De Technische Universiteit Eindhoven heeft maandag bekendgemaakt dat er ook dinsdag geen onderwijs mogelijk is als gevolg van een cyberaanval. De universiteit heeft langer de tijd nodig om het netwerk te beveiligen.
Vanwege de aanval, die zaterdagavond werd ontdekt, besloot de universiteit om het eigen netwerk offline te halen. Daardoor kunnen studenten en medewerkers geen gebruikmaken van applicaties als mail, wifi en het videobelprogramma Teams, waardoor onderwijsactiviteiten niet mogelijk zijn.
„We werken planmatig met man en macht om het netwerk van de TU/e weer veilig te krijgen en uiteindelijk met de grootste zorgvuldigheid weer stapsgewijs online te kunnen brengen,” stelt Patrick Groothuis, vicevoorzitter van het college van bestuur. „De onderwijssystemen hebben hierbij de hoogste prioriteit.” Vooralsnog lijken er geen data te zijn gestolen. Evenmin is bekend wie verantwoordelijk is voor de cyberaanval.
Tentamenperiode
Volgende week begint de tentamenperiode op de universiteit. Volgens Groothuis worden „alle onderwijs- en student-gerelateerde issues” momenteel in kaart gebracht. Als voorbeeld noemt hij het inleveren van opdrachten en het geven van afstudeerpresentaties. „We begrijpen de spanningen en onzekerheden bij zowel onze staf als onze studenten en zullen met de grootste zorgvuldigheid onze afwegingen maken,” stelt hij.
Ook op de Jheronimus Academy of Data Science, een onderwijsinstelling in Den Bosch, zijn de colleges maandag geschrapt door de cyberaanval. De instelling voor datatechnologie maakt gebruik van een computernetwerk van de Eindhovense universiteit.
Onderzoek waar geen netwerk voor nodig is kan doorgaan, aangezien alle labs en voorzieningen functioneel en veilig zijn. Ook promoties worden niet afgeblazen.
Losgeld
De TU Eindhoven is niet de eerste onderwijsinstelling die door cybercriminelen is aangevallen. In december 2019 werden de systemen van de Universiteit Maastricht gegijzeld. De universiteit betaalde losgeld, in cryptovaluta, omdat het onderwijs en onderzoek anders ernstig geschaad zouden worden. Ze kreeg uiteindelijk wel geld terug, doordat de politie en het Openbaar Ministerie een deel had terugvonden.
Ook bij andere onderwijsinstellingen waren er aanvallen. In 2020 konden bij de Universiteit van Amsterdam en op de Rijksuniversiteit Groningen tentamens niet doorgaan vanwege verstoringen van de computersystemen. En in 2021 werden de systemen van ROC Mondriaan lamgelegd door een aanval met gijzelsoftware. De onderwijsinstelling beesloot het geëiste losgeld niet te betalen, maar besloot de systemen vanaf de grond opnieuw op te bouwen. Bij de HAN (hogeschool van Arnhem en Nijmegen) was er in dat jaar een omvangrijk datalek, waarbij de gegevens van 56.000 studenten en medewerkers werden gestolen en te koop werden aangeboden op een online forum
De timing van de aankondiging was bijzonder. Terwijl Paris Saint-Germain een zelfs voor Parijse begrippen uitzonderlijk dure voorhoede onder contract had, met Lionel Messi, Neymar Jr. en Kylian Mbappé, zei clubvoorzitter Nasser al-Khelaïfi in een interview met Le Parisien in juni 2022 dat „de tijd van glitter en flitsende bling-bling” voorbij was. PSG moest een team worden van spelers die „willen werken, werken en nog eens werken om vooruitgang te boeken.” Als een museumdirecteur die openlijk stelt dat hij schoon genoeg heeft van wereldberoemde kunstenaars, terwijl de expositie van Van Gogh nog loopt.
