Op deze regenachtige dag spelen we het bordspel Mens erger je niet! met onze kleindochters. „Wie het hoogste gooit mag beginnen” vertel ik hen. Julia (6 jaar) mag als eerste en opent met vijf, best veel. Dan is Alice (4 jaar) aan de beurt. Met uitgestreken gezicht gooit ze de dobbelsteen ….bijna tot tegen het plafond.
Brigitte Kurris, Hove (België)
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Het is treurig te moeten vaststellen dat de conclusie van de Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme geen verrassing is. „Discriminerend overheidshandelen is een schrijnend probleem”, schrijft zij aan kabinet en Kamer. Artikel 1 van de Grondwet, het gelijkheidsprincipe, wordt door de overheid zelf met voeten getreden.
De staatscommissie roept in een tussentijds advies op tot „een proactieve en structurele aanpak” van discriminatie bij publieke dienstverlening. Bij het regelmatige contact dus tussen burger en overheid, aan de gemeentelijke balie, met de politie, de douane, de verstrekkers van toeslagen.
Voor veel Nederlanders moet dit een déjà vu zijn. Dit is niet het eerste onderzoek met een soortgelijke conclusie – ook niet van deze staatscommissie, die in 2022 op verzoek van de Tweede Kamer werd ingesteld om de aard, omvang en oorzaken van discriminatie „inzichtelijk en tastbaar” te maken.
Zelf concludeerde de Kamer elf maanden geleden, naar aanleiding van de Toeslagenaffaire en na de parlementaire enquête Fraudebeleid en Dienstverlening, dat de overheid juridisch aanspreekbaar zou moeten zijn op discriminatie. Dat de kabinetsreactie op die parlementaire enquête zo futloos was, en elke urgentie in het Kamerdebat erover vorige week leek te ontbreken, maakt moedeloos. Zeker omdat een vorig kabinet over de Toeslagenaffaire viel, en een van de vier coalitiepartijen groot werd met de belofte iets te doen aan de burger die in de knel raakt door overheidshandelen. Het momentum van Toeslagenaffaire (2021) en Black Lives Matter (2020) lijkt bovendien ten onrechte te zijn verdwenen.
Want 11 procent van de Nederlanders van 15 jaar of ouder voelde zich in 2023 gediscrimineerd. Dat zijn 1,6 miljoen inwoners van dit land. Afkomst, huidskleur, geslacht, seksuele oriëntatie, handicap of religie – of welke grond dan ook – blijken in tegenstelling tot Artikel 1 juist níét een reden voor gelijke behandeling.
Dat is al ernstig. De staatscommissie concludeert bovendien dat ongelijke behandeling tot persoonlijke schade leidt, als ook tot maatschappelijke schade. Financieel: de hersteloperatie van de Toeslagenaffaire kostte inmiddels negen miljard euro, de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) compenseerde gediscrimineerde studenten al voor 61 miljoen euro. Belangrijker: wie voortdurend wordt achtergesteld en vervolgens wordt bevestigd in het feit dat de overheid er niet voor iedereen is, kan zich afkeren van die overheid, van de samenleving.
De staatscommissie concludeert verder dat beleidsverandering alleen niet voldoende is. In weerwil van sommige coalitiepartijen die lijken te suggereren dat het gaat om beleid en rechtsstaatverklaringen en basislijnen. Woorden van politici doen ertoe.
Ja, in het regeerprogramma staat dat discriminatie hard wordt aangepakt. Maar, zo zegt commissievoorzitter Joyce Sylvester tegen NRC, een kabinet waarvan leden discriminerende uitspraken doen en dat dat vervolgens ontkent, „laat zien dat het heel gewoon is zulke dingen te zeggen”. Waardoor ambtenaren kunnen denken dat discriminatie niet zo erg is, wat weer kan doorsijpelen in beleid. Wat weer ertoe kan leiden dat mensen ongelijk behandeld worden. Wat weer…
Het is te hopen dat kabinet en Kamer de instelling van deze staatscommissie niet zien als een aflaat. Te vaak belandden de terechte adviezen van staatscommissies in lades. Maar Artikel 1 van de Grondwet is niet voor niet het eerste artikel.
