Opinie | Europa als digitale voortrekker? We moeten nog veel doen

Lang ging het in het debat over digitalisering alleen over hoe dingen als mobiele telefoons, sociale media oftewel meer verbondenheid ons leven beter maakt. Vervolgens kwamen de steeds grotere zorgen over negatieve effecten, zoals de groei van surveillance, de machtsconcentratie bij Big Tech en de mentale gezondheidsproblemen. En de laatste jaren is digitalisering ook een geopolitiek vraagstuk geworden.

De geopolitieke risico’s van digitalisering waarbij landen digitale dominantie als machtsmiddel kunnen inzetten, worden gelukkig door de Europese Unie erkend. Denk aan de zorgen over politieke beïnvloeding via Facebook of over surveillance via Tiktok. Onderdeel van de ambitie voor strategische autonomie is dan ook het creëren van ‘digitale soevereiniteit’. Maar wat is dat precies? En hoe staan we er nu eigenlijk voor? Wat hebben we nodig om digitaal soeverein te worden?

Enerzijds lijkt het alsof Europa er beroerd voor staat. Geen Europees bedrijf behoort tot de groep internetgiganten. Anderzijds is ASML, leidend in de chipindustrie, wel een Nederlands bedrijf. Ook zijn de digitale verbindingen en het internetgebruik in Europa hoog. Een groot deel van de bevolking hier heeft een smartphone en toegang tot een snelle internetverbinding.


Lees ook

Technologie? Alleen met z’n regels loopt Europa voorop

Technologie? Alleen met z’n regels loopt Europa voorop

Hoe verhouden die twee perspectieven zich tot elkaar? Er is niet zoiets als een enkele index die de digitale wereld in kaart brengt. Er zijn indices over competitiviteit, internetbereik, hoe ver we zijn met gebruik van artificial intelligence (AI) en dergelijke. Maar die brengen allemaal slechts een stukje van de digitale wereld in kaart.

Hoe ziet een complete kaart van de digitale wereld er überhaupt uit?

Als we willen weten hoe Europa en Nederland specifiek er in de digitale wereld voor staan, dan moeten wij die wereld in kaart kunnen brengen en onze positie daarop bepalen. Hier wil ik een voorstel doen voor hoe wij digitalisering in kaart kunnen brengen.

Sinds de moderne tijd zijn wij gewend om de wereld horizontaal te begrijpen. Wij trekken rechte lijnen op de wereldkaart en plaatsen daarop landen naast elkaar. De digitale wereld in kaart willen brengen, levert echter een verticale kaart op. Dat zit als volgt.

Technici en informatici die zich met de digitale wereld bezig houden, begrijpen digitale objecten en diensten namelijk als een stack, een geheel waarin technologieën gelaagd op elkaar worden gestapeld. Een mobiele telefoon bestaat bijvoorbeeld uit verschillende lagen: een laag van chips, een laag van netwerktechnologie en een softwarelaag.

Wat nu als we dit stack-model niet alleen op digitale producten toepassen, maar op de hele digitale wereld? Al die lagen vormen grote mondiale industrieën, lagen die duidelijk maken hoe de machtsverhoudingen liggen, net als met vroegere wereldkaarten. Ik onderscheid zeven lagen in de mondiale index.

De EU poogt de ontwikkeling van Europese bedrijven te stimuleren, maar de voortgang daarop is nog maar minimaal

Europese lagen

De meest basale bouwsteen van de stack betreft grondstoffen. Digitalisering heeft hele specifieke grondstoffen nodig: metalen als lithium (voor batterijen bijvoorbeeld) en kobalt (gebruikt voor de accu’s van elektrische auto’s) en een heleboel van de zogenaamde ‘zeldzame aardmetalen’. Op deze laag zijn de machtsverhoudingen helder: China is de grootmacht. Het land is verantwoordelijk voor 60 tot 80 procent van de productie van veel zeldzame aardmetalen. Kobalt komt vooral uit de Democratische Republiek Congo en lithium uit Zuid-Amerika, maar ook daar opereren Chinese bedrijven de belangrijkste mijnen.

In een poging niet afhankelijk te zijn van de macht van China, proberen de VS en de EU alternatieve productieketens op te zetten. Het is echter maar de vraag of en wanneer dit zal lukken, zeker omdat Europese landen niet graag mijnen op eigen grondgebied openen.

Bovenop de grondstoffen komen de chips, de tweede laag. Die sector bestaat grofweg uit drie onderdelen: chipontwerp, chipproductie en de benodigdheden voor het productieproces. Ontwerp wordt vooral gedaan door grote westerse bedrijven als Intel (Amerikaans) en Nvidia (ook Amerikaans). Productie vindt dan weer grotendeels in Zuid-Korea en Taiwan plaats, alhoewel Europese bedrijven (waaronder het Nederlandse NXP) nog steeds bijna tien procent van alle chips produceren. Nederland is wel een zeer grote speler áchter de chips: ASML maakt de machines om chips mee te produceren. Daarmee is ons land een speler van formaat op deze laag.

Ten derde volgt de netwerklaag, waar het gaat om het aanleggen van verbindingen. Dat kan gaan via telecommunicatie-infrastructuur, onderzeese kabels en satellieten. Op het gebied van de infrastructuur is het Chinese Huawei de belangrijkste speler, maar de nummers twee en drie zijn de Europese bedrijven Nokia en Ericsson. Die bedrijven lopen achter op Huawei, maar zouden sterke concurrenten in de markt kunnen worden waarmee een Europese infrastructuur aangelegd kan worden. Onderzees is Nederland is een belangrijk knooppunt voor internetkabels die Europa met de VS verbinden. Voor de ruimtelijke satellieten is Europa dan echter weer erg afhankelijk van Amerikaanse bedrijven zoals Elon Musk’s Starlink.