De boodschap kwam niet van een nieuwkomer die wil afrekenen met het werk van zijn voorganger. Al-Khelaïfi zelf was de architect van de reeks aan sterrenensembles die PSG een reputatie van protserigheid en decadentie had bezorgd. Sinds 2011, toen het Qatarese staatsinvesteringsfonds QSI de club overnam, voerde het voormalige tennismaatje van de emir van Qatar beleid dat een echo leek van de Galácticos-jaren van Real Madrid, begin deze eeuw.
PSG spendeerde binnen tien jaar tijd meer dan één miljard euro aan spelers die behalve op sportieve kwaliteiten vooral op ‘merkwaarde’ werden geselecteerd. Zo kwamen onder anderen David Beckham en Zlatan Ibrahimovic naar het Parc des Princes, later volgden Messi, Mbappé en Neymar.
Foto Guillaume Horcajuelo / EPAFoto Christophe Petit Tesson / EPA
In het ‘oude’ PSG speelden vooral geld en gearriveerde vedetten een rol. Zoals in 2013, toen David Beckham en Zlatan Ibrahimovic er samen speelden. Ook de afgelopen jaren, tot 2023, had PSG een voorhoede die vooral op papier groots was – met Lionel Messi, Neymar en Kylian Mbappé.
Mondain en extravagant
Commercieel was de strategie min of meer succesvol, hoewel tegen een hoge prijs. PSG, voorheen een middenmoter vooral bekend om zijn gewelddadige fans, mat zich mede dankzij een gelikte marketingstrategie een imago aan dat paste bij de stad: mondain, duur, extravagant. De omzet steeg van een bescheiden 100 miljoen in 2010 naar meer dan 800 miljoen euro in 2024. En sportief? PSG domineerde bijna plichtmatig de Franse competitie. Maar het grote doel, de Champions League winnen, bleef buiten bereik.
Vaak ging het spectaculair mis. Zoals in 2017, toen PSG in de achtste finale met 6-1 verloor bij FC Barcelona, nadat het Barça thuis met 4-0 had verslagen.
Minstens zo pijnlijk was de uitschakeling tegen Real Madrid vijf jaar later in de kwartfinales. In de thuiswedstrijd was PSG superieur (1-0), en ook in Madrid kwam de ploeg terecht op voorsprong. Om in de tweede helft volledig in te storten. Dit was geen toeval meer, oordeelden commentatoren. Hier openbaarde zich de karakterzwakte van een team dat precies dat niet was. PSG was een verzameling van de beste voetballers ter wereld, die elkaar in de steek lieten zodra het tegen zat.
En dus moest het maar eens gedaan zijn met de bling-bling bij PSG, concludeerde Al-Khelaïfi in de zomer van 2022. Een nieuwe technisch directeur kwam, die zich ging richten op hongerige talenten. Maar wereldsterren met doorlopende contracten en astronomische salarissen laten zich niet zomaar wegjagen.
Zo volgde nog een vreugdeloos seizoen, met een kampioenschap dat werd overschaduwd door irritaties tussen supporters en gefrustreerde vedettes die met hun hoofd al bij andere avonturen waren. Traditiegetrouw vloog de club er in de kwarfinales van de Champions League uit, kansloos dit keer, tegen Bayern München.
Met het vertrek van Messi en Neymar in de zomer van 2023 en de komst van coach Luis Enrique, bekend om zijn aanvallende, dominante speelstijl, begon het nieuwe PSG pas echt gestalte te krijgen.
De club had vaker gekozen voor trainers met een duidelijke spelopvatting, zoals Unai Emery, Thomas Tuchel en Christophe Galtier, maar die hadden moeten werken met spelers die alles al bewezen hadden en zich nauwelijks lieten regisseren. Luis Enrique kreeg de beschikking over jonge spelers als Nuno Mendes, Vitinha, Bradley Barcola, Désiré Doué en Chvitsja Kvaratschelia. Ook niet goedkoop – dit vijftal kostte PSG naar schatting al een kleine 250 miljoen euro – maar allemaal voetballers die de piek van hun loopbaan nog voor zich hebben.