Lees ook
Staatscommissie noemt discriminatie door overheid ‘structureel’ en hekelt uitspraken kabinet
Rotterdammers staan te boek als flegmatieke mensen. Altijd in staat om pech, ongeluk of regelrechte rampspoed te relativeren met een nuchtere of berustende levenswijsheid. ‘Je doet er toch niks aan’, of ‘Zo gaat het nou eenmaal.’ Trots op ‘de stad’ gaat aan de Maas samen met een bescheiden besef van het menselijk tekort. Al zijn er grenzen, ook in Rotterdam. Niet voor niets breekt maatschappelijk rumoer daar het eerst uit.
Toen ik jaren geleden de buurt bezocht waar ik opgroeide – Hordijkerveld in Groot-IJsselmonde, lage jaren zestig-nieuwbouw, portiekflats en groenstroken – praatte een oudere kennis die er was blijven wonen me bij. Niet dat er veel was gebeurd, alles ging gewoon zijn gangetje.
Nou ja, de overburen waren een paar weken terug door een arrestatieteam van hun bed gelicht, dat wel. Ze was wakker geschrokken van het fel-blauwe licht in de straat en had door het keukenraam staan kijken. Politie met helmen en schilden, geschreeuw. Een zoon van buren stond op straat, met handboeien aan een lantarenpaal geklonken. Leuke mensen, dacht ze, die buren, maar heel goed kenden ze hen niet. Nog een koekje bij de koffie?
Recenter was ik op bezoek in de straat waar de wooncarrière van mijn ouders zich op Zuid had voortgezet. Van de lage rijtjeshuizen van Hordijkerveld, nog gebouwd zonder cv of douche, gingen we naar een doorzonwoning in Kreekhuizen, een paar kilometer verderop. Opnieuw diende een kennis als éénpersoons-persbureau. En ook hier ging alles lekker zijn gangetje, hoor. Ja goed, er was die schietpartij geweest. Maar dat was aan de andere kant van de straat, niks van gemerkt. Alleen met de nieuwe buren was er gedoe, blaffende honden en zo. Ook een beetje moeilijk mee te praten. In de zin van: volgende keer dat je komt klagen krijg je een knal voor je kop. Nog een plakje cake?
Wie op een mooie dag door Hordijkerveld of Kreekhuizen loopt, proeft er nog steeds de rust van het tuindorp, verrezen in collectief optimisme.
Weinig herinnert eraan dat juist deze wijk onlangs het jachtterrein was van – heel on-Nederlands – een seriemoordenaar. Een sluipschutter die op straat drie mensen door hun hoofd schoot. De gruweldaad bracht de politie ertoe bewoners te waarschuwen niet de straat op te gaan. Cameraploegen van de media rukten aan om naar geschokte vox-popjes te hengelen, tot hun teleurstelling vooral die van het meewarige, hysterie-vrije Rotterdamse soort.
Maar hoe ‘on-Nederlands’ was dit? In de gemoedelijke spiegel die Hordijkerveld zichzelf voorhoudt zijn allang barsten gesprongen. Net als de rest van Rotterdam-Zuid is ook deze buurt al eindeloos onderwerp van gemeentelijke beslommeringen en stroperig trage plannen voor sloop, renovatie of nieuwbouw. Al in 2001 werd een Masterplan Hordijkerveld opgesteld voor de vergrijsde wijk, ooit opgezet voor gezinnen van arbeiders en lage ambtenaren.
De multiculturele buurt kwam in verzet – we willen niet minder groen en geen dure nieuwbouw – maar beetje bij beetje werden de zaken opgeknapt. De Pruisisch-grijze portiekflats waar later de verdachte van de seriemoord zich verschool, kregen een fleurig verfje. „Het is best lekker wonen hier”, zei mijn kennis – die haar eerste buren allang had zien overlijden of vertrekken naar randgemeenten.
Politiek smeult het onbehagen er ook lekker. Bij de jongste Tweede Kamerverkiezingen kwam de PVV in Hordijkerveld met kop en schouders als winnaar uit de bus. Op afstand gevolgd door Omtzigts NSC en, in een enkel stembureau, Denk en de SGP. Niet dat Wilders op veel enthousiasme kan rekenen onder zijn stemmers , want „waarom moet het zo grof, over meisjes met een hoofddoek?” , aldus een andere kennis. Maar: „Hij doet er tenminste wat aan.”
Waaraan, dan? Aan het gevoel dat Hordijkerveld, of heel Rotterdam-Zuid, er niet meer toe doet.
Sjoerd de Jong is redacteur van NRC. Hij schrijft om de week op deze plaats een column.
