De oudere boeren bij ons in de Hoeksche Waard verklaarden ons 25 jaar geleden voor gek. Wij, drie jonge boeren, zonen van akkerbouwers, hadden elkaar ontmoet bij een cursus ‘toekomstgericht ondernemen’ en namen toevallig tegelijk het boerenbedrijf van onze ouders over. Wij gingen het anders doen: biologisch. ‘Zonder chemie? Zonder kunstmest? Waar begínnen jullie aan jongens?’, vroegen de ouderen. Zij waren na de oorlog juist bevrijd door de opkomst van chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Zij hoefden niet meer te wieden – altijd met die kromme rug. Hun oogsten mislukten niet meer.
En nu gingen wij terug naar vooroorlogse methodes? Zij wisten toen niet hoe uitputtend die middelen en methodes waren voor de bodem.
Voor de meeste boeren is verduurzamen te duur, bleek vorige week uit onderzoek van de Universiteit Wageningen. Ik begrijp dat. Van de boeren werkt ook maar 4,4 procent biologisch. De rest doet het op de gangbare manier – zo noemen we dat. In je eentje overstappen is ook niet te doen. Je bent kwetsbaarder als biologische boer: je hebt weleens een misoogst bijvoorbeeld. Het gevecht tegen het onkruid is zwaar, en zonder chemie kan je nu eenmaal niet alle schimmels en insecten bestrijden.
Onze manier van werken is ook véél arbeidsintensiever dan dat van het gangbare boerenbedrijf. We werken met z’n allen tot ’s avonds laat, we eten samen. Toch gaan we ook om de beurt op vakantie, om de accu op te laden. Er werken in de zomer dertig tot veertig arbeidsmigranten bij ons. We hebben nu wel onkruidrobots rijden, op proef, dat is een hoopvolle ontwikkeling.
Aardappelen, wortels, uien en koeien
In ons eentje hadden we de overstap van gangbaar op biologisch nooit kunnen maken. Maar we hebben in 1999 onze drie bedrijven samengevoegd. Dat was onze redding. 300 hectare hebben we nu bij elkaar. We kunnen er met onze gezinnen nog steeds van leven. We telen aardappels, wortels, uien, rode bietjes, pastinaak, erwten, knolselderij. En we hebben tweehonderd koeien, van de melk maken we kaas.
Gangbare boeren hebben een hogere opbrengst per hectare dan wij. Nederlandse boeren zijn waanzinnig efficiënt – de beste in de wereld. Zij concentreren zich op één of twee gewassen. Wij hebben er verschillende, dat doen wij om de bodem tot rust te brengen. Ik wil niet de indruk wekken dat biologische boeren beter zijn dan gangbare. Maar ik denk dat het slimmer is om aan de veilige kant van onze ecologische limiet te boeren en een bestendigere landbouw te ontwikkelen. Dus zo min mogelijk diervoer, kunstmest en mineralen van buiten Europa aanvoeren.
Onze grootste klanten zijn Duitsers. Duitsers zijn zich bewuster van groen en lokaal dan Nederlanders. In Nederland kijkt de consument eerst en vooral naar de prijs van een product in het schap. Dus als er goedkope druiven liggen uit Peru, of sperziebonen uit Egypte, dan koopt de consument die. Ik denk dat in deze gevallen vaak de wérkelijke prijs niet gerekend wordt, en we dus anderen opzadelen met de gevolgen voor hún leefomgeving.
Een fruitteler hier in de polder had nog zeker dertig vrachtwagens aan prachtige appels liggen in zijn koeling. Toch lagen er op hetzelfde moment appels uit Argentinië in de winkel. Die waren goedkoper, maar natuurlijk belastender voor het klimaat. Dat zou verboden moeten worden.
Biologische producten zijn vaak iets duurder; niet altijd. Onze wortels telen we nu zo efficiënt dat ze bijna zo goedkoop zijn als niet-biologische wortels. Maar ze liggen voor een hogere prijs in de winkel. Consumenten zijn nog niet altijd bereid die hogere – en eerlijkere – prijs te betalen.
Velen vinden de stap te riskant
Biologisch boeren is een prachtig vak. We putten de bodem niet uit. We hebben – wetenschappelijk aangetoond – meer insecten, bloemen en vogelsoorten op de biologische boerderij. We hebben ook minder stikstofuitstoot. Veel gangbare boeren willen dit ook, vertellen ze ons. Ze vinden alleen de stap naar biologisch boeren te groot, te riskant. Je zal dan veel meer gewassen moeten telen om ziekten en plagen te voorkomen, meer werktuigen en personeel nodig hebben.
We hebben ’s winters ook velden met kruiden en klavers, die we weer gebruiken om de koeien te voeren. De wortels van die kruiden en klavers zijn goed voor de bodem. De mest van onze koeien brengen we terug naar het land, en zo sluiten we de mineralenkringloop weer. Daar word je als boer blij van. Je wordt er niet rijk van, maar het gaat.
Mijn kinderen studeren science & innovation, biologie en internationale politiek. Ze zeggen: nou pa, hoe jullie boeren is wel heel complex. Ik weet niet of zij het boerenbedrijf gaan overnemen.
Voor de toekomst van biologische boeren, en de groei van het aantal, zijn vooral de supermarkten van belang. Als zij op grotere schaal biologisch zouden inkopen, zou biologisch eten ook goedkoper worden. En als het goedkoper wordt, willen meer consumenten het. Kip of ei: wanneer begin je? Ze zouden de biologische producten ook veel beter en prominenter kunnen presenteren in de winkel, in plaats van ze ergens in een hoekje te leggen.
Ook de overheid zou meer moeten doen. Zoals de autogordel verplicht werd, zonnepanelen gesubsidieerd en tabak aan banden gelegd, zo zou ook biologisch consumeren gestimuleerd kunnen worden, door bijvoorbeeld btw-voordeel op biologische producten. Zo kun je zorgen dat consumenten het kunnen en gaan betalen. En dat het aantrekkelijk wordt voor boeren om over te stappen.
Opgetekend door Frederiek Weeda