Opinie | De Europese waarden worden buiten Europa beter begrepen dan daar binnen

Essay | Europa Mochten we in verleiding komen om te spreken van een oud, vermoeid Europa, laten we ons dan afvragen waarom zo veel mensen van buiten Europa hier willen wonen, schrijft .
Berlijn. In dit gebouw zetelde tot 1990 de Staatsraad van de DDR.
Berlijn. In dit gebouw zetelde tot 1990 de Staatsraad van de DDR. Foto Hannibal Hanschke / EPA

Beste Arnon Grunberg,

Graag wil ik je bedanken omdat je me in deze onzekere tijd herinnerde aan een oorlog van lang geleden en aan de mensen in Sarajevo die zich in de jaren dat de stad belegerd werd vaak eenzaam en door Europa in de steek gelaten voelden. Zo te zien is het met Oekraïne nu anders gesteld en bestaat er veel meer solidariteit, maar of de mensen in de bezette gebieden en in de steden die door luchtalarm en raketaanvallen worden opgeschrikt dat ook zo ervaren, kunnen ze alleen zelf zeggen. Waarschijnlijk kan Oksana Zabuzhko daar tijdens ons debat meer over vertellen.

Nog geen jaar nadat Susan Sontag in Sarajevo het stuk Wachten op Godot regisseerde, was ik zelf in de belegerde stad, samen met drie andere schrijvers. We waren naar Sarajevo gegaan om aan onze collega’s die daar woonden en voortdurend vanuit de omringende heuvels werden beschoten, onze solidariteit te betuigen. Maar waar ze behalve onze sympathie vooral behoefte aan hadden, was financiële ondersteuning, en gehuld in kogelwerende vesten brachten wij hun het geld dat door PEN International was ingezameld om het leven voor de mensen in Bosnië iets draaglijker te maken.

En draaglijk waren de omstandigheden daar allerminst: toen het ’s winters in Sarajevo echt ijskoud werd en er geen elektriciteit en geen brandstof meer was, verstookte een schrijver uit Sarajevo zijn complete boekenverzameling, zodat hij en zijn gezin het enigszins warm konden hebben.

De vragen over beschaving en barbarij in Europa die Susan Sontag in Sarajevo formuleerde, stelden wij, vier schrijvers die met onze helmen en kogelwerende vesten een enigszins komisch aandoend reisgezelschap vormden, ons ook. Toen we met een militair transportvliegtuig aankwamen op het vliegveld van Sarajevo, dat was omgeven door diepe loopgraven, mitrailleursnesten en prikkeldraadversperringen, werden we verrast door de ironische naam die de vliegmaatschappij van VN-vredesmacht Unprofor had gekregen: Maybe Airlines. De Franse militairen van de vredesmacht hadden in de smalle corridor waardoor we behoedzaam het vliegveld verlieten een straatnaambordje uit Parijs opgehangen: Champs-Élysées.

Te midden van de tragiek van de mensen die door beschietingen en inslaande granaten omkwamen en in gebrekkige omstandigheden die aan hongersnood grensden, bleef de wil om te overleven ongebroken, iets wat de mensen opbrachten dankzij een dosis soms uiterst zwarte humor en in de verwachting dat Europa, als fakkeldrager van de beschaving, te hulp zou komen. Wachten op Godot? Onze taxichauffeur, die getraind was om behendig slingerend door de straten te rijden die vanaf de heuvels door scherpschutters werden bestookt, vertelde me dat hij overdag achter het stuur zat en ’s nachts met een geweer in de verdedigingslinie boven de stad lag. Daar wacht ik op mijn Godot, vertelde hij lachend.

Ideologische waanzin

Susan Sontag kwam uit New York naar Sarajevo, maar toch leek zij meer te begrijpen van de gecompliceerde verhouding tussen de culturele en maatschappelijke verworvenheden van Europa en de onvoorstelbaar gewelddadige uitbarstingen van nationalistische en ideologische waanzin in een roerige eeuw die in 1914 aanbrak toen uitgerekend in Sarajevo een paar fatale schoten vielen. Misschien begreep zij dat beter dan veel mensen in Europa zelf. En ik zie dat jij, Arnon, het ook goed begrijpt. Logisch, want jij bent schrijver, en het is onze taak om te spreken over goed en kwaad en over licht en duisternis, die net als beschaving en barbaarsheid niet alleen binnen een volk, maar vaak ook binnen een enkel individu naast elkaar bestaan. Maar ik vrees dat veel, zo niet de meeste Europeanen tot vooroordelen en simplificatie geneigd zijn.

