Opinie | De premier is geen ‘opperbaas’. Maar wat wel?

Verkiezingen Het premierschap krijgt meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden toebedeeld dan de grondwet voorschrijft. Definieer daarom wat voor premier we willen, stelt .
Premier Mark Rutte loopt langs de Hofvijver, na afloop van een crisisoverleg over maatregelen om de asielinstroom te beperken.
Premier Mark Rutte loopt langs de Hofvijver, na afloop van een crisisoverleg over maatregelen om de asielinstroom te beperken. Bart Maat

Heeft Mark Rutte Nederland in zijn eentje bestuurd? Je zou het bijna denken als je de beschouwingen bij zijn aftreden las. Tekenend was het NRC-artikel (15/7) ‘Welk Nederland laat Rutte achter?’.

De commentaren onderstreepten hoe ingrijpend het beeld en de functie van minister-president zijn veranderd. De politieke praktijk is inmiddels verregaand los gezongen van de grondwet, de basis van onze democratie. Dat is nogal wat, maar niemand lijkt zich erom te bekommeren. Toch moeten we de essentiële vraag stellen: willen we een minister-president die boven de (coalitie)partijen staat of ertussen? Een baas of een bemiddelaar?

Horizontale besluitvorming zit diep verankerd in onze geschiedenis en cultuur. In een land van samenwerkende minderheden, coalities en compromissen staan politieke partijen elkaar van oudsher geen al te duidelijke leidersrol toe. Grondwettelijk is de Nederlandse minister-president niets anders dan de eerste onder zijn gelijken. Hij/zij is uitsluitend voorzitter van de ministerraad en verantwoordelijk voor de samenhang van het regeringsbeleid. Termen als ‘regeringsleider’, ‘premier’ en ‘eindverantwoordelijke’ worden nergens in de grondwet genoemd. In tegenstelling tot veel buitenlandse ambtgenoten kan de minister-president collega-ministers geen instructies geven: hij is grondwettelijk niet de baas.

Minister van alles

Toch lijkt het steeds weer alsof dat wél zo is. Rutte verklaarde ‘niet minister van alles te zijn’, maar gedroeg zich wél zo. Dat bevestigde hij nog eens door zichzelf tot ‘eindverantwoordelijke’ te bevorderen. Bovendien werd vrijwel alles, maar vooral wat fout ging in vier kabinetten, aan hem persoonlijk toegeschreven: bezuinigingen, zelfredzaamheid, coronamaatregelen, Toeslagenaffaire, Gronings gas, overvolle asielcentra, woningtekorten, stikstof, noem maar op. Wat mis ging in de afgelopen dertien jaar lag niet zozeer aan de coalitiekabinetten of individuele ministers maar aan de ‘VVD-premier’. Hij was tenslotte ‘eindverantwoordelijk’.

Het woord ‘regering’ werd in de media vervangen door ‘Rutte’. Het mag van Rutte, het moet van Rutte – alsof hij er alleen over ging

Toegenomen gezag en invloed van Rutte vloeien deels voort uit zijn politieke vaardigheden (‘crisismanager’) en lange ervaring. Maar ze zijn ook te verklaren uit het gegroeide gewicht van de functie. De noodzaak tot coördinatie nam sterk toe door de complexiteit van het beleid. Als woordvoerder van het hele kabinet in de media is de voorzitter de verpersoonlijking van het regeringsbeleid. Vooral de coronapersconferenties hebben dit beeld versterkt. Het woord ‘regering’ werd in de media vervangen door ‘Rutte’. Het mag van Rutte, het moet van Rutte – alsof hij er alleen over ging.

