Ook dit kabinet wil meer dan kan

Column Onze publieke sector heeft niet meer maar juist minder plannen nodig, ziet Marike Stellinga


Illustratie Anniko van der Boog

Niet alles kan. Matig uw wensen. Kies. Besef dat de publieke sector nu al niet kan leveren wat het belooft omdat er te weinig mensen zijn. Strooi minder geld in de economie die al op volle toeren draait. Want zo maak je het personeelstekort bij de overheid alleen maar erger. En dat vreet aan de kwaliteit van het onderwijs, de zorg, de veiligheid.

Van alle kanten (economisch adviseurs, de polder, de Rekenkamer) klonk hetzelfde advies aan het nieuwe kabinet: alsjeblieft, hou je in. Anders vreet de overheid aan zijn eigen kracht. Dan kan de publieke sector niet bieden wat mensen verwachten. En dat is erg, want het vertrouwen in de politiek neemt al af.

Agenten moeten zaken laten liggen, gevangenissen zien zich gedwongen veroordeelden naar huis te sturen, in de zorg wachten patiënten langer op behandeling. Treinen rijden minder.Lessen vallen uit. Rechtszaken laten op zich wachten. Na een dwangbevel van de Belastingdienst gebeurt regelmatig niks: te weinig deurwaarders. Door de vergrijzing worden de tekorten groter. Alleen al de Belastingdienst heeft de komende jaren 12 duizend mensen nodig volgens de Rekenkamer.

De werkdruk is inmiddels zo hoog dat vakmensen vluchten uit publieke sectoren als de zorg en het onderwijs. Ze laten zich inhuren als zzp’er, of flexkracht. Zo verdienen ze meer en zijn ze ook van die vervelende nachtdiensten af.

Nu er een nieuw kabinet aantreedt, is de vraag: houdt het zich in? Niet als je naar het hoofdlijnenakkoord kijkt. Ja, de nieuwe coalitie remt de overheidsuitgaven een beetje. Als het kabinet vier jaar blijft zitten, geeft het op het eind wat minder uit dan het vorige kabinet van plan was. Maar dat is nog steeds erg veel en de eerste jaren groeien de uitgaven juist.

Het coalitieakkoord maakt de arbeidsmarkt zelfs een tikje krapper, blijkt uit de doorrekening van het Centraal Planbureau. Tegenover het schrappen van banen op de ministeries staan meer banen in de zorg. „Deze coalitie zet nieuwe accenten, maar per saldo doen ze hetzelfde als vorige kabinetten: ze stellen geen prioriteiten en kiezen niet” zegt arbeidssocioloog Fabian Dekker. „Het akkoord richt zich erg op het hier en nu. Maar kijkt niet verder: Hoe verbeteren we de kwaliteit van de publieke dienstverlening? De publieke sector piept en kraakt.”

De werkdruk is al zo hoog dat vakmensen vluchten uit zorg en onderwijs

Per saldo wil de nieuwe coalitie nog steeds méér. De landbouw moet ruimte krijgen, de kinderopvang gratis, de zorg meer personeel, defensie uitgebreid, meer woningen gebouwd, de verduurzaming van Nederland snel doorgezet. Voor alles zijn mensen nodig, maar die zijn er niet.

In het akkoord staan zeker goede dingen, zegt Dekker. Bijvoorbeeld: de nieuwe coalitie wil de arbeidsvoorwaarden in de zorg verbeteren en de regeldruk verminderen. „Dat maakt werken daar aantrekkelijker.” Ook goed is dat de coalitie door lijkt te willen gaan met de nieuwe regels voor werk en sociale zekerheid die het gevallen kabinet voorbereidde. Die moeten de tweedeling verminderen tussen mensen met een vast en een flexcontract. Positief is bovendien dat de coalitie de beschamende behandeling en uitbuiting van arbeidsmigranten wil beperken, bijvoorbeeld door bedrijven verantwoordelijk te maken voor de huisvesting van de arbeidsmigranten die ze inhuren.

Maar de coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB kiest nauwelijks voor dé twee maatregelen met het grootste effect: de eigen ambities matigen én de private sector afremmen. Bijvoorbeeld door bedrijven de maatschappelijke kosten in rekening te brengen die ze veroorzaken als ze veel stikstof of broeikasgassen uitstoten. Die bedrijven krijgen juist méér ruimte.

In een economie waar het tekort aan personeel op recordhoogte is, zijn de publieke en de private sector communicerende vaten. Wie de aantrekkelijkste arbeidsvoorwaarden biedt, wint. Het is niet waarschijnlijk dat publieke sectoren die wedstrijd winnen, zegt arbeidsmarkteconoom Emilie Rademakers. „In de private sector is loongroei nou eenmaal makkelijker.”

Daar kan de krappe arbeidsmarkt zelfs een positief effect hebben. Rademakers ziet de eerste tekenen. Werknemers staan sterker, ook werknemers die weinig verdienen en bleven hangen in flexcontracten. „Bedrijven hadden veel marktmacht. Ze konden de lonen drukken. Maar nu stijgen de lonen aan de onderkant relatief meer dan hogere lonen.” En het aantal vaste contracten groeit.

Dat is goed nieuws want op andere terreinen kan de sociale ongelijkheid door de krapte juist groter worden. Mensen met geld kunnen wèl een huis voor hun kind kopen, of wachtlijsten in de zorg omzeilen door naar het buitenland te gaan, of de lerarentekorten opvangen met bijles. Terwijl de scholen in arme wijken moeilijk leraren vinden omdat het werk zwaarder is.

Uiteindelijk is de economie tegen grenzen jagen ten nadele van iedereen. Polderorgaan SER zette de gevolgen van het personeelstekort in de publieke sector indringend op een rij: toenemende werkdruk, afnemende motivatie, oplopende wachtlijsten, uitval van dienstverlening, mindere kwaliteit, toenemende sociale ongelijkheid en vertraging in de aanpak van grote maatschappelijke opgaven zoals de energietransitie.

Juist in een economie die tegen grenzen loopt, zou wat schaars is én wat schade veroorzaakt – ruimte, arbeid, uitstoot – zijn werkelijke kostprijs moeten krijgen, adviseert De Nederlandsche Bank al tijden. Dan verdwijnen bedrijven die louter kunnen concurreren door kosten over de schutting van maatschappij te gooien. Dat maakt de hele economie uiteindelijk weerbaarder.

Als je die maatschappelijk kostbare bedrijvigheid niet begrenst, dan betaalt publieke sector waarschijnlijk de prijs. En zijn het in deze economie van ‘te veel’ de mensen met weinig die verliezen.