In februari 1993 kreeg ik het verzoek om in Parijs deel te nemen aan een bijeenkomst waar „des ecrivains, des intellectuels, des politiques, des plasticiens, venus de toute l’Europe”, zoals het in de uitnodiging stond, met elkaar in debat zouden gaan. Er zou worden gesproken over de grote veranderingen die als gevolg van de ingrijpende politieke en maatschappelijke gebeurtenissen in Oost-Europa, zoals de val van de Berlijnse Muur, het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en het uitbreken van de oorlog in Joegoslavië, in Europa hadden plaatsgevonden.

Toen ik in de zaal van het Palais de Chaillot aankwam zag ik voor de grote ramen, met op de achtergrond het silhouet van de Eiffeltoren, een enorm opschrift: Les tribus ou l’Europe? (Stammen of Europa?) Het was me meteen duidelijk dat ik voor de bijeenkomst uitgenodigd was als iemand die uit het deel van Europa kwam dat nog een stammensamenleving kende. Want de straatrevoluties en de daarop volgende economische en sociale ontwrichting van de communistische samenleving en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en Joegoslavië, waar het tot gewelddadige nationalistische en deels ook religieuze conflicten kwam, konden volgens de organisatoren van de bijeenkomst slechts gezien worden als symptomen van een gevaarlijke ontwikkeling in de richting van een tribale, barbaarse samenleving.

Het was een simplificatie waar een Franse filosoof en een Poolse publicist al tijdens de eerste sessie protest tegen aantekenden. Desondanks werden er tijdens de daarop volgende debatten veel mooie woorden gesproken vol hoop op een verenigd en tolerant Europa waar solidariteit en mensenrechten hoog in het vaandel zouden staan.

Lyon of Praag

Toch is dat opschrift in het Palais de Chaillot me altijd bijgebleven, en toen jaren later, aan het begin van een nieuwe eeuw en een nieuw millennium, met een ‘big bang’ de toenadering tussen de Oost-Europese landen tot – of liever gezegd hun aansluiting bij – die van West-Europa officieel werd bekrachtigd, zag ik het weer duidelijk voor me. Ik vraag me namelijk af of men in het Westen sindsdien beter begrijpt hoe de mensen in het Oosten eigenlijk geleefd hadden.

Wie jarenlang in een stad als Lyon of Gent heeft gewoond, heeft een andere levenservaring dan iemand uit Praag of Vilnius. Het leven in een communistische dictatuur, met alle bijbehorende verheven illusies van sociale gelijkheid, was heel anders dan dat in een kapitalistische parlementaire democratie, en in de hoofden van veel Europeanen staat de Berlijnse muur zelfs na dertig jaar nog recht overeind. Of zoals Czeslaw Milosz het in zijn boek Geboortegrond zo treffend formuleerde: „De rondwentelende appel Europa is heel klein geworden en kent geen witte plekken meer. Toch hoef je hier, in Europa, maar uit een van de oostelijke of noordelijke regionen te komen waar maar zelden iemand naar toe gaat, of je bent een nieuwkomer uit Septentrion, waarvan iedereen alleen weet dat het daar ijskoud is.”

Veel mensen in het Westen denken nog altijd dat ze de Oost-Europese samenlevingen met een vermanend opgeheven wijsvingertje moeten leren wat democratie en de rechtsstaat inhouden. In het Oosten zijn genoeg mensen die de illusie zagen vervliegen dat de bittere armoede waarin ze leefden met de toetreding van hun land tot de Europese Unie van de ene op de andere dag in een paradijselijke welvaart zou veranderen. Ze waren grootgebracht met de utopie van het communisme, die maar geen werkelijkheid wilde worden. Toen dat droombeeld uiteindelijk als een zeepbel uiteenspatte, aarzelden ze geen moment om het te verruilen voor een ander: Europa. Welvaart, democratie, het paradijs op aarde, het zou allemaal vanzelf komen.

