‘Het zou een eer zijn om bij het verzet te vechten”, zegt Ahmad Abo Kraibe, een 28-jarige Palestijn, in zijn koffiezaakje in Borj al Barajneh. „Of het nu Hamas, Hezbollah, Islamitische Jihad, of Jamaa Islamiya is, ze zijn allemaal onderdeel van het verzet tegen Israël.”
Zijn buurman Hassan Al Ahmad (21), die parkieten in kooitjes verkoopt, is het met hem eens. „Ik ben dan wel Syrisch, maar Palestina is ook mijn zaak. Sterker, sinds oktober is dit alles waar het om draait. Ik steun het verzet, stuur geld, en spreek mij uit. Als het kon, zou ik naar Palestina gaan en meevechten.”
Borj al Barajneh in Beiroet is een van de twaalf Palestijnse wijken in Libanon. Het waren oorspronkelijk vluchtelingenkampen die in de decennia na de vorming van de staat Israël ontstonden, toen honderdduizenden Palestijnen door de Joodse staat naar omliggende landen werden verjaagd.
Vandaag de dag wonen er nog bijna vijfhonderdduizend Palestijnen die, in tegenstelling tot degenen die in Syrië en Jordanië terechtkwamen, nooit zijn genaturaliseerd. Ze leven er als tweederangsburgers met weinig rechten, vaak ook in extreme armoede. In hun wijken maken dikwijls niet de Libanese autoriteiten maar Palestijnse facties de dienst uit.
Veel Palestijnen in Beiroet voelen zich intens betrokken bij de oorlog tussen Israël en Hamas, die inmiddels makkelijk zou kunnen escaleren tot een bredere oorlog in het Midden-Oosten.
De zware omstandigheden en uitzichtloosheid in deze wijken drijven een deel van de jongens en mannen al decennialang in de armen van gewapende groepen. De langdurige oorlog in Gaza, het meedogenloze optreden van Israël, en de dreiging van een grotere oorlog met Hezbollah in Libanon versterken zulke impulsen.
Trainingen
„De kinderen hier zien al het hele jaar die vreselijke beelden uit Gaza”, zegt Mohammad al Hajj (59) gefrustreerd. „Onschuldige mensen die elke dag worden gedood, niemand die zich om Palestijnse levens bekommert. Het voedt de haat voor en de zucht naar wraak op Israël. Bij de kinderen hier is het idee van verzet diepgeworteld geraakt, en ze zullen vastberaden zijn om te vechten en hun land terug te nemen.”
Hassan, een zestienjarige Palestijn die met twee vrienden voor de tv hangt bij een supermarktje, beaamt dat zijn hele leven op zijn kop staat. „Hiervoor wist ik heus wel over Palestina en de vele oorlogen. Maar nu is het het enige waarmee we bezig zijn.” De jongen zegt sinds kort trainingen bij te wonen van Palestijnse Islamitische Jihad, een met Hamas verwante groepering die zijn oorsprong vond in Gaza in de jaren tachtig. De militie is een afsplitsing van de Moslimbroederschap en geniet net als Hamas steun van Iran.
Ik wil gewoon terug naar mijn land, ook en anders sterf ik liever waardig aan de grens
De trainingen zijn volgens Hassan niet zozeer militair, maar bestaan vooral uit religieuze lessen en sportactiviteiten, „die zich richten op krachttraining en uithoudingsvermogen”. Zijn vriend die even verderop staat knikt instemmend.
De toegenomen populariteit van deze groepen baart andere Libanezen veel zorgen. Enkele maanden geleden lanceerde Hamas een jeugdmobilisatie-eenheid (Voorhoede van de Al Aqsa-Zondvloed) waarmee het jongens en mannen opriep deel te nemen „aan de bevrijding van Jeruzalem en de Al Aqsa-moskee”. De campagne kwam de beweging op kritiek te staan van onder meer christelijke partijen die hierin een echo zagen van de Libanese burgeroorlog (1975-1990) waarin Palestijnse milities een grote rol speelden.
Benauwde steegjes
Verderop in Borj al Barajneh loopt Mahmoud Salaam door de smalle en benauwde steegjes van zijn wijk. Hij slaat op een van de waterleidingen die langs de muren omhooglopen. „Volgens [VN-hulporganisatie] UNRWA zou hier water doorheen moeten lopen”, zegt hij schertsend, „maar omdat dat niet het geval is, hebben mensen het metaal eraf gehaald.”
Op het dak van het gebouw waar Salaam met zijn gezin woont, verzucht de sociaal werker: „Ik woon hier al mijn hele leven, en ken elke steen, elke straat, elk huis en elk persoon. Ondanks de schade en verloren levens in Gaza is de geestdrift hier inderdaad heel hoog. De meeste mensen hier vieren 7 oktober [waarbij Hamas zo’n 1.200 Joden doodde in Zuid-Israël] nog steeds, omdat het de eerste succesvolle verzetsdaad in lange tijd was.”
