Daags voor de presentatie van het onderhandelaarsakkoord publiceerde het Centraal Bureau voor de Statistiek deze week een nuttig overzichtje. In 2023 was volgens het CBS van alle instituties het vertrouwen in de politiek verreweg het laagst: 24 procent.
Het akkoord liet vervolgens zien dat het nieuwe kabinet plannen heeft (inzake asiel, migratie, stikstof, etc.) waarmee het gemakkelijk in botsing kan komen met twee andere instituties: de rechtelijke macht en de Europese Unie.
Voor de PVV niet per se een nadeel: die fractie vaart vaak met genoegen uit tegen deze instituties. Daarom kan het misschien geen kwaad even vast te stellen dat die twee veel meer vertrouwen genieten dan de politiek: 78 (rechters) en 47 procent (EU). Een grote mond leidt niet vanzelf tot een groter gezag.
Hoe zwak de reputatie van politici is blijkt ook uit het vertrouwen in banken. Sinds de kredietcrisis en aanverwante affaires geen instellingen die kunnen bogen op veel positieve publiciteit. Maar ook zij worden volgens het CBS meer vertrouwd dan politici: 50 om 24 procent. Om dichterbij huis te blijven: de pers, geliefd doelwit van radicaal-rechts, geniet eveneens meer vertrouwen dan de politiek, 37 procent.
Dus bijtende aanvallen op de EU, rechters en media kunnen mogelijk de indruk wekken dat politici de meeste geloofwaardigheid genieten, de werkelijkheid is omgekeerd. Je hoopt dat ook verslaggevers dit de komende tijd in hun oren knopen
Doorgaans groeit het vertrouwen in politici zodra een nieuw kabinet aantreedt. En nu de coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB beleid belooft dat behoudende kiezers waarderen – ‘strengste asielbeleid ooit’, 130 op de snelweg, ‘landbouwinclusieve’ natuurpolitiek – doet dit effect zich ook nu waarschijnlijk voor.
De vraag bij veel beleidsplannen is alleen of ze uitvoerbaar zijn. Veel is de laatste maanden gezegd over voldoende afstand tussen Kamer en kabinet, maar als je deze week die 26 pagina’s ‘afspraken op hoofdlijnen’ las, begreep je wel dat onderhandelaars straks als Kamerlid afstand houden van de realisatie.
Want als er niets van terechtkomt kunnen coalitiefracties de mislukking netjes afschuiven op anderen: ministers, rechters, de EU
Geen gering gevaar
Ga maar na. Een opt-out van Europees asielbeleid, waardoor Nederland zelf zijn asielbeleid zou kunnen maken? Vereist wijziging van het Europees Verdrag, een zeldzaamheid. Asielopvang opwaarderen tot een crisis om een asielstop in te voeren? Afgaande op een Kamerbrief uit 2022 van staatssecretaris Eric van der Burg (Vreemdelingenzaken, VVD) juridisch niet te rechtvaardigen, zodat een Nederlandse rechter er zomaar een streep door kan halen. Brussel overhalen dat Nederland, na achttien jaar (!) coulance, tóch weer meer mest mag uitrijden dan is toegestaan volgens de Nitraatrichtlijn? Ook zéér onwaarschijnlijk.
En het past in het spelboek van radicaal-rechts om de onmogelijkheid van dit soort maatregelen aan te wenden om instituties als de rechtelijke macht en de EU aan te vallen. Dus hier sluimert geen gering gevaar: een venijnige variatie op de spektakelleegte in het hoofdlijnenakkoord.
Ook omdat het beloofde beleid hoge verwachtingen wekt. In De Telegraaf mochten lezers donderdag reageren op het akkoord en 85 procent was volgens de krant „zeer ingenomen’’. Lezers met alleen voornamen. „Heerlijk wakker worden, geweldig nieuws, gas erop!’’, aldus Frans. Willem: „Eindelijk normaal beleid en gezond verstand. Genoeg met die extreemlinkse fantasiewerkelijkheid, discriminatie van eigen bevolking en D66-dwangcultuur.’’
En als enthousiaste kiezers hierna vernemen dat een rechter of een Brusselse ambtenaar hun favoriete plannen dwarsbomen, moet je er, ook als NSC en VVD, rekening mee houden dat er draagvlak voor onrechtstatelijk optreden ontstaat.
Impotente tekst
Dat hele akkoord is sowieso bevreemdend. Zoveel impliciete smetvrees las ik nooit eerder in een politieke tekst. Het deed me denken aan het begin van de formatie, toen VVD en NSC allebei dachten: we gaan dit kabinet hooguit gedogen. Vervolgens werden ze in de partij (VVD) of publicitair (NSC) onder druk gezet, en durfden ze het niet meer aan om buiten een coalitie met de PVV te blijven. Gedwongen loyaliteit.
En die tekst onderstreept dat het zodoende een formatie van argwaan en eigenbelang is geworden. PVV en BBB die graag willen. VVD en NSC die hun puntjes binnen harkten en bij allerlei vergaande voorkeuren van PVV en BBB dachten: och, die zijn toch onhaalbaar.