Lees ook: Rutte telt in het buitenland mee – tot zijn aftreden

Ook de Tweede Kamer heeft bijgedragen aan de oprekking van de verantwoordelijkheid van de premier. Rutte moest voor van alles en nog wat komen opdraven, geflankeerd door de eerst verantwoordelijke minister. Politieke tegenstanders kregen zo volop gelegenheid om Rutte als electorale concurrent steeds weer ‘eindverantwoordelijk’ te houden voor al het overheidsfalen. Hoe breder de verantwoordelijkheid hoe groter de kwetsbaarheid. Het politiek belangrijke onderscheid tussen aanspreekbaar, verantwoordelijk, verwijtbaar en schuldig viel weg. Als ‘opperbaas’ had Rutte moeten ingrijpen, op vakdepartementen of bij uitvoeringsdiensten, het maakte niet uit.

Een andere reden voor de statusverhoging ligt in de toegenomen macht van de Europese Raad. Hierin is Rutte de gelijke onder staatshoofden en regeringsleiders. Zijn daar verworven aanzien heeft ook de status van zijn functie in Nederland verhoogd. De EU gaat bovendien over steeds meer diep ingrijpende onderwerpen, zoals klimaat en migratie. Onze grondwet is nooit aangepast op deze belangrijke uitbreiding van bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

Geen presidentieel stelsel

Door deze ontwikkelingen draaien Tweede Kamerverkiezingen nu te sterk om het Torentje. Kiezers verwachten dat de partijleider ook na de stembusgang herkenbaar blijft strijden voor hun eigen ‘winnende’ overtuiging in het kabinet of in de Tweede Kamer. Maar na de formatie moet de winnaar daar als premier juist voor oppassen. De voorzittersrol vergt immers het bevorderen en bewaken van de eenheid in het kabinet. Hoe harder de electorale strijd, hoe persoonlijker de verwijten, hoe moeilijker de omschakeling. Als de minister-president te partijdig wordt in een sterk verdeelde coalitie gaat het mis. Getuige Rutte IV.

Caroline van der Plas en Pieter Omtzigt (als hij meedoet) hebben zelf volop bijgedragen aan de statusverhoging van de minister-president. Maar ze willen zelf geen premier worden. Daardoor dreigen ze in hun eigen zwaard te vallen. Als ze de verkiezingen winnen met pleidooien voor een sterker en kritischer parlement moeten ze ‘als tegenmacht’ hun pijlen richten op hun ‘eigen minister-president’ en/of ‘eigen bewindslieden’. Ze gaan nu onvermijdelijk allebei de verkiezingen in met een tweede boegbeeld naast zich: de minister-president in spe die dan de eindverantwoordelijkheid krijgt voor een ‘beter en democratischer bestuur’.

Lees ook: Hoe het vertrek van Rutte een nieuw tijdperk lijkt aan te kondigen

Het is staatsrechtelijk en politiek daarom noodzakelijk om vast te leggen wat het premierschap eigenlijk betekent; wat zijn de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het ambt? Wat is algemeen regeringsbeleid en wat specifiek? Waarop kan een minister-president wel en niet aangesproken worden? Duidelijk moet zijn waar het verschil in verantwoordelijkheid ligt tussen vakministers en minister-president. Daarbij moet de term ‘eindverantwoordelijkheid’ vermeden worden, omdat die in de praktijk de functie van ‘minister van alles’ creëert. Nederland krijgt dan het ‘presidentiële’ stelsel dat niet in onze eeuwenoude politieke cultuur past.

De politieke partijen die in de campagne een kandidaat minister-president naar voren schuiven moeten duidelijk maken hoe zij die functie vervuld willen zien. Wie hebben zij in de aanbieding voor het sterk gepolariseerde en politiek versnipperde Nederland? Een baas, een probleemoplosser, een visionair of een verzoener?

Praat mee over dit onderwerp en stuur een brief!

Wilt u reageren op een artikel? Stuur via dit formulier een brief (maximaal 250 woorden) naar de opinieredactie van NRC.

Als uw brief gepubliceerd wordt, dan nemen we per e-mail contact met u op. Anonieme brieven en brieven die aan verschillende media zijn gestuurd, plaatsen wij niet. De opinieredactie kan uit uw brief citeren in de zaterdagrubriek ‘Inbox van de redactie’.