
Wanneer de laatste keer was dat hij een lange solovlucht niet had bekroond met een zege? Oh, zei Tadej Pogacar na afloop van de Amstel Goldrace quasi-ongeïnteresseerd, dat wist hij niet meer. „Dat is heel vaak gebeurd”. En hij haalde zijn schouders op.
Pogacar sprak niet de waarheid – en dat wíst hij. De alleenheerser van het peloton boekte zijn ontelbare zeges in de afgelopen jaren vrijwel altijd met lange ontsnappingen. Als hij ging, dan won hij. Vorig seizoen werden zijn solovluchten bijna iedere wedstrijd langer, met Strade Bianche (80 kilometer) en het WK in Zürich (100 kilometer) als absurde uitschieters. Twee weken geleden zegevierde Pogacar nog in de Ronde van Vlaanderen na een vlucht van twintig kilometer.
Aan die historische reeks kwam zondag een einde – en de primeur was aan de Amstel Goldrace, de enige klassieker die Nederland rijk is. In een meeslepende finale werd Pogacar (winnaar in 2023) na een vlucht van tientallen kilometers bijgehaald door de Belg Remco Evenepoel en de Deen Mattias Skjelmose. Met z’n drieën reden ze naar de finish bovenop de Cauberg – alwaar Skjelmose met een banddikte verschil van Pogacar won.
Dat Pogacar dit seizoen niet iedere eendagskoers kan winnen waaraan hij deelneemt, bleek al twee keer eerder: zowel in Milaan-Sanremo als in Parijs-Roubaix werd hij afgetroefd door de Nederlandse klassiekerspecialist Mathieu van der Poel. Maar in geen van beide koersen was hij in de gelegenheid geweest om zijn specialiteit te etaleren. In Zuid-Limburg gebeurde dat wel.
Voorspelbaar scenario
Toen Pogacar op ruim veertig kilometer van de finish op de Gulperberg begon aan zijn vlucht, samen met de al snel weer geloste Fransman Julian Alaphilippe, leek zich het voorspelbare scenario te ontvouwen: Pogacar is weg, koers op slot, de rest strijdt voor plek twee. Toch lukte het de Sloveen nooit om meer dan dertig seconden voorsprong te krijgen op de achtervolgers. Hij voelde minder macht op de pedalen dan normaal, zo vertelde hij na afloop – mede door de harde wind, die in het nadeel werkt van solovluchters.
Bovendien was het gerekend buiten Mattias Skjelmose, de lichte Deense heuvelspecialist die vooraf niet op de favorietenlijstjes stond. Die zette op de Keutenberg (ruim dertig kilometer voor de finish) de achtervolging in, en kreeg even later gezelschap van de Belgische olympisch kampioen Remco Evenepoel, die deze week met winst in de Brabantse Pijl zijn rentree maakte na een zwaar trainingsongeluk in het najaar.
Een langdurig kat-en-muis-spel volgde: Pogacar liep uit op de klimmetjes, Evenepoel en Skjelmose liepen in op de vlakke stukken. Uiteindelijk wisten de twee achtervolgers met nog ruim zeven kilometer te gaan bij Pogacar te komen. Op de laatste beklimming van de Cauberg waren ze alledrie te uitgeput om te demarreren. Dus werd het een sprint bij de finish in Berg en Terblijt – met Skjelmose, nipt, als winnaar.
Zeldzame nederlaag
Bij de persconferentie na afloop weet Pogacar, weggedoken in een dikke jas, zijn zeldzame nederlaag aan tegenwind en vermoeidheid. „Toen ik eenmaal aan die ontsnapping begonnen was, hoopte ik dat ze in het peloton naar elkaar zouden gaan kijken en stilvallen. Maar dat gebeurde niet.” Overigens had hij vorige week bij Parijs-Roubaix „meer geleden”, zei Pogacar, dan deze zondag in het Limburgse heuvelland.
Komende week treffen Pogacar, Evenepoel en Skjelmose elkaar nóg twee keer, bij de Ardennenklassiekers Waalse Pijl (woensdag) en Luik-Bastenaken-Luik (zondag). Veel zorgen over zijn vorm in die wedstrijden maakt hij zich niet, zei Pogacar. „Ik denk dat de benen weer goed zullen zijn voor Luik-Bastenaken-Luik, mijn belangrijkste doel.”