Maar niets komt zomaar vanzelf. Zoals ik zelf een keer tijdens een debat zei: „We droomden van democratie, maar we ontwaakten in het kapitalisme”. En wel in een rauwe vorm, want overal in Europa was de samenleving in een moeizame transitieperiode beland van privatisering, groeiende sociale ongelijkheid en een toenemende invloed van de nouveaux riches, die overal – in de politiek, in de media en in het dagelijks leven – voelbaar was.

In Duitsland, een land dat jij, beste Arnon, blijkbaar goed kent en waarvoor je veel respect hebt, wordt iemand die in de DDR woonde nog altijd een Ossie genoemd, en dat klinkt in het algemeen minder positief dan Wessie, zoals iemand heet die uit de voormalige Duitse Bondsrepubliek komt. Ik denk dat het veel mensen zal verbazen dat jij de Duitsers zo goed gezind bent, vooral als zij zelf uit een deel van de wereld komen dat in de loop van de geschiedenis, om het maar zacht uit te drukken, slechte ervaringen met hen heeft gehad. Toch snap ik het ergens wel.

Misschien zijn het tegenwoordig vooral de Duitsers die de Europese gedachte zo goed aanvoelen. Wie wil zien wat Europa betekent, moet in Berlijn de musea van de twintigste eeuw bezoeken of in gesprek gaan met erudiete Duitsers die persoonlijk ervaring hebben met het leven in twee totalitaire staten en boven de grenzen van nationalistische en ideologische waanzin zijn uitgegroeid. Een goede beschrijving daarvan vinden we in de autobiografie van Heiner Müller, Krieg ohne Schlacht: Leben in zwei Diktaturen (1994).

Om een blik op de toekomst van Europa te kunnen werpen moeten we ook iets weten van het verleden. Want alleen als we weten wat democratie niet is, kunnen we goed begrijpen wat democratie wel is – of althans zou moeten zijn. De verhalen die wij vertellen en die met onze persoonlijke ervaringen zijn verbonden, kunnen daartoe een bijdrage leveren.

Lees ook Arnon Grunberg: Elke beschaving heeft barbaren nodig

Wat vindt u van de oorlog?

Een schrijver zou graag zien dat de mensen zich niet zozeer interesseren voor wat hij in het openbaar over maatschappelijke kwesties te zeggen heeft, maar meer voor wat hij schrijft. Maar soms is dat onmogelijk. Terwijl de oorlog in Joegoslavië aan de gang was, verscheen de Duitse (en korte tijd daarna overigens ook de Nederlandse) vertaling van een van mijn belangrijkste romans, De galeislaaf. Wat een spannend moment voor een relatief jonge auteur! Het boek was schitterend uitgegeven en ik had een aantal mooie uitspraken voorbereid voor een eventueel interview – mocht ik het geluk hebben dat iemand daarin geïnteresseerd zou zijn.

Tijdens de Frankfurter Buchmesse zag je bij de stand van de Oostenrijkse uitgeverij, die behalve mijn roman ook boeken van Servische en Kroatische auteurs publiceerde, de hele dag lichten branden en snorden de televisiecamera’s terwijl wij als schrijvers uitlegden wat we van de oorlog vonden… Op een tafel lagen een paar exemplaren van mijn prachtig verzorgde boek uitgestald, maar bijna niemand keek ernaar. Toen de uitgeverijen ’s avonds hun stands opruimden en de lichten uitgingen, kwam er een Duitse radioverslaggeefster naar me toe.

„Geachte mevrouw”, zei ik, „alstublieft, zou u mij een vraag willen stellen over die roman daar? Want die is net verschenen”.

De vriendelijke mevrouw glimlachte. „Natuurlijk”, zei ze, „vertelt u maar”. En ik kon er inderdaad een paar minuten over spreken.

„Prachtig”, zei ze, „maar ik zou u graag nog iets anders willen vragen: is de oorlog echt begonnen doordat Slovenië zich van Joegoslavië afscheidde?

Waar ligt het punt waarop we niet langer kunstenaars zijn, maar worden geacht om uit de eerste hand een uitleg van de maatschappelijke en politieke verhoudingen in ons land te geven? Ik denk dat onze boeken vaak genoeg meer inzicht zouden kunnen bieden in de maatschappelijke omstandigheden en de menselijke dwalingen die soms tot zulke ernstige crises kunnen leiden – als iemand ze maar zou lezen.

