geframed wordt als een instantie die de overheid hindert en de burger teleurstelt
Dat is wel wat je wekelijks in de krant ziet staan: ‘de rechter zet een streep door…’
„Dat vind ik een hele nare. Het gevaar is dat de rechtspraak geframed wordt als een instantie die de overheid hindert en de burger teleurstelt. De framing van: ‘we kunnen niet eens gewoon ons werk doen’ is een hele verkeerde. Wij rechters zijn slechts de boodschapper dat de wetgever het verkeerd heeft gedaan.”
Rechters brengen inderdaad met regelmaat die boodschap, maar er zijn ook voorbeelden waarbij de overheid zich niet aan een rechterlijk vonnis houdt, denk aan de Urgenda-klimaatzaak. Wat kan de rechter dan?
„Het gemak waarmee sommige ministers rechterlijke beslissingen naast zich neerleggen is beangstigend. Dat een minister die macht heeft, is de kwetsbare kant van de rechtsstaat. Dat de rechter dwangsommen moet opleggen over de maximale bezetting in Ter Apel [waar het COA regelmatig méér asielzoekers onderbrengt dan de rechter toestaat, waardoor die buiten moeten slapen en waar de rechter het kabinet met dwangsommen aan zijn eigen wetten probeert te houden] vind ik problematisch. Even moeilijk is het cellentekort: het is een groot probleem als straffen niet meer uitgevoerd kunnen worden. Tegelijkertijd moeten we als rechters niet onze ogen sluiten als politici echt hun best doen en het even niet lukt. Politici zouden buikpijn moeten krijgen als ze zich niet houden aan wat de rechter heeft beslist.”
Heeft de maatschappij te hoge verwachtingen van wat de overheid kan leveren?
„Jazeker, en dat betekent dat rechters de rotte eieren naar hun hoofd krijgen. Als die hoge verwachtingen niet worden ingewilligd krijg je wantrouwen, en dat straalt af op de rechtspraak. Dan ontstaat er frustratie in de maatschappij.
„Een deel van die frustratie snap ik wel. Mensen horen juristen grote verhalen ophangen over grondrechten en denken: ‘Mooie praatjes, maar ik zie ze niet. Ik word niet serieus genomen.’
„Als je grote waarde toekent aan de rechtsstaat, moet je dat wel onder ogen zien. De rechtsstaat is niet ‘af’: er zijn steeds verbeteringen nodig. Het gevaar is dat mensen hun vertrouwen in de rechtsstaat kwijtraken, omdat ze de weg naar de rechter niet kennen. We hebben in Nederland 800.000 arbeidsmigranten. Die mensen kunnen de weg naar de huisarts al niet vinden, laat staan naar een sociaal advocaat. Voor hen functioneert de rechtsstaat niet. Op papier hebben zij rechten, maar die zijn buitengewoon moeilijk afdwingbaar. Dat gevoel delen ze met veel gewone Nederlanders die vinden dat ze ergens recht op hebben maar niet serieus worden genomen.”
Hoe los je dat op?
„Ik maak me grote zorgen over de toegang tot rechtsbijstand, de sociale advocatuur. Ik ben als de dood dat mensen niet meer bij de rechter terecht kunnen omdat ze geen advocaat kunnen vinden.”
Het lijkt of de politiek vooral bezig is met ‘quick fixes’, snel een acuut probleem oplossen.
„Ja, daarom heb ik ook zorgen over de kwaliteit van de wetgeving. Er is even een relletje, er wordt iets in wet- of regelgeving veranderd. Dan krijg je wetten die een antwoord geven op dat probleem, maar waarbij weinig aandacht is voor hoe die wet zich verhoudt tot andere regels, tot internationale verdragen. Het overzicht raakt zoek en dat moeten rechters dan oplossen. Wij komen steeds vaker in een positie waarin we moeten vaststellen dat regelgeving in strijd is met EU-recht. Dan kunnen wij niet anders dan kritisch zijn op de overheid.”
Alles overziend: is onze rechtsstaat inmiddels door de bodem gezakt?
„Dat vind ik aan de politiek om te beoordelen. Ik kan niet anders dan vertrouwen dat het uiteindelijk de goede kant op gaat. Ik moet wel, want de rechtsstaat is niet niks. Rechters heb je ook in een dictatuur, maar in een rechtsstaat geven ze individuele mensen de serieuze kans om in concrete gevallen voor hun recht op te komen. Dat blijft zó belangrijk. Dat begrijpen mensen wel en daarom denk ik dat politici daar niet aan durven komen. Daar ontleen ik mijn optimisme aan.”
Terugkomend op uw valse start met Wilders. De Fitna-zaak eindigde in vrijspraak, maar voor zijn ‘minder, minder’-uitspraak werd Wilders schuldig bevonden aan groepsbelediging. Die veroordeling werd door de Hoge Raad in 2021 bevestigd. Heeft u zich, zoals Wilders wenste, verschoond?
„Ja. Ik heb me verschoond: ik heb geen zitting genomen in de meervoudige kamer en ben letterlijk de kamer uit gelopen bij de beraadslagingen over deze zaak.”
Gaf u de politiek daarmee niet te veel invloed op de rechterlijke macht?
„Vanwege mijn geschiedenis met Wilders heb ik de schijn van niet-objectiviteit. Die schijn is genoeg om me te moeten verschonen.”
