Opinie | De nieuwe Tweede Kamer heeft een ervaren voorzitter nodig: Martin Bosma

De wisseling van de wacht in de Tweede Kamer wordt in de media welhaast vergeleken met een copernicaanse wending. Daar is ook aanleiding voor. Bekende en belangrijke namen verdwijnen uit de Haagse politiek en maken ruimte voor voormalig backbenchers en nieuwkomers. Zo’n onervaren Kamer heeft een heel ervaren voorzitter nodig. Iedereen weet wie dat is, maar geen Kamerlid van een ‘fatsoenlijke’ partij dat er de afgelopen jaren op durfde te stemmen: PVV’er Martin Bosma.

Het voorzitterschap van de Kamer leek altijd al op partijpolitieke koehandel, zoals de verkiezing van de huidige voorzitter Vera Bergkamp (D66) aantoonde. Slechts zes dagen na het publieke vertrouwensverlies in premier Mark Rutte (VVD) vanwege het ‘functie elders’-incident – coalitiepartijen D66 en CDA steunden een motie van afkeuring – overlegden VVD en D66 over een nieuwe voorzitter. Binnen anderhalve dag moest de Kamer (lees: de coalitie) een keuze maken; de nieuwe bestuurscultuur bleek meteen een doodgeboren kind.

De uittocht van ervaren politici heeft ernstige gevolgen voor onze parlementaire democratie, betoogde docent rechtsgeleerdheid Lorenzo Nieuwenburg eerder dit jaar in het FD. De afnemende parlementaire ervaring van Kamerleden, gemiddeld slechts iets meer dan vijf jaar, ondermijnt de kwaliteit van wetgeving en toezicht op de regering. Partijen zouden ervaring serieus moeten nemen bij het opstellen van kieslijsten en kiezers moeten deze competentie erkennen, zo betoogde Nieuwenburg. Het behouden van ervaring en kennis van politieke mores is cruciaal voor een gezonde werking van onze parlementaire democratie.

Onschatbare waarde

Een ervaren voorzitter in een parlement vol nieuwkomers is van onschatbare waarde. De voorzitter fungeert als gids, mentor voor nieuwelingen, bewaakt de parlementaire slagvaardigheid en zorgt voor verantwoordelijkheid en onafhankelijkheid van het parlement. Een goede voorzitter zorgt kortom voor dualisme – de houding die de Kamer inneemt als controleur van de regering.

PVV’er Martin Bosma kandideerde zich meerdere keren voor het voorzitterschap, maar werd nooit verkozen. Desondanks is Bosma’s lange ervaring als ondervoorzitter absoluut een reden voor zijn geschiktheid. Hij is bekend met het politieke spel en zorgt altijd voor een soepel verloop van parlementaire sessies. Zijn lidmaatschap van de PVV-fractie doet hem bekendstaan als ‘de beste Kamervoorzitter die de Kamer nooit zal hebben’. Nu de PVV de grootste partij is geworden op 22 november, zou Bosma mogelijk een ministerspost kunnen gaan vervullen. Dat zou zonde zijn. De Tweede Kamer heeft Bosma’s ervaring harder nodig dan ooit.

De vraag rijst: wegen ervaring en bekwaamheid zwaarder dan politieke overtuigingen bij de keuze van een voorzitter? Het is de taak van de Kamervoorzitter de werkzaamheden van de Kamer en het Presidium te leiden, het Reglement van Orde te handhaven, Kamerbesluiten uit te voeren, en de Kamer te vertegenwoordigen, zo schrijft het Reglement van Orde van de Tweede Kamer voor. Politieke inhoud heeft geen enkele plaats in het voorzitterschap. Als vicepresident van de Raad van State zou Bosma om die inhoudelijke reden dus volstrekt ongeschikt zijn, maar als Kamervoorzitter is hij al jaren simpelweg het sterkst van allen. Het voorzitterschap draait immers primair om de vorm die de voorzitter schept en bewaakt zodat het verschil van inhoud van de overige Kamerleden zo goed en evenwichtig mogelijk uit de verf komt. Het is een ontspannen voorzitter in een overspannen Kamer.

Ook racisten mogen promoveren

Maar toch, dat PVV-fractielidmaatschap zit in de weg. Bosma’s oude promotor, de onlangs overleden UvA-hoogleraar Meindert Fennema, kreeg van collega’s nog weleens de vraag toegebriest waarom hij ‘die racist’ bij hem toeliet een dissertatie te schrijven. Herhaaldelijk reageerde Fennema daarop „dat ook racisten het recht hebben te promoveren”. Hij verwees hierbij naar zijn eigen promotor, die hem begeleidde hoewel hij destijds communist was en lid van de Communistische Partij Nederland, en dat was toch „een vereniging van massamoordenaars”.

Laat me deze woorden van de markante professor eens extrapoleren tot een klein gedachte-experiment. De Kamer heeft meer dan een decennium een premier geduld die nota bene in 2007, vóór zijn premierschap, als staatssecretaris van Sociale Zaken door de rechter is veroordeeld wegens aanzetten tot rassendiscriminatie. PvdA, D66, ChristenUnie en CDA wilden met zo iemand aan het hoofd maar al te graag aan een coalitie deelnemen. Zelfs GroenLinks wilde dat in 2021, maar die partij liep een politiek blauwtje op bij de veroordeelde premier.

Zo bont als Rutte heeft de PVV’er het nooit gemaakt. De kandidatuur van Bosma bezorgt de Kamer niettemin steevast partijpolitieke hik. Dit is doorzichtig en ronduit schijnheilig. Het is te hopen dat de nieuwe Kamerconstellatie hier verandering in brengt.

Het voorzitterschap draait om parlementaire vorm, niet om politieke inhoud. Het is tijd dat Tweede Kamerleden niet voor hun eigen partijpolitieke belang, maar voor ons parlementaire belang kiezen. Bosma bewijst zich al jaren als sterkste kandidaat. Met zijn ervaring is hij een ‘offer they can’t refuse’.