Salaam ziet Hamas en andere extreme groepen in de wijk aan populariteit winnen sinds oktober. „De meerderheid van de mensen blijft nog steeds weg van politieke partijen”, verzekert hij. „Maar bijna iedereen zou zó de grens overlopen als het kon. Wij worden al decennialang onderdrukt, vermoord en verjaagd. We zijn dit leven zat, we bedelen om geld en eten, we hebben geen kansen. Ik wil gewoon terug naar mijn land, ook zonder wapens, en anders sterf ik liever waardig aan de grens.”
Ook Marie Kortam, die onderzoek doet naar verzetsgroeperingen in Libanon bij het Institut Français du Proche-Orient, ziet de populariteit van verzetsgroeperingen in de Palestijnse wijken toenemen. Desondanks zegt ze dat het belang van de recente rekruteringen door onder meer Hamas niet moet worden overschat. Niet in de laatste plaats omdat het simpelweg onmogelijk is om cijfers die de ronde doen – honderden, duizenden – te verifiëren.
Kortam ziet de rekruteringscampagne van Hamas vooral als een verwoede poging om hun positie in Libanon te versterken. „In tegenstelling tot Fatah [de grote Palestijnse rivaal van Hamas] is Hamas niet sinds zijn beginjaren geworteld in de Palestijnse kampen hier. Daarom duurt het langer om een stevige basis op te bouwen. Bovendien wordt Hamas hier meer gezien als een verzetsgroep in Gaza dan als een politieke actor hier. Mijn indruk is dat ze hier niet grootschalig nieuwe leden rekruteren.”
Mensen steunen het idee van het verzet, maar vinden dat de prijs die Gazanen betalen veel te hoog is
Voor andere groepen zou dit wel het geval kunnen zijn, maar is het net zo moeilijk dat in kaart te brengen. Daarnaast benadrukt de onderzoeker dat „steun voor Hamas of het verzet” van alles kan betekenen. Emotioneel gezien zullen veel mensen in deze wijken hen zeker steunen, denkt ze. „Maar politiek gezien staan velen, net als andere Palestijnse groepen, niet achter de acties van Hamas, en zeker niet van de militaire tak. Mensen steunen het idee van het verzet altijd wel, maar ze vinden ook dat de prijs die Gazanen ervoor betalen veel te hoog is.”
Moment van hoop
Een groepje mannen in een buurtwinkeltje bespreekt de situatie. Ze zeggen dat de terreuraanslagen op 7 oktober voor veel Palestijnen in Libanon een moment van hoop waren. Een terugkeer naar Palestina leek weer even mogelijk. Maar vooral de ouderen zeggen nu, na ruim tien maanden oorlog weer voor de zoveelste keer te zijn teleurgesteld; door de Arabische wereld, door de internationale gemeenschap, en vooral door de Palestijnse organisaties die hen zeggen te vertegenwoordigen.
Een man die zich voorstelt als ‘Abed’ voegt zich bij het gezelschap in de winkel. Hij draagt zwarte kleding, zijn T-shirt verhult het grote litteken aan zijn rechterbovenarm maar half. „Hezbollah doet ten minste iets. Ik zie nog geen andere landen of groepen bijna 400 strijders offeren.” Een verwijzing naar de Hezbollah-strijders die de laatste maanden door Israël zijn gedood.
Hoewel Abed er niet direct over zal praten, bevestigen anderen dat hij lid is van Hamas en voor de groep gevochten heeft. Hij vindt het Libanese Hezbollah een waardevolle partner voor de Palestijnen, ondanks dat de groepen tijdens de Syrische oorlog tegenover elkaar stonden. Hezbollah vocht de laatste jaren aan de kant van het regime van president Bashar al-Assad, terwijl Hamas de Arabische Lente en oppositie steunde. „Wat deze militie het Syrische volk heeft aangedaan is onverdraaglijk. Maar in deze oorlog steunen zij ons, en wij hen dus ook.”
Hij juicht Hamas’ terreuraanslagen op Israël ook om een andere reden toe. „Er is een tijd voor en na 7 oktober. Hiervoor zei het Westen altijd dat Israël onschuldig is. Nu is ook voor hen duidelijk hoe Israël Palestijnen in Gaza behandelt. Europeanen zien hoe zij kinderen doden en ziekenhuizen bombarderen, ze zien de brandwonden en lichamen, wie goed is en wie slecht. Wij zijn heel blij dat het Westen de realiteit nu eindelijk aanschouwt.”