Dynamisch en gedurfd
Dit seizoen, het eerste zonder Mbappé, lijkt de wijziging van strategie zich uit te betalen. Hoewel PSG moeizaam startte in de Champions League, verkeert de ploeg van Luis Enrique de voorbije maanden in grootse vorm. PSG speelt dynamisch en gedurfd, met een samenhang en energie die even geleden nog wezensvreemd waren voor de club.
Foto Pierre Lahalle / Presse Sports Foto Firas Abdullah / Abacapress.com
In de Champions League schakelde PSG al twee Engelse grootmachten uit. Liverpool en Manchester City hadden geen antwoord op de formatie van Luis Enrique.
En het team kan omgaan met tegenslag: in een cruciale wedstrijd tegen Manchester City poetste PSG een 0-2 achterstand weg (uitslag 4-2), tegen Aston Villa (kwartfinale) en Liverpool (achtste finale) hield het stand onder grote druk. „Ze zijn het meest complete team dat we tot nu toe zijn tegengekomen”, zei Liverpool-coach Arne Slot nadat PSG zijn ploeg had uitgeschakeld.
Misschien, maar Arsenal is op het oog defensief sterker dan PSG – de twee treffen elkaar dinsdagavond in de eerste wedstrijd van de halve finale. De nummer twee van de Premier League rekende in de kwartfinale bovendien overtuigend af met Real Madrid.
Is het seizoen mislukt als PSG strandt in halve finale? Voor Al-Khelaïfi en de Qatarese eigenaren misschien wel, maar coach Luis Enrique zei eerder in interview met Libération dat voetbal wat hem betreft om iets anders draait. „Voor ons gaat het niet alleen om winnen, maar om winnen met een identiteit. Winnen doe je door een voetbalteam te laten groeien. Zodat iedereen in Frankrijk en daarbuiten weet dat Paris-Saint-Germain op deze manier speelt.”
‘Ach, je méént het”, verzucht Timnit Debesay (19), „die rotbussen ook altijd.” Ze zakt verslagen onderuit op het bankje van de bushalte. De mbo-student had gehoopt op tijd te vertrekken uit het centrum van het Oost-Groningse Stadskanaal. Maar tot haar teleurstelling moet ze een half uur wachten. Buslijn 312, die veel studenten dagelijks naar Groningen brengt, is uitgevallen.
Het is niet de eerste keer dat de 312 haar in de steek laat. Vanwege de onbetrouwbaarheid van de bussen, regelmatige vertragingen en de lange reisafstand naar Groningen nam zij in januari dit jaar een drastisch besluit. De student verruilde het huis van haar ouders, in Ter Apel, voor een kamer in Stadskanaal. Licht geïrriteerd vertelt ze: „Vanuit Ter Apel moet je vaak eerst naar Emmen om vervolgens naar Groningen te reizen. Je stapt drie of vier keer over. Dus ik ging iets dichterbij wonen.” Daardoor hoopte ze op minder gedoe met het openbaar vervoer. Tevergeefs, blijkt nu. Daarom hoopt ze nu dat er snel een andere oplossing komt: „Ik heb gehoord dat er plannen zijn voor een trein. Dat zou mij veel tijd besparen… als ik dan nog studeer.”
Ik werk in Stadskanaal, woon in Groningen en dan is het zonder de auto een uur in de bus. Het zou fantastisch zijn als dat sneller kon
De trein waarover Debesay het heeft, is de zogenoemde Nedersaksenlijn. Al langere tijd bestaat de wens om in het noordoosten van Nederland een directe treinverbinding tussen de steden Groningen en Enschede te laten lopen, die onderweg plekken als Veendam, Ter Apel, Almelo en ook Stadskanaal aandoet. Momenteel zijn reizigers zonder auto in dit gebied afhankelijk van lange ritten met bussen die stoppen bij een legio aan haltes (buslijn 73 stopt bij maximaal 58 haltes) of moeten ze eerst de trein pakken naar Zwolle, om vervolgens verder te reizen naar Emmen of Enschede.