Op twee van deze drie lagen, chips en netwerken, staat Europa er dus niet slecht voor en is Nederland zelfs een belangrijke speler.

Minimale voortgang

Weer heel anders is de situatie op de computatielaag daarboven, de laag van de cloud, van de digitale opslag. Op deze laag zijn Amerikaanse bedrijven dominant: Amazon, Microsoft en Google hebben zo’n tweederde van de wereldwijde markt in handen. Daarna volgt een Chinees bedrijf en dan meer Amerikaanse bedrijven. Geen enkel Europees bedrijf zit in de top tien van clouddiensten, waardoor Europese eisen als privacy en veiligheid op deze laag niet makkelijk gegarandeerd kunnen worden. Met het project Gaia-X poogt de EU de ontwikkeling van Europese bedrijven te stimuleren, maar de voortgang daarop is nog maar minimaal. Dat komt deels door onderlinge rivaliteit tussen Europese landen.

Op de vijfde laag gaat het om de grote hype van de afgelopen tijd: AI, ofwel de ordening en organisatie van alle data. Op dit gebied zijn de VS en China allebei twee grootmachten die op verschillende aspecten uitblinken. De VS heeft meer talent, maar China grotere datasets, nodig om AI-modellen op de trainen. Europese en ook Nederlandse wetenschappers behoren tot de wereldtop, maar het ontbreekt Europa echter aan grote bedrijven die miljarden in de ontwikkeling van AI kunnen investeren. Veel talent vertrekt dan ook naar innovatieve buitenlandse bedrijven.

Alle lagen tot nu toe zijn noodzakelijk voor digitale diensten, maar niet zo zichtbaar voor de meeste burgers. Dat is anders op de zesde laag: die van de applicaties, de laag van de zoekmachines, navigatieapps, sociale mediaplatformen en datingapps. Op deze laag zijn de grote Amerikaanse Big Tech-bedrijven de leiders (denk aan Facebook, denk aan Google), maar weer heeft China hier ook succes, met applicaties waarvan enkele ook in ons land populair zijn zoals Alibaba en Tiktok. Europa heeft geen grote techplatformen die breed digitale applicaties aanbieden. Wel heeft het succesvolle bedrijven in specifieke niches zoals Booking, Spotify, JustEat en Adyen. En een flink aandeel daarvan komt uit Nederland.

Veel digitale producten stoppen hier, maar steeds vaker wordt er een zevende laag aan toegevoegd, die van verbonden apparaten. In dat geval stuurt de applicatie nog een fysiek object aan. Dat kan een autonoom voertuig zijn, een drone, maar ook huishoudelijke artikelen zoals slimme koelkasten, thermostaten of deurbellen. Het betreft allerlei soorten fysieke objecten en de markt groeit nog heel hard. Er zijn dan ook nog niet hele duidelijke winnaars. Tesla en Boston Dyamics zijn succesvolle Amerikaanse bedrijven, maar China domineert met DJI de commerciële dronemarkt. Europa heeft hier wel een sterk uitgangspunt omdat Europese bedrijven traditioneel goed zijn in industriële productie, denk aan Philips, Siemens en de Europese auto-industrie, dus hier kan een inhaalslag gemaakt worden.


Lees ook

Technologische achterstand? Europa is juist ‘goed voorbereid op de digitale toekomst

Technologische achterstand? Europa is juist ‘goed voorbereid op de digitale toekomst’

Hoe staat Europa ervoor?

Wat zien we nu als we digitalisering op deze manier in kaart brengen? Allereerst levert het een gedifferentieerd beeld op. Op sommige lagen is een enkel land leidend zoals op grondstoffen (China) of de cloud (VS), terwijl op andere lagen er verschillende grote spelers zijn. En hoe staat Europa er dan voor? Het antwoord daarop verschilt per laag.

Op sommige lagen is Europa zwak. Vooral in de cloud, maar ook op de applicatielaag. Op andere lagen speelt Europa een rol (bij grondstoffen, bij kunstmatige intelligentie), maar doet het onder voor andere grootmachten. En weer op andere lagen heeft Europa een redelijke sterke positie zoals in chips, netwerken en verbonden apparaten.

De vraag wat Europa zou moeten doen om digitaal soeverein te worden kent dus niet een enkel antwoord, de kansen daarvoor verschillen per laag. Op veel gebieden wordt ons continent voorbijgestreefd door de VS en China, maar op verschillende gebieden heeft het een sterke positie die in de toekomst vergroot zou kunnen worden. De positie van Europa is niet alleen maar slecht, zoals soms gezegd wordt, zoals pessimisten weleens menen.

Als laatste: Nederland is een belangrijke speler, als je enkel naar de Europese stack kijkt. Met chipfabrikanten en ASML op de chiplaag, met internetknooppunten op de netwerklaag, expertise in AI en sterke bedrijven in applicaties en verbonden apparaten. In een tijd van geopolitieke spanningen is dat een hoopvolle boodschap: Nederland zou een voortrekkersrol kunnen spelen in de ontwikkeling van een Europese digitale Stack.

Dit artikel is gebaseerd op Atlas van de Digitale Wereld, het nieuwste boek van Haroon Seikh.