Het Openbaar Ministerie gaat opnieuw de regels bekijken hoe te handelen in strafzaken waarbij journalisten worden afgeluisterd omdat ze met verdachten contacten hebben.
Dit heeft de top van het OM, het college van procureurs-generaal, vandaag bekendgemaakt. Het besluit is genomen nadat vier dagen geleden Het Financieele Dagblad onthulde dat drie journalisten van online platform De Correspondent in maart 2022 zijn afgeluisterd terwijl ze een ontmoeting hadden met Sywert van Lienden en zijn twee zakenpartners. De drie ondernemers worden verdacht van witwassen, oplichting en verduistering bij de levering van mondkapjes.
In maart vorig jaar kwamen officieren van justitie van het functioneel parket erachter dat de verdachten een dag later een gesprek zouden hebben met journalisten in kasteel Hackfort in Vorden. Met toestemming van de rechter-commissaris, zegt het OM, is toen besloten tot de inzet van een bijzonder opsporingsmiddel. Vier setjes met opnameapparatuur werden in de vergaderzaal geplaatst. Het leverde een gespreksverslag van 181 pagina’s op die in het strafdossier werd gestopt. De journalisten werd ook later niets over deze actie verteld. Die actie is volgens de advocaat van Van Lienden, Han Jahae, „schokkend en buiten iedere proportie”. Het OM zegt desgevraagd dat de rechter-commissaris „niet expliciet om toestemming is gevraagd” om de journalisten ook af te luisteren.
Bronbescherming
In de huidige aanwijzing over hoe te handelen bij strafvorderlijk optreden tegen journalisten staat dat „een officier van justitie een dwangmiddel waardoor de bronbescherming kan worden geraakt, pas kan inzetten als hij daarvoor toestemming heeft gekregen van de hoofdofficier van justitie en het College van procureurs-generaal op de hoogte is gesteld”. Dat is in deze zaak niet gebeurd.
De zaaksofficieren van justitie oordeelden zelfstandig dat deze regels „niet van toepassing waren, omdat de dwangmiddelen waren gericht op de verdachten en niet op de journalisten. Daarnaast waren de verdachten bekend, ook in de buitenwereld, waardoor recht op bronbescherming niet in het geding was”. Het OM zegt dat „de betrokken officieren deze afweging niet lichtzinnig hebben gemaakt. Zij kwalificeerden de aanwezigheid van journalisten in dit geval als bijvangst”.
Het OM zegt dat „het uiteindelijk aan de rechtbank is in deze strafzaak om te beoordelen of het OM de juiste afwegingen heeft gemaakt en de Aanwijzing goed heeft toegepast”. De hoofdofficier van het functioneel parket, Michiel Zwinkels, zegt alleen te betreuren dat de journalisten nooit op de hoogte werden gesteld dat ze zijn afgeluisterd. „Dat had anders gemoeten”. Het OM zegt met de betrokken zaaksofficeren van justitie „in gesprek te gaan om te kijken of de organisatie iets kan leren van deze zaak”.
In gesprek met de NVJ
OM-baas Rinus Otte zegt de regels in dit verband nog eens te gaan bekijken. „Wij begrijpen heel goed dat de gang van zaken vragen oproept bij journalisten, en bij anderen. Het OM vindt dat journalisten in vrijheid hun werk moeten kunnen doen. Wij staan voor persvrijheid, en het recht op bronbescherming”, aldus Otte. „Wij nemen deze kwestie erg serieus en nemen de Aanwijzing onder de loep. Ook ga ik in gesprek met de Nederlandse Vereniging van Journalisten”.
Advocaat Jens van den Brink, gespecialiseerd in mediarecht, noemt de opstelling van het OM heel vreemd. „Dit draaien van het OM maakt het er niet beter op. Geen sorry, had nooit mogen gebeuren, maar: dwangmiddelen waren op verdachten gericht en niet op de journalisten. Kennelijk meent het OM journalisten te kunnen afluisteren, als het maar ‘gericht’ is op hun gesprekspartner.”