Bij Stadskanaal ligt een oud toeristenlijntje. De Nedersaksenlijn maakt daar deels gebruik van, maar woonwijken zouden worden vermeden.
Foto Sake Elzinga
Economische boost
De Voorjaarsnota die de minister van Financiën op 18 april presenteerde, werd door sommige voorstanders van de Nedersaksenlijn dan ook met open armen ontvangen. Het kabinet schuift het project 1,9 miljard euro toe. Dat is 165 miljoen euro meer dan strikt noodzakelijk voor de aanleg van de lijn. Tegelijkertijd heerst er verbazing en onvrede, omdat het kabinet het geld voor de Nedersaksenlijn weghaalt bij de Lelylijn. Deze Lelylijn, die van Lelystad naar Groningen zou moeten lopen, is net als de Nedersaksenlijn een project om de bereikbaarheid van Noord-Nederland te verbeteren. Voor de Lelylijn was 3,4 miljard gereserveerd, waarvan de Nedersaksenlijn nu een deel ontvangt.
De Tweede Kamer had eind vorig jaar zelfs een motie aangenomen waarin deze financiële zet werd geblokkeerd. De Groningse commissaris van de koning René Paas sprak van „het beroven van de bank”. Afgelopen december had hij nog vurig tegen die verschuiving van geld gelobbyd.
In Stadskanaal zien de meeste busreizigers de Nedersaksenlijn wel zitten. Terwijl student Richard Onrust (24) op de bus wacht en een peuk onder zijn zwart-witte sneakers uitdrukt, uit hij zijn frustraties over de lange reistijden: „Je zit soms anderhalf tot twee uur in de bus dankzij files. Vooral de rotonde bij Gieten is een nachtmerrie.” Tim Enting (28) hoopt dat hij met de Nedersaksenlijn sneller op zijn werk zal kunnen zijn. „Ik werk in Stadskanaal, woon in Groningen en dan is het zonder de auto een uur in de bus. Het zou fantastisch zijn als dat sneller kon.”
Enting verwacht dat meer mensen in de regio willen werken als de verbinding met de rest van het land verbetert. „De hele streek zal extra voorzieningen en een instroom van werkkrachten krijgen”, zegt hij.
Dat blijkt ook uit een onderzoek naar de haalbaarheid van de Nedersaksenlijn in opdracht van de overheid. De onderzoekers spreken over „18.000 extra inwoners, ruim 9.000 extra woningen en 14.625 arbeidsplaatsen” in het gebied waar de Nedersaksenlijn zal lopen. De betere bereikbaarheid van zorg, onderwijs en banen zou, volgens het onderzoek, een economische boost geven aan de regio. De Groningse gedeputeerde Erik Jan Bennema (VVD), die sinds kort de portefeuille mobiliteit onder zich heeft, is opgetogen. Hij stelt dat Noord-Oost Nederland hier lang op heeft zitten wachten: „De gebieden verder van de Randstad af krijgen van Den Haag toch minder aandacht. Dat de Nedersaksenlijn er komt en economische bloei meebrengt, is dan een mooie opsteker.”
Oudste museumspoorlijn
Toch is niet iedereen in Stadskanaal even opgetogen over de nieuwbouwplannen. Twee kilometer ten noorden van de bushalte ligt namelijk al een oud treinstation, uit 1910, compleet met spoorlijn – waar het gewas inmiddels boven de deels verroeste rails uitsteekt. Dit is de oudste museumspoorlijn van Nederland, nog steeds gebruikt door Stichting Stadskanaal Rail (STAR). Voor toeristen rijdt hier zo nu en dan een oude stoomlocomotief. Het spoor gaat door woonwijken en loopt op bepaalde plekken op nog geen vijf meter van een achtertuin. Dankzij de spaarzame ritten levert dit weinig klachten op.
Een deel van het tracé van de Nedersaksenlijn bij Stadskanaal.
