‘Onze mensen die bezig zijn met armoede lopen echt op hun tandvlees’


Reportage

Zoetermeer NRC vroeg 44 gemeenten hoe ze energiearmoede onder hun inwoners aanpakken, en liep mee met een ‘energiefixer’. „Wist u dat tien minuten douchen nu 1,20 euro kost?”

‘Energiefixers’ bevestigen in Zoetermeer onder meer douchtetimers, en tochtstrips bij voordeuren.
‘Energiefixers’ bevestigen in Zoetermeer onder meer douchtetimers, en tochtstrips bij voordeuren.

In de motregen krijgen vier energiefixers hun laatste instructies. Ze staan in de vroege ochtend op een parkeerterrein tussen hoge jarenzestigflats in de Zoetermeerse wijk Palenstein. Hier gaan de mannen, in hun blauw gewatteerde jas met ‘Energiebespaardienst’ erop, vandaag langs de deuren. Voor advies en om direct kleine isolerende en energiebesparende klusjes uit te voeren.

Vergeet niet, zegt de coördinator tegen zijn collega’s, om bewoners de flyer van de gemeente te geven, waarop staat waar ze terecht kunnen bij geldzorgen. „Benoem dat ook even.” In Palenstein is relatief veel energiearmoede: dat houdt in dat mensen een groot deel van hun inkomen kwijt zijn aan energiekosten.

Waar de landelijke overheid de energiearmoede vooral te lijf is gegaan met grofmazige maatregelen – een prijsplafond, hogere toeslagen en uitkeringen – hebben gemeenten de moeilijkste taak: het individueel opsporen van inwoners die nog steeds geldzorgen hebben. Het liefst vóórdat die zorgen omslaan in problemen: onbetaalde rekeningen en oplopende schulden.

Hoe gemeenten dat aanpakken verschilt sterk, blijkt uit een rondvraag. Op verzoek van NRC vulden 44 grote en middelgrote gemeenten een vragenlijst in over energiearmoede en de energietoeslag.

Wat alle gemeenten doen: hun inwoners oproepen om hulp te zoeken bij geldzorgen. Ze doen dat via huis-aan-bladen, sociale media en flyers in bibliotheken. Deze strategie kent één groot nadeel: inwoners moeten zelf in actie komen. De gemeente steekt een hand uit, maar de burger moet die hand eerst zien en vervolgens nog grijpen.

Daarom bellen sommige gemeenten aan bij álle huishoudens die volgens de statistieken het kwetsbaarst zijn. Al zeggen niet veel gemeenten dat ze dit doen. Naast Zoetermeer zijn dat onder andere Amsterdam, Eindhoven, Arnhem en Dordrecht.

Waterbesparende douchekop

Voor de Zoetermeerse armoedewethouder Bouke Velzen (ChristenUnie-SGP) is het aanbellen vanzelfsprekend. „Het liefst zou ik dat bij iedereen doen”, zegt hij in een gesprek in het stadhuis. Maar omdat dat te duur is, richt hij zich op de straten met het hoogste risico op energiearmoede, omdat er bijvoorbeeld veel oude huizen en lage inkomens zijn.

Daar krijgen alle inwoners, ongeacht hun werkelijke inkomen, een brief over de komst van de energiefixers. Die zijn in dienst van particuliere bedrijven die de gemeente heeft ingehuurd. Bewoners mogen zelf een afspraak inplannen. Bij wie dat niet doet, wordt alsnog aangebeld.

Gaston Bark (64) had de afspraak gisteren pas gemaakt, zegt hij in het halletje van zijn drive-inwoning uit de jaren zestig tegen fixer Damir Memovic. „Toen zag ik dat jullie vandaag al konden langskomen.” Het is een van de eerste dagen dat de fixers in Zoetermeer lopen, en Bark is de enige bewoner die toestemming heeft gegeven om een journalist te laten meekijken.

In zijn werkkamer, tussen kasten vol boeken, cd’s en opbergboxen, wijdt Bark met de handen in zijn zakken uit over hoe duurzaam zijn koophuis al is. Achter zijn verwarming zit radiatorfolie, aan het plafond hangen zuinige ledlampen en op het dak liggen „al jaren” zonnepanelen. „Dus ik ben eigenlijk al heel ver.”

Fixer Memovic laat zich niet uit het veld slaan. „Als ik u even mag onderbreken. Wist u ook dat bij de huidige tarieven tien minuten douchen rond de 1,20 euro kost?”

