Ook de negentiende eeuw kende ‘roofridders’ als Musk

De journalist doopte zijn pen in gif en schreef: „De oude roofridders (robber barons) van de Middeleeuwen die plunderden met zwaard en lans in de hand, waren eerlijker dan de nieuwe aristocratie van zwendelende miljonairs.” Deze zakenlui leken op „haaien en wolven”, vond hij, die „ons uiteindelijk allemaal zullen verslinden”.

Over wie gaat de auteur – die schuilging achter het pseudoniem Mr. Hardhack – hier tekeer: Elon Musk, Mark Zuckerberg, Jeff Bezos? Nee. Bovenstaande filippica, afkomstig uit The Atlantic van augustus 1870, is gericht tegen de grote Amerikaanse industriëlen van die tijd – mannen als Andrew Carnegie, J.P. Morgan, John D. Rockefeller en Cornelius Vanderbilt: magnaten die de Amerikaanse maatschappij en politiek meedogenloos hun wil oplegden.

Het idee van steenrijke zakenlui als robber barons maakt sindsdien deel uit van het maatschappelijk discours in de Verenigde Staten. Techmiljardairs als Bezos (Amazon), Musk (Tesla, SpaceX, X) en Zuckerberg (Facebook, Instagram, WhatsApp) krijgen door (progressieve) media en politici regelmatig het etiket ‘roofridder’ opgeplakt als aan de kaak wordt gesteld hoe zij hun imperium bestieren en hun politieke invloed vergroten. Dat roept de vraag op hoe de originele robber barons opereerden.

De eerste zakenman die als zodanig werd gekarakteriseerd, was Cornelius Vanderbilt (1794-1877). In een artikel in The New York Times uit 1859 met de kop ‘Your money or your line’ vergelijkt hoofdredacteur Henry Raymond zijn praktijken met die van „de oude baronnen” langs de Rijn, de Duitse Raubritter die aan het einde van de Middeleeuwen tol afpersten van passerende handelaars.

Wie actief wilde worden in de scheepvaart vond Vanderbilt op zijn weg. Concurrenten moesten ‘tol’ betalen, of hun lijn aan hem verkopen – vandaar de woordspeling in de kop boven het artikel. Raymond sprak er schande van: „De man die zijn kapitaal gebruikt om zijn medeburgers te terroriseren, is een publieke boosdoener en roept evenredig aan zijn onschendbaarheid voor de wet de afkeuring van het publiek over zich af.”

Zoals Vanderbilt verdienden in de VS in die tijd ongeveer 25 mannen een fortuin in opkomende bedrijfstakken. Carnegie (1835-1919) verdiende zijn miljoenen met staal, Morgan (1837-1913) als bankier en Rockefeller (1839-1937) zat in de olie. Hun hoogtijdagen staan bekend als de Gilded Age.

Techmiljardairs als Bezos, Musk en Zuckerberg krijgen regelmatig het etiket ‘roofridder’ opgeplakt

Politici en wetten stonden hen niet in de weg – in tegendeel. Dankzij stevig lobbywerk (dat soms overging in corruptie) konden ze ongehinderd hun gang gaan. Journalist Henry Lloyd concludeerde in 1894 in zijn boek Wealth against Commonwealth dat deze tyconen „macht uitoefenden zoals koningen die nooit gekend hebben”.

Wellicht, maar in tegenstelling tot hun middeleeuwse Duitse collega’s kregen de Amerikaanse roofridders het aan de stok met onderzoeksjournalisten als Lloyd, die als muckrakers de geschiedenis zijn ingegaan. Ook onder arbeiders en plattelandsbewoners bestond onvrede over het contrast tussen hun eigen harde leven en de toename van extreme rijkdom bij de elite in het industriële noordwesten van de VS.

Die woede vond zijn weg naar bewegingen als de Greenback Labor Party en de People’s Party – ook wel bekend als de Populists – die een eind wilden maken aan de ongebreidelde acquisitie van macht en kapitaal door de robber barons, mede mogelijk gemaakt door het monopolie dat zij bezaten in hun respectievelijke bedrijfstakken. Deze fase van sociale strijd wordt wel de Progressive Era van de Amerikaanse geschiedenis genoemd en duurde van ongeveer 1890 tot 1920.

Al snel hadden ook meer main stream politici in de gaten dat er iets moest gebeuren aan de macht van de rijkste zakenlui. De progressieve Republikein Theodore ‘Teddy’ Roosevelt maakte tijdens zijn presidentschap (1901-1909) een speerpunt van het breken van hun monopolies. Hij ageerde tegen „rijkdom die op gigantische schaal is vergaard door allerlei vormen van ongerechtigheid, van de onderdrukking van loonarbeiders tot oneerlijke en ongezonde methoden om de concurrentie te verpletteren, en tot het bedriegen van het publiek door de manipulatie van effecten”.

Spotprent met oliemagnaat John D. Rockefeller (1839-1937) als koning van de wereld.
Foto Bettmann Archive

Uiteindelijk werd de macht van de zakelijke elite gebroken door wetten van het Congres (de Sherman Antitrust Act en de Clayton Antitrust Act) en door uitspraken van het Hooggerechtshof. Het Supreme Court oordeelde in 1911 in de zaak ‘Standard Oil Co. of New Jersey v. United States’ dat het bedrijf van John D. Rockefeller een illegaal monopolie vormde en moest worden opgebroken. Dat gebeurde: de oliemaatschappij viel uiteen in 34 afzonderlijke bedrijven – die sindsdien allang weer samen zijn gegaan en zo nieuwe reuzen hebben gevormd.

De robber barons zelf staan er tegenwoordig niet meer zo slecht op als in hun eigen tijd. Hun filantropische activiteiten zullen daaraan zeker hebben bijgedragen. Ze schonken miljoenen dollars aan goede doelen als de bouw van het Vredespaleis in Den Haag (Carnegie), gezondheidszorg (Rockefeller), musea, (Morgan) en universiteiten (Vanderbilt). De term robber barons gebruiken historici niet meer, in tegenstelling tot opiniemakers. Wetenschappers belichten sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw het liefst hun succes en zakelijke creativiteit.

Het zou de muckrakers verbaasd hebben. Ida Tarbell (1857-1944), die geldt als een pionier van deze onthullende, activistische journalistiek, oordeelde over politici uit haar tijd dat zij „onwetend, corrupt en principeloos” waren en zo de deur wijd open hadden gezet voor gewetenloze ondernemers. Hun filantropie deed daar voor haar niets aan af: „Daar is maar één woord voor: hypocrisie.”


Lees ook

Elon Musk bemoeit zich met alles, ook Europa.
Vijf verhalen over de Amerikaanse ‘schaduwpresident’

Elon Musk bemoeit zich met alles, ook Europa.Vijf verhalen over de Amerikaanse 'schaduwpresident'