Foto Sake Elzinga
Met de mogelijke komst van de Nedersaksenlijn kan dit veranderen. De bedoeling is dat de spoorverbinding voor een deel gebruik maakt van het oude spoor van de STAR, na aanpassing voor moderne treinen. In een onderzoek staat hoe wordt geprobeerd door aanleg van een nieuw stuk spoor woonwijken te vermijden. Maar niet iedereen hier vertrouwt de plannen van de overheid.
Bij een onbewaakte spoorovergang, vlak naast het oude STAR-station, staat Heero Heeres (75) zijn loslopende kippen te voeden. Op de vraag wat hij van de Nedersaksenlijn vindt, ontsteekt hij in een lang relaas: „Ik ben er niet op tegen, he? Maar bij de overheid moet je voorzichtig zijn. Ze zeggen wel dat ze het spoor verderop gaan leggen om ons te ontlasten, maar ik zie ze dit oude spoor alsnog gebruiken om kosten te besparen. En dan zitten wij met twee keer per uur een trein in onze achtertuin!” Hij wijst naar een rij grote windturbines aan de overkant van het spoor, die het weidse uitzicht doorbreken. „Tegen die windturbines was veel verzet. Ze zijn er uiteindelijk toch gekomen, waardoor mensen achterdochtig zijn geworden.”
Klaas Sloots, burgemeester van Stadskanaal, herkent dat beeld. „De rapporten laten zien dat de tracés op een aardige afstand van de woningen zullen lopen. Maar het klopt, mensen hebben zich toch verenigd tegen de spoorlijn. Er is weerstand en dat is begrijpelijk.” Volgens de burgemeester komt een groot deel van het wantrouwen door eerder in de regio uitgevoerde projecten van de overheid. „Bij de komst van de windmolens in de buurt heeft de overheid zich niet van zijn beste kant laten zien. Vooral de nationale overheid, niet lokaal of provinciaal. Om nog maar niet te spreken van de aardbevingsproblematiek en het moeizaam lopende schadeherstel. Hoeveel ingrediënten voor onvrede wil je hebben?”
De sfeer is gemoedelijk onder de ongeveer twintig wachtenden bij de ingang van The Frick Collection, een relatief klein museum in een stadsvilla die uitkijkt op Central Park in Manhattan. Het museum herbergt de collectie van de Amerikaanse kool- en staalmagnaat Henry Frick (1849-1919), die onder meer schilderijen van grootheden als Fragonard, Goya, El Greco, Rembrandt en Vermeer verzamelde. De mensen in de rij zijn vooral (maar niet alleen) New Yorkers die hun kaartjes voor de heropeningsdag al lang van tevoren hebben gereserveerd, zo blijkt uit een vluchtige rondvraag. Diverse bezoekers delen ongevraagd dat The Frick hun „favoriete museum” is, vaak gevolgd door de eveneens ongevraagde bekentenis dat St. Franciscus in de woestijn van Giovanni Bellini hun favoriete werk uit de collectie is.
The Frick sloot in 2021 voor een renovatie en uitbreiding, wat overigens niet betekende dat daarmee de collectie geheel uit het zicht van het publiek verdween. Tot maart 2024 was een deel van de collectie – ook de Bellini – te bewonderen in het Met Breuer, een door de brutalistische architect Marcel Breuer gebouwd museum aan Madison Avenue, dat tijdelijk was omgedoopt tot ‘Frick Madison’. Een bezoekster vertelt dat ze opgelucht is dat de Bellini weer „thuis” is.
Dat is ook meteen de charme van The Frick, dat vóór de renovatie zo’n 285.000 bezoekers per jaar verwelkomde: het voelt, ondanks de grandeur van de in 1912 gebouwde deftige villa, meer als een huis dan een museum. Dat is door de renovatie niet veranderd. Veel is dan ook hetzelfde gebleven, inclusief het verbod op fotografie en de regel dat geen jonge kinderen naar binnen mogen. Er is vooral veel bijgekomen.