Culturele bloei, barbaars verval

De toekomst? Daarvoor heb ik hoogstens een paar ideeën. Het is belangrijk om te weten hoe en waarom Europa zo geworden is als wij het kennen. We dienen ons vooral te realiseren dat het mede zo geworden is dankzij de schitterende hoogtepunten van culturele bloei en de gruwelijkste dieptepunten van barbaars verval die ons werelddeel heeft gekend. Het is goed om te weten dat de Europese samenlevingen, zo zie ik dat althans, aan de Verlichting de belangrijkste maatschappelijke en culturele postulaten te danken hebben op grond waarvan we tegenwoordig spreken over liberale democratie, openheid, solidariteit en tolerantie.

Ongetwijfeld is het Europa van morgen anders dan dat van vandaag. Er komen generaties die voor begrippen als ‘de ander’ en ‘inclusiviteit’ meer plaats zullen inruimen. Wie zal dat beter kunnen begrijpen dan een schrijver? Tijdens de Verlichting had men echter niet alleen oog voor mensenrechten, maar legde men ook het kader en de grenzen vast van wat tegenwoordig liberale democratie wordt genoemd. Daarbinnen is geen plaats voor ongebreidelde maatschappelijke experimenten, maar wel voor de rechtsstaat, voor secularisme en vrijheid van meningsuiting, dus voor een verzameling van regels die het mogelijk maken om op een dragelijke manier met elkaar samen te leven. En aan die regels zullen we ons ook in de toekomst moeten houden als we niet, zoals in de Europese geschiedenis maar al te vaak is gebeurd, opnieuw in een periode willen belanden van gewelddadige maatschappelijke experimenten waarin we elkaar naar de keel grijpen.

Mochten we in verleiding komen om te spreken van een oud, vermoeid Europa, over de soms zinloze doolhoven van de Europese bureaucratie en over egoïsme en onverdraagzaamheid, en als sommige vertoornde denkers voorspellen dat de ondergang nabij is, laten we ons dan afvragen waarom zo veel mensen van buiten Europa zo graag hier willen wonen. Laten we dan aan de mensen in Oekraïne vragen waarom ze bereid zijn om daarvoor te strijden. Komt het misschien doordat de Europese waarden in de samenlevingen buiten Europa beter worden herkend en begrepen dan daar binnen?

Een van de grondleggers van het hedendaagse, pragmatische Europa, waarin we ons betrekkelijk goed voelen en dat door mensen daarbuiten zo aantrekkelijk wordt gevonden, was Jacques Delors, de architect van een verenigd Europa. Aan het begin van de jaren negentig zag juist hij in dat politieke en economische eenwording niet voldoende is om dat Europa langdurig in stand te houden. Het was alsof hij van zijn eigen pragmatische instelling was geschrokken, toen hij verklaarde dat Europa behoefte had aan een eigen ‘ziel’.

Voor een schrijver klinkt het begrip ‘Europese ziel’ vrij imaginair. Want vertegenwoordigt niet juist de kunst, en vooral de literatuur, met haar vaak zo kritische, twijfelende, onzekere en voor sommigen onwelgevallige kanten, de Europese ziel waarin zich weerspiegelt wat in elke ziel omgaat: momenten van vreugde en verdriet en van euforie en terneergeslagenheid, momenten van eigenliefde en zelfrespect, maar ook van gewetenswroeging die ons ’s nachts tijdens slapeloze uren overvalt om wat we hebben gedaan? Uiteraard wil ik onze boeken niet als een leergang voor begrip en tolerantie op de markt brengen. Kunst is niet winstgevend, zoals Oscar Wilde ooit op zijn sarcastische manier zei. Toch koester ik de bescheiden hoop dat onze boeken aan hen die ze willen lezen op hun eigen manier een antwoord geven op de vraag wie we zijn, waar we vandaan komen en waar we naar toe gaan. Als individu en als samenleving in al haar verscheidenheid.

Het beste, Arnon, we zien elkaar binnenkort in Amsterdam.

Drago Jancar, Slovenië, mei 2023.

Deze brief is uit het Sloveens vertaald door Roel Schuyt