Opinie | Zijn Dijkhoff & Segers nu echt de aangewezen personen voor een podcast?

Polarisatie Het is nogal aanmatigend van de oud-politici om vanuit hun bevoorrechte positie een podcast over ‘beter in gesprek gaan’ te maken, vinden Sabrina Keinemans en Maja Rocak.

Gert-Jan Segers (links) en Klaas Dijkhoff.

Gert-Jan Segers (links) en Klaas Dijkhoff.

Foto Lars van den Brink

Nieuws in NRC: Klaas Dijkhoff en Gert-Jan Segers beginnen een politieke podcast. Niet zo maar een podcast, maar één met een moreel verheven doel. De podcast moet, schrijft NRC, „een soort ‘reflectief’ beschavingsoffensief worden over hoe hoffelijk om te springen met andersdenken”. Dijkhoff en Segers willen „het goede voorbeeld kunnen geven” en dat we bij het beluisteren van hun podcast „horen hoe je het op een fatsoenlijke manier totaal oneens kunt zijn met elkaar”. Als antigif tegen het al te gepolariseerde maatschappelijk debat van tegenwoordig. Nu is dat laatste natuurlijk een reëel probleem, dat we als samenleving serieus moeten nemen.

Maar laten we eerlijk zijn: een rationeel debat tussen oud-politici over kwesties die heel ver van hun eigen reële bed staan, gaat ons natuurlijk helemaal niets brengen. Sterker nog, het is nogal aanmatigend om vanuit de bevoorrechte positie van ex-politicus anderen – met minder articulatiemacht en meer alledaagse zorgen – te leren hoe ze in gesprek moeten gaan.

Onze bedoeling is niet om de nieuwe podcast af te kraken. Wel constateren we dat de manier waarop Dijkhoff en Segers willen discussiëren geen antwoord vormt op polarisering, maar juist een democratische dialoog in de weg staat. Daarmee kan deze casus ons iets leren over alle pogingen – en het zijn er veel! – tot betekenisvolle burgerberaden, inspraaktafels en andersoortige ‘dialogen’.

Anderslevenden

Veel kwesties waarover burgers van mening verschillen gaan niet over abstracte idealen, maar dagelijkse realiteiten. Discussies over de noodzaak van klimaattransitie hebben nu eenmaal een andere betekenis wanneer je een goed salaris, goed geïsoleerde woning, en sterk netwerk om daarmee windmolens uit je eigen achtertuin te weren, hebt. Voor mensen die zichzelf vanwege armoede oefenen om met koud water te douchen – we komen ze tegen in ons onderzoek – staat echter iets heel anders op het spel. Een eerste les luidt dus: besef dat het hier niet alleen over een debat tussen andersdenkenden, maar anderslevenden gaat.

Een fout die beide heren maken, is dat ze met hun beroep op hoffelijkheid voorwaarden stellen aan wie er mee mag doen in een debat. We kunnen slechts ten dele uit het artikel opmaken wat ze daarmee bedoelen, maar onze ervaring met burgerinspraak is dat met hoffelijk doorgaans wordt bedoeld: een zekere mate van redelijkheid aan de dag leggen, niet te emotioneel worden en je argumenten vooral ook verbaal goed uit kunnen leggen. Allereerst is niet iedereen daartoe in staat – we worden niet allemaal als zevenvinker geboren. Bovendien: als de kwestie waarover wordt gedebatteerd zo sterk raakt aan je eigen leven, is het natuurlijk onmogelijk om daar onaangeraakt door te blijven, en slechts een ‘hoffelijk’ debat te voeren.

Een rationele uitwisseling van argumenten kan dan nooit recht doen aan alle posities in het debat. De boosheid en verontwaardiging moet daarin plaats kunnen innemen. Als er veel op het spel staat zijn het juist de verheven stemmen en tranen van frustratie passende uitingsvormen. Les twee is om ruimte te maken voor de hartstocht, ook als deze niet altijd even hoffelijk is.

Hystericus, wappie of aso

De allergrootste fout, ten derde, is het zeer pijnlijke dedain dat uit de opmerkingen van Dijkhoff en Segers spreekt. Het besef ontbreekt hoe mensen geraakt worden door de thema’s waarover in media, in politiek en in huiskamers gediscussieerd wordt en dat neergekeken wordt op iedereen die niet ‘op de juiste’ manier leeft en spreekt. Hier ontstaat schaarste aan respect: morele normen over hoe te leven en te spreken, worden gebruikt om de ander als serieuze gesprekspartner te miskennen of uit te sluiten van democratische processen.

Ook dat komen we helaas veelvuldig tegen in de praktijk: de neiging om de opponent in het debat neer te zetten als een hystericus, wappie of aso die niet snapt hoe nette mensen leven en praten. Dat helpt het debat niet. Burgers worden zich erdoor bewust dat ze niet aan bepaalde normen voldoen en in ons onderzoek zien we bijvoorbeeld dat mensen zich schamen voor het feit dat ze de taal van de elite niet spreken, of geen ‘fatsoenlijke’ kleding hebben. Les drie voor een goed debat: stel je open. Je gesprekspartner hoeft zich niet altijd aan te passen aan jouw normen over goed leven en goed communiceren.

Wie zich niet gehoord voelt, zal op steeds grovere wijze de aandacht opeisen. Door op mensen neer te kijken of hun zorgen niet serieus te nemen, wordt ons inziens polarisatie juist versterkt. De belangrijkste les dus tot besluit voor Dijkhoff en Segers: probeer in podcasts iets minder jezelf, en iets meer de ander aan het woord te laten.