Onder leiding van de Duitse architect Annabelle Selldorf werd ongeveer 2.500 vierkante meter aan nieuwbouw toegevoegd. Dat betekent 30 procent meer ruimte voor de permanente collectie en tentoonstellingen, voor het eerst een café, een auditorium en een nieuwe ontvangstruimte. Bovendien zijn nu de voormalige persoonlijke ruimtes van de familie Frick, tot 2021 in gebruik van het museumpersoneel en -bestuur, gerenoveerd en open voor het publiek. En ze staan vol meesterwerken.
De South Hall in The Frick Collection. Foto Joseph Coscia Jr.De Garden Court in The Frick Collection. Foto Joseph Coscia Jr.De Dining Room in The Frick Collection. Foto Joseph Coscia Jr.De Fragonard Room in The Frick Collection. Foto Joseph Coscia Jr.De Oval Room in The Frick Collection. Foto Joseph Coscia Jr.
Hoge plafonds
Wie nu The Frick betreedt en linksaf slaat, belandt nog altijd in de Dining Room, een strakke zaal met hoge plafonds die de sfeer heeft van een 18de-eeuws Engels landhuis. Aan de wanden hangen vrouwenportretten van Thomas Gainsborough.
Loop door en beland in de Drawing Room, een ruimte die in het teken staat van de liefde, met veertien werken van Jean-Honoré Fragonard, deels geschilderd in opdracht van Madame du Barry, maîtresse van Lodewijk de Vijftiende.
In de belendende Living Hall hangen enkele bekende schilderijen uit de 15de en 16de eeuw, waaronder El Greco’s portret van Sint-Hiëronymus en de zo geliefde Bellini. Detail: ze hangen nog op exact dezelfde plaatsten waar Frick ze ruim een eeuw geleden liet ophangen.
Eveneens op de begane grond is er nog de West Gallery, wellicht de meest eclectische ruimte van het museum. In deze langwerpige zaal hangen werken van onder anderen Velázquez, Anthony Van Dyck, Rembrandt en Goya broederlijk naast elkaar. In het midden van de galerie hangen twee grotere doeken van de Britse romanticus J.M.W. Turner recht tegenover elkaar – alsof ze er nog niet genoeg uitsprongen met hun felle luchten en veelkleurige waterpartijen. Dit is ook waar Dame en dienstbode hangt van Johannes Vermeer, het laatste schilderij dat Frick kocht.
De West Gallery was tot 2021 ook de laatste ruimte die een museumbezoeker kon zien, behalve wellicht het tuinhof met daklicht, waar museumbezoekers wat groen tot zich konden nemen voor zij zich weer in de stadsdrukte begaven. Nu kan men via een monumentale trap – of de nieuw geïnstalleerde liften – de tot tentoonstellingsruimtes omgebouwde slaapkamers, zitkamers en gastenkamers op de tweede verdieping betreden.
De voormalige ontbijtzaal van het gezin-Frick, bedekt met nieuw geweven zijden damast, hangt nu vol landschappen van Corot, Daubigny en Troyon. Een paar stappen verderop, in een kamer van vergelijkbare grootte, hangen werken van Monet en Manet, bewijs van Fricks interesse in modernisme.
De Italiaanse renaissanceschilderijen van dochter Helen Frick, die negen decennia lang beneden te zien waren, zijn nu verzameld in wat ooit haar slaapkamer was. De Boucher Room, vernoemd naar de allegorische schilderijen van de 18de-eeuwse Franse hofschilder François Boucher die er hangen, is precies zoals Helens moeder Adelaide die ooit inrichtte – vol Sèvres-porselein en rococomeubels.
In andere kamers is er ruimte voor minder bekende delen van de museumcollectie – antieke herdenkingsmedailles, allerhande klokken, aardewerk. Alsof de curatoren wilden tonen hoe nerdy de Fricks waren.
Na al dat moois is men weer terug bij de monumentale trap, die echter niet breed genoeg is voor tweerichtingsverkeer. Dit is tenslotte een huis. Dus wenken suppoosten de bezoeker vriendelijk richting het onlangs aangebouwde marmeren trappenhuis – een route die naar goed Amerikaans gebruik via de spiksplinternieuwe giftshop richting de uitgang van het museum voert.