„Dat vind ik een hoop geld”, mompelt Bark, die later vertelt dat hij om gezondheidsredenen elke dag doucht. Maar, zegt hij: „Ik heb geluk met een oud energiecontract. Dat staat nog tot november vast.”

Hij laat Memovic een douchetimer installeren die na vijf minuten gaat piepen, en een waterbesparende douchekop. Ook plaatst de fixer een deurborstel onder de deur naar de hal bij de voordeur.

Als Memovic de flyer over geldzorgen overhandigt, geeft hij er uitleg bij, maar Barks financiële situatie komt verder niet ter sprake. Als de fixer na anderhalf uur weggaat, zegt Bark: „Ik vond het top.”

Bij het ene huis kan Memovic meer besparende materialen kwijt dan bij het andere, zegt hij na afloop in de auto. Maar zijn feitjes over energiekosten doen het eigenlijk altijd goed. „Als ik de kosten van een douchebeurt noem, zie ik de ogen soms groter worden.”

Eigen verantwoordelijkheid

Het contrast tussen de aanpak van Zoetermeer en andere gemeenten is groot. De gemeente Breda wijst op de eigen verantwoordelijkheid van inwoners met geldzorgen: „Het is van belang dat mensen actief met de gemeente contact opnemen zodra er problemen ontstaan.” Alkmaar laat weten: „Inwoners die niet bekend zijn of zich niet melden, krijgen we niet in het vizier.”

Peter Heijkoop, armoedewethouder in Dordrecht (CDA) en bestuurder bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) op dit thema, heeft best begrip voor gemeenten die níét op grote schaal bij hun inwoners aanbellen. „Je kunt niet alles tegelijk doen. Maar ik zou hen willen oproepen: probeer wel naar de mensen toe te gaan.”

Want het is niet realistisch, zegt Heijkoop, om van alle inwoners verwachten dat ze proactief om hulp vragen. „Bij mensen met lage inkomens komen vaak veel problemen tegelijk bij elkaar. Een slecht geïsoleerd huis, laaggeletterd zijn. Die groep, daar moet je gewoon op af.”

Gemeenten die er niet ‘op af’ gaan, zullen niet alle inwoners met geldzorgen bereiken, zegt ook Anna Custers, lector armoede-interventies aan de Hogeschool van Amsterdam. Toch snapt ze dat sommige gemeenten daar niet voor kiezen. Het is een dure aanpak, zegt ze. „Ik kan me goed voorstellen dat je dan eerst meer wilt weten over de meerwaarde. Hoeveel extra deuren gaan er open? Hoe sterk vermindert hun energieverbruik? Hoeveel betalingsproblemen worden hierdoor voorkomen?” Voorlopers als Zoetermeer zouden zulke informatie kunnen verzamelen en delen, zegt Custers, „zodat niet alle gemeenten opnieuw het wiel hoeven uit te vinden”.

De verschillen tussen gemeenten blijken veel kleiner als je hen vraagt naar de populariteit van de energietoeslag: de 1.300 euro die zij afgelopen jaar mochten uitdelen aan de laagste inkomens, en dit jaar weer. Het kabinet trekt daar twee maal 1,4 miljard euro voor uit.

Huishoudens met een inkomen van hooguit 20 procent boven bijstandsniveau, hebben recht op deze energietoeslag. Mensen die de gemeente al kent, bijvoorbeeld omdat zij in de bijstand zitten, krijgen de toeslag automatisch. De rest moet hem aanvragen.

Uit de rondvraag onder gemeenten blijkt hoe populair de energietoeslag is. Bijna alle gemeenten hadden de toeslag voor 2022 in november al toegekend aan rond de 90 procent van de huishoudens die er, afgaande op CBS-cijfers, waarschijnlijk recht op hebben.

Het bereik van andere inkomensregelingen is vaak lager. Van de bijstand bijvoorbeeld maakt ongeveer een op de drie rechthebbenden geen gebruik, volgens onderzoek van de Arbeidsinspectie. Het succes van de energietoeslag is eenvoudig verklaarbaar, denkt Anna Custers. „Het is een substantieel bedrag, de voorwaarden zijn soepel en het heeft veel landelijke aandacht gehad.”