Het verklaart het eindresultaat: de meest impotente coalitietekst ooit.
Het punt is alleen dat VVD en NSC ook enorme electorale risico’s lopen. Aan de ene kant worden zij straks van nature gedwongen een matigende rol te spelen in een coalitie geleid door een vertegenwoordiger van radicaal-rechts. Ze hebben weliswaar de vrijheid afgedwongen om in de Kamer alles te zeggen, maar ze zitten in een rechtse coalitie en dat betekent ook twee andere dingen. Partijen als CDA, D66 en GL-PvdA zullen ze voortdurend aanvallen op hun samenwerking met de PVV, zodat hun electorale kansen in het midden slinken. Tegelijk zijn ze niet rechts genoeg om BBB en de PVV electorale concurrentie op de rechterflank aan te doen. Zo dreigt voor beide electorale marginalisatie. Zie ook: het CDA sinds 2010.
Intussen kan iedereen zien dat Wilders zijn bijtende gedrag op sociale media handhaaft. Binnenskamers schappelijk, daarbuiten ouderwets confronterend. Nog vorige week verweet hij de politiek dat „jullie onze grenzen wagenwijd [hebben] openstaan voor antisemieten’’ en “mensen die onze cultuur haten’’.
Interessant genoeg neemt BBB, vorig jaar nog strijder tegen polarisatie, de PVV- stijl over. Caroline van der Plas diende 25 april een motie in om „4 mei niet te gebruiken voor politieke statements’’, waarna Mona Keijzer op 4 mei een confronterend politiek statement postte.
PVV en BBB zijn kortom klaar voor het gevecht met niet-conservatief Nederland: de zon kan nooit gelijktijdig voor iedereen schijnen. En als je in een coalitie zit met twee partijen die eigenlijk niet willen, is een vechtdemocratie – ook op sociale media, ook met de vermeende culturele elite – een voortreffelijke manier om het eigen profiel te beschermen.
Remkes contra Plasterk
Verder is ook hun voorkeur voor Ronald Plasterk als premier veelzeggend. Het mag duidelijk zijn dat de nieuwe minister-president in deze constellatie over uitzonderlijke bestuurlijke vaardigheden moet beschikken. Maar je krijgt niet de indruk dat hij daarop is geselecteerd. Zijn PvdA-verleden, zijn jarenlange vete met Frans Timmermans en zijn aanvallen op modern links als Telegraaf-columnist spelen vermoedelijk een grotere rol.
In 2015 sprak ik Johan Remkes, en het ging voor een deel over het bestuurlijk opereren Plasterk, destijds minister van Binnenlandse Zaken Plasterk. In afgemeten zinnen deed Remkes uit de doeken hoe hij diens plan voor superprovincies had gedemonteerd – vooral met dank aan Plasterks bestuurlijke geklungel.
Vrijdag probeerde de kandidaat-premier in De Telegraaf twijfel bij Omtzigt over zijn kandidatuur weg te nemen met een excuusbriefje over een wrokkig moment richting Omtzigt in zijn nadagen als informateur.
Maar het had er alles van dat bij Omtzigt ook iets anders speelt: het onderzoek dat het Amsterdam Universitair Medisch Centrum (Amsterdam UMC) heeft ingesteld na een onthulling van NRC-collega’s Lucas Brouwers en Bas Haan over een mogelijk incomplete patentaanvraag waarmee Plasterk na zijn ministerschap miljonair werd. Hij zou de ware uitvinder buiten de aanvraag en de opbrengst hebben gehouden.
Interessant genoeg riep de jongerenbeweging van NSC er vrijdag toe op dat de NSC-fractie „de rug recht houdt’’ en Plasterks kandidatuur niet accepteert zolang het Amsterdam UMC-onderzoek loopt.
Lees ook
Hoe Ronald Plasterk miljonair werd – en de universiteit had het nakijken
Ook hieraan zit een boeiend rechtstatelijk aspect – Plasterk weet er alles van. In de veelbesproken „gezamenlijke basislijn’’ inzake de Grondwet, de grondrechten en de democratische rechtsstaat die de onderhandelende partijen onder Plasterks leiding in januari overeenkwamen, staan onder punt 7 twee zinnen over de integriteit van (kandidaat-)bewindslieden:
„Voor democratie zijn hoge integriteitsnormen en transparantie bij politici belangrijk om vertrouwen te winnen en te behouden. Bewindspersonen en Kamerleden vervullen een voorbeeldfunctie door integriteitsnormen ten volle na te leven.’’
Je kunt er niet omheen: door dat Amsterdam UMC-onderzoek zijn er op dit moment vragen over Plasterks integriteit. En gezien het grote risico van confrontaties met instituties openbaart zich hier een boeiende testcase voor de kandidaat-premier annex oud-informateur én de onderhandelaars.
Hoe serieus nemen zij hun eigen afspraken voor het waarborgen van de democratische rechtstaat?