De urgentie van een staakt-het-vuren in Gaza staat in Nederland nog steeds niet voorop. Het debat blijft steken op termen, vlaggen, leuzen en wel of geen kant kiezen. De roep om een staakt-het-vuren wordt niet als humanitaire noodzaak gezien, maar als ‘politieke stellingname’. Nederland staat met de rug naar de realiteit, en naar een groot deel van de rest van de wereld.
Er zijn meer dan 10.000 Palestijnen omgebracht, waarvan duizenden kinderen, en er zijn, na de gruwelijke terreuraanslagen door Hamas op 7 oktober, ook nog vele Israëlische burgers gegijzeld. In Londen gingen afgelopen weekend ruim 300.000 mensen de straat op. In Zuid-Afrika zijn bijna ieder weekend demonstraties in de grote steden. De Indonesische president Joko Widodo drong recent via de Amerikanen aan op een staakt-het-vuren, „for the sake of humanity”. De Belgische premier Alexander De Croo noemde de acties van Israël vorige week „disproportioneel” en de vicepremier spreekt over sancties. De Franse president Macron roept Israël inmiddels op om te stoppen met bombardementen op burgers.
Toch was er over de Nederlandse onthouding van stemming bij de Verenigde Naties, samen met onder andere Duitsland en Engeland, over zoiets basaals als een humanitair staakt-het-vuren, al nauwelijks enige ophef. Frankrijk en België stemden net als 120 andere landen wél voor. Het was een moment dat voor de geschiedschrijving nog gevolgen zal hebben. Wat betekent het als Nederland passief en ook actief – met militair materiaal – steun verleent aan een bondgenoot die zwaar en langdurig geweld inzet dat zoveel burgers raakt? En wat betekent een keuze voor de verdere ontwrichting in het Midden-Oosten, die ook gevolgen heeft voor Europa, en de relaties met de overwegend vóór het staakt-het-vuren stemmende rest van de wereld?
Geprivilegieerd land
Het zijn vragen die maar weinig worden gesteld in het debat, waar het mogelijke premierschap van Pieter Omtzigt al snel hoger op de agenda stond. Publieke intellectuelen vertellen aan de talkshowtafels en op de opiniepagina’s vooral over het belang van in stilte lijden en geen kant kiezen. Zo sprak Joris Luyendijk op de nationale televisie zijn zorg uit over het gevaar van polarisatie en ontmenselijking in Nederland. Terecht, de situatie in het Midden-Oosten werkt door in Europa en dat is zorgwekkend. Maar zijn woorden resoneren wel in een geprivilegieerd land, waar de meeste mensen na de uitzending hun kinderen in een warm bed kunnen leggen. Op dezelfde dag moest een Palestijnse collega van Luyendijk, een journalist van Al Jazeera, live op de televisie vernemen dat zijn vrouw en twee van zijn kinderen waren gedood door Israëlische bombardementen. Niet één minuut van zijn zendtijd besteedde Luyendijk aan een oproep tot een staakt-het-vuren.
Columnist Heleen Mees zag in alle geweld zelfs een goede aanleiding om Sylvana Simons in de Volkskrant te ‘ontmaskeren’ als racistisch. Of je het daar nu mee eens bent of niet: het is het zoveelste voorbeeld dat inzet op een discussie rond mogelijke blinde vlekken van links activisme, om zelf weg te kijken van de bommen die al weken op burgers vallen. Want daar ging het in haar column niet één keer over. Het beeld van de vrouw, verstrengeld met een in een wit laken verpakt dood kind, ging de wereld over. Misschien raakt juist dat beeld me wel zo sterk omdat ik zelf moeder ben, en weet dat ik het in haar plaats nooit zou begrijpen waarom dít het antwoord op de terreur van Hamas moest zijn, en de wereld niet ingreep.
Lees ook
Een wapenstilstand in Gaza zonder ‘ja, maar’
Het is dat Nederlandse privilege, om in het debat weg te kunnen blijven van een veroordeling van het voortgaande geweld en onze medeplichtigheid daaraan, waar ik van schrik. Al die herdenkingen en recente excuses over oorlogen van lang geleden vinden we terecht ontzettend belangrijk, maar wat betekent het vervolgens als we dit geweld in het hier en nu geen halt toe willen roepen? Hoeveel kinderen mogen er volgens Nederland dan nog sterven voordat we wel tot een staakt-het-vuren oproepen?
Politieke onwil
Demissionair premier Mark Rutte gaf de Israëlische premier Benjamin Netanyahu vorige week opnieuw zijn steun en benadrukte dat Israël het recht heeft op zelfverdediging. Dat Nederlandse ambtenaren zich daar zorgen over maken, werd eerder deze week nog eens onderstreept door een gelekt diplomatiek memo over doelbewuste aanvallen op civiele infrastructuur. De voortdurende steun van de Nederlandse regering aan dit geweld legt de politieke onwil bloot om ook voor de rechten van de Palestijnen op te komen.
Druk is nodig vanuit de internationale wereld. Dat gaat niet over ‘kant kiezen’, maar kiezen voor de ondeelbaarheid van mensenrechten, die de wereld na de Tweede Wereldoorlog met elkaar is overeengekomen. De roep om beëindiging van dit onmenselijke geweld zou ook in Nederland urgent moeten zijn, net als een rechtvaardige oplossing naar de toekomst toe waarin iedereen bestaansrecht heeft. Dat is in ieders belang, ook dat van Europa.