Oudste ooievaar kent de kortste route

Ooievaars volgen gedurende hun leven steeds betere trekroutes. Individuen komen ieder jaar sneller op hun bestemming aan. Gaandeweg ontdekken en onthouden ze shortcuts en slaan ze informatie op over lokale omstandigheden. Het trekgedrag is dus in elk geval deels aangeleerd. Dat schrijven Amerikaanse en Duitse wetenschappers in PNAS, na onderzoek met gezenderde Europese ooievaars.

Hoe vinden trekvogels hun weg? De vraag is zo oud als de ontdekking dat vogels migreren, en dat ze dus niet, zoals de middeleeuwers dachten, ’s winters in eendenmossels veranderen. De neiging om te trekken is aangeboren, weten we inmiddels uit onderzoek bij vogels in gevangenschap. Maar de routes, timing en bestemming zijn deels ook aangeléérd. Jonge vogels vliegen mee met hun ouders, of met soortgenoten. Dat ontdekten Groningse en Wageningse onderzoekers dankzij een origineel onderzoek met grutto’s (Current Biology, 2013).

Ze verplaatsten jonge grutto’s die in Friesland waren geboren, vóór de najaarstrek naar Polen en lieten ze los tussen Poolse soortgenoten. Zouden hun trekroute, timing en terugkeer naar het broedgebied lijken op die van hun Friese ouders, of meer op die van hun Poolse pleegouders? Het laatste, zo bleek uit het zender-onderzoek. „Intussen denk ik dat zelfs koekoeken maar weinig trekgedrag aangeboren krijgen”, zei eerste auteur Theunis Piersma, hoogleraar trekvogelecologie in Groningen, eerder in NRC. „Waar ze mee geboren worden, is de mogelijkheid van anderen te leren.”

Route en strategie

Maar nu het nieuwe Amerikaans-Duitse onderzoek. Dat voegt daar nog een vraag aan toe: wat gebeurt er met de route en strategie tijdens het leven van een individuele vogel? Bij ooievaars kun je dat mooi onderzoeken: die worden gemiddeld 8 à 9 jaar oud, sommige wel 30 jaar, en je kunt ze goed een GPS-zender omhangen. Daarmee kun je niet alleen volgen waar de vogel is, maar ook hoe hoog en snel hij vliegt en zelfs wanneer en hoeveel hij versnelt. Die laatste maat, in combinatie met gegevens over de wind op die plek, verraadt het energieverbruik.

Tussen 2013 en 2020 hingen de onderzoekers 240 jonge ooievaars zo’n zender om, in broedgebieden in Duitsland en Oostenrijk. Deze vogels vliegen jaarlijks via de Straat van Gibraltar naar Noord- en Midden-Afrika om te overwinteren. Ze doen daar zo’n 15 tot 40 dagen over – afhankelijk van hun leeftijd, ontdekten de biologen, die sommige vogels zes tot zeven jaar konden volgen (de meeste twee tot drie).

Het zijn de jonge vogels die er de volle 40 dagen over doen. Dat komt doordat ze onderweg allerlei uitstapjes maken, zo toonden de GPS-data. Dat is deels onderzoekend gedrag, denken de onderzoekers, maar soms viel de afwijking samen met sterke zijwind.

Broedplek veroveren

De oudere vogels vliegen sneller en directer. Zij maken daarnaast vaker gebruik van meewind en vermijden tegen- of zijwind. Maar ze verbruiken daarbij wel meer energie, over de gehele trek gezien, ook al doen ze er korter over. Kortom, de jonge vogels zijn energie-efficiënter; de oudere tijdsefficiënter. Daardoor kunnen ze in het voorjaar op tijd een broedplek veroveren. Onvolwassen dieren hoeven dat niet.

Ooievaars leren dus zeker niet alleen van hun ouders, concluderen de onderzoekers: ze vliegen grotendeels niet samen op. Wellicht leren ze wel van leeftijdsgenoten, hoewel alle routes uniek bleken. In elk geval is er een grote rol voor individueel leren.

„Het is een leuke wending in het trekvogelonderzoek: dat het leren nu meer en meer wordt benoemd en dat er in de GPS-gegevens naar wordt gezocht”, reageert Theunis Piersma, die niet aan dit onderzoek meedeed. „Maar wat mij wel verbaast is dat ze eerder onderzoek links laten liggen.”

Piersma en collega’s schreven in 2022 bijvoorbeeld al een veelgeciteerd artikel in het Journal of Animal Ecology dat laat zien routes en timing gedurende een gruttoleven veranderen. „De experimenten in Polen scherpten dat verder aan”, zegt Piersma. „De grote vraag blijft nu: hoe werkt dat leren precies?”