Veel gemeenten laten méér inwoners in aanmerking komen dan het kabinet voor ogen had. Ruim de helft heeft een hogere inkomensgrens gekozen, op eigen kosten. Dan mogen huishoudens tot 30 of 40 procent boven bijstandsniveau hem ook aanvragen. In Utrecht en Venlo zelfs tot 50 procent erboven.

Dat leidt ook tot klachten, zegt de Zoetermeerse wethouder Bouke Velzen. „Dan bellen er mensen: ‘Mijn moeder krijgt hem in buurgemeente X wel, en ik hier niet.” Velzen snapt die klachten wel. „Arjan Vliegenthart [directeur van budgetinstituut Nibud] wist treffend te zeggen: het is een omgekeerde postcodeloterij.”

Wethouder Heijkoop uit Dordrecht vond die opmerking „een beetje flauw”. Ja, sommige gemeenten doen wat extra. „Maar dat is dan besloten door de gemeenteraad: dat is hoe lokale democratie werkt.”

Overbelaste ambtenaren

Het werkelijke probleem? De energietoeslag had nooit bij de gemeenten terecht moeten komen, vinden beide wethouders. „Het is een landelijke regeling die in een gemeentepotje geduwd is”, zegt Velzen.

De Belastingdienst is de meest logische uitvoerder van inkomensregelingen, vindt Heijkoop. Maar de Belastingdienst liet vorig jaar al weten een extra regeling niet aan te kunnen. Als VNG-bestuurder ziet de Dordtse wethouder dat zo’n beetje alle landelijke uitvoeringsinstanties overbelast zijn. En daardoor, zegt hij, mogen landelijke crises door gemeenten worden opgelost. „Dakloosheid, asiel, de gevolgen van de inflatie.”

Waardoor nu ook gemeenten overbelast raken. „Onze mensen die bezig zijn met armoede lopen echt op hun tandvlees”, zegt Velzen. En dat heeft gevolgen: wie in Zoetermeer een bijstandsuitkering aanvraagt, moet weleens langer wachten op de beslissing. En als wethouder moet Bouke Velzen accepteren dat zijn ambitie uit het lokale coalitieakkoord, een nieuw armoedebeleid, vertraging oploopt.

Deze ambtenaren hebben de afgelopen drie jaar al meerdere tijdelijke regelingen op hun bordje gekregen: de coronasubsidies voor zzp’ers (TOZO) en voor huishoudens in financiële nood (TONK), het uitkeren van leefgeld aan Oekraïners, en nu dus de energietoeslag.

Pleisters plakken

De hoge energieprijzen maken de doelgroep van het armoedebeleid onduidelijker. Gemeenten waren gewend om vooral naar de inkomens van mensen te kijken. Nu ziet Bouke Velzen in zijn stad mensen met lage inkomens in goed geïsoleerde woningen: zij krijgen veelal geld terug op hun energierekening. Terwijl lagere middeninkomens in tochtige koophuizen in de problemen komen.

Toch vinden veel armoedewethouders dat de landelijke politiek de minimuminkomens structureel moet verhogen. Want gemiddeld genomen komt de koopkrachtklap bij hen het hardste aan. Nu zijn mensen tijdelijk geholpen door het energieplafond, zegt Heijkoop. „Maar als dat volgend jaar wegvalt, krijg je weer apocalyptische cijfers.”

En dan kunnen gemeenten weinig anders doen, zegt Velzen, dan „pleisters plakken”. Gemeenten kunnen arme huishoudens helpen door urgente kosten te vergoeden, bijvoorbeeld als de wasmachine kapot is. Maar over het voorkómen van armoede, via inkomenspolitiek, gaat de Tweede Kamer.

Volgens Heijkoop is het onvermijdelijk dat het bestaansminimum in Nederland verder omhoog moet: de bijstand, het minimumloon. En hij vindt de Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen aan zijn zijde. „De overheid is niet meer in staat om mensen het basale te geven”, zei hij onlangs in NRC.

Volgens Van Zutphen is het zonde dat gemeenten zoveel „mensen, aandacht en geld” moeten inzetten voor het overeind houden van de laagste inkomens.

Intussen wordt Velzen als wethouder wel aangesproken op de armoede in zijn stad, zegt hij. „Wat ga je eraan doen?” Frustrerend, vindt hij. „Ik wil gewoon dat het systeem op orde is. Zodat ik alleen nodig ben in heel uitzonderlijke situaties.”