Moeder: „Mijn dochter (10 jaar, groep 7) wil heel graag een smartphone. Ik heb nu de afspraak dat zij er eind groep 8 een krijgt. Dan kunnen we voor ze naar de middelbare school gaat vast afspraken maken over welke apps wel en niet, en de momenten waarop ze gedurende dag op haar telefoon mag. Ik wil haar behoeden voor de invloeden van sociale media en de gevolgen daarvan op haar wereld- en zelfbeeld. En voor de verslavende effecten van telefoongebruik. Ik wil dat ze tijd blijft houden om haar brein tot rust te brengen, te spelen en knutselen. Maar de helft van de klas heeft inmiddels wel een eigen telefoon, en ik zie dat die klasgenoten daarmee ook een bepaalde vrijheid ervaren: zo mogen zij zelf van school naar huis en dan kunnen ze even bellen om te vragen of ze ergens kunnen spelen. Als bijna al haar vriendinnen er een hebben, is het dan niet handiger en vriendelijker om haar al eerder een telefoon te geven?”
Naam is bij de redactie bekend. (Deze rubriek is anoniem, omdat moeilijkheden in de opvoeding gevoelig liggen.) Wilt u een dilemma in de opvoeding voorleggen? Stuur uw vraag of reacties naar [email protected]
Tegendruk bieden
Peter Nikken: „U kunt uw dochter een smartwatch geven zonder internet. Er zijn varianten waarmee ze maar drie mensen kan bellen. Daarmee heeft ze meer bewegingsvrijheid, maar blijft de digitale afleiding haar bespaard.
„Het is heel wat waard om uw tiener nog even een analoog leven te laten leiden. Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam laat zien dat sociale media als Instagram en TikTok meer negatieve gevoelens kunnen veroorzaken. De Europese leeftijdsgrens van 13 jaar is er niet voor niets, maar wordt massaal genegeerd.
„Getuige de nieuwe ouderbeweging Smartphonevrij Opgroeien proberen steeds meer ouders tegendruk te bieden. Uit ons eigen onderzoek blijkt dat als kinderen goed uitgelegd krijgen waarom ze moeten wachten, ze dat makkelijk accepteren. Ze zien leeftijdgenootjes zonder smartphone ook niet als losers.
„Mocht uw dochter wel een eigen smartphone krijgen, blijf dan oprecht geïnteresseerd in wat zich online afspeelt. We horen van veel kinderen dat ouders snel een moraliserend vingertje opsteken tijdens gesprekken over online zijn, zonder echt te weten wat die games of platforms eigenlijk bieden. Blijf dus altijd nieuwsgierig meekijken.”
Langer voorbereiden
Remco Pijpers: „U doet uw kind beslist niet tekort als u dit uitstelt, helemaal nu de Amerikaanse platforms hun fatsoen afschudden en nog giftiger worden dan ze al waren. Met een smartphone worden ook kinderen daarnaar toe gezogen. Het is niet zomaar dat sommige Big-Tech-leiders, zoals Sundar Pichai van Google, hun kinderen zeer beperkt toegang geven tot de technologie die ze zelf maken.
„Dat de helft van de klas nog géén eigen telefoon heeft, toont misschien dat het tij keert – meer ouders zien in dat kinderen niet zo jong een telefoon hoeven.
„Ik snap wel dat ouders bezorgd kunnen zijn over digitale uitsluiting. Een smartphone geeft toegang tot ellende maar ook tot digitaal plezier. Roblox, Brawl Stars, Minecraft. Samen hebben kinderen online de grootste lol. Maar dat kan ook zonder smartphone.
„Zaak is te praten met andere ouders, bijvoorbeeld op een ouderavond. Hoe kan de hele klas het leuk hebben, offline en online, zonder dat de smartphone spelverdeler of spelbreker is? Praat over online omgangsvormen, gezond schermgebruik, maar ook over geschikte, veilige digitale omgevingen voor kinderen. De school kan dat ook stimuleren.
„Laat kinderen aan projecten werken op Scratch of bij Hedy, twee platforms waar ze kunnen leren programmeren. Zo stel je grenzen maar geef je kinderen ook de ruimte.”
Remco Pijpers is specialist jeugd, onderwijs en digitale media bij Kennisnet. Peter Nikken is voormalig hoogleraar mediaopvoeding. Voor ouders schreef hij met Dian de Vries De schermwijzer.
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.