Of Gal op 7 oktober werd verkracht, valt lastig te bewijzen

„Het is onjuist, ze is niet verkracht. Niemand weet of ze verkracht is.” In een interview met de Israëlische nieuwszender Channel 13 reageert Nissim Abdush op het recente onderzoeksverhaal in The New York Times over de verkrachting van Israëlische vrouwen tijdens de Hamas-aanval op 7 oktober, onder wie zijn schoonzus. Het artikel concludeert, op basis van gesprekken met 150 mensen en andere bronnen, dat Hamas systematisch verkrachting heeft ingezet als oorlogswapen. „De aanvallen tegen vrouwen waren geen geïsoleerde gebeurtenissen maar onderdeel van een breder patroon van gender-gerelateerd geweld”, schreef de Amerikaanse krant.

Maar die conclusie lijkt enigszins voorbarig. Voor de goede orde: er zijn wel degelijk sterke aanwijzingen dat Hamasstrijders zich schuldig hebben gemaakt aan verkrachting en ander seksueel geweld. Zowel op het muziekfestival, in huizen rond de Gazastrook en op een Israëlische militaire basis. Dat blijkt niet alleen uit het onderzoek van The New York Times, maar ook uit een rapport dat de mensenrechtenorganisatie Physicians for Human Rights Israel in november publiceerde. Toch is op basis van de gepresenteerde feiten niet vast te stellen in hoeverre het gepland was en systematisch gebeurde – ook al doet The New York Times dat wel.

Het meest problematisch is dat het verhaal over het slachtoffer waarmee het artikel begint en dat ongeveer eenderde van het artikel in beslag neemt. De vrouw om wie het gaat is Gal Abdush, de vrouw van Nagi Abdush. De hierboven geciteerde Nissim is haar schoonbroer. De echtgenoten waren op het Supernova-muziekfestival en werden kort na elkaar gedood, eerst Gal en toen Nagi. Na hun dood circuleerde er een video op sociale media waarop Gals levenloze lichaam te zien zou zijn, gehuld in een zwarte jurk. Grotendeels op basis van deze videobeelden, die inmiddels zijn verwijderd, concludeert The New York Times dat Gal is verkracht.

Maar opmerkelijk genoeg reageerden familieleden van Abdush in de Israëlische media verbaasd op het artikel. In een interview met de nieuwswebsite Ynet vertellen Eti Bracha en Rami Bracha, de moeder en broer van Gal Abdush, dat zij pas hoorden over de vermeende verkrachting toen The New York Times contact met hen opnam. „Het was een huiveringwekkend en pijnlijk moment”, vertelde Eti Bracha aan Ynet. „Ik schaamde me zelfs, ook al heeft ze niets fout gedaan.” Ze spreekt de hoop uit dat er wereldwijd meer aandacht komt voor het seksuele geweld van Hamas op 7 oktober.

‘Verzonnen door de media’

Andere familieleden vinden echter dat de Amerikaanse krant hen op het verkeerde been heeft gezet en trekken de verkrachting van Gal in twijfel. „We hebben geen bewijs ontvangen van de politie”, zegt Nissim Abdush tegen Channel 13. Hij meent dat hij het beste weet wat er echt is gebeurd, omdat hij de enige en laatste was die met zijn broer Nagi heeft gesproken nadat Gal was vermoord. Voordat Nagi zelf werd vermoord had hij via Whatsapp aan Nissim laten weten dat Gal dood was en dat hij naast haar lijk zat. Hij zei niets over een verkrachting.

Nissim zei in het interview met Channel 13 ook dat hij zich zorgen maakt om de kinderen van Gal en Nagi (van 11 en 7 jaar oud), die op sociale media blootgesteld worden aan de volgens hem ongegronde berichten over hun moeder. Nagi had hem tijdens hun WhatsApp-contact gevraagd voor hen te zorgen. Dit soort zorgen kan een rol spelen bij het feit dat er tot nu toe weinig slachtoffers en getuigen hun verhaal hebben gedeeld met de politie. Israël is een conservatieve samenleving die altijd heeft geworsteld met de manier waarop over verkrachting wordt gesproken.

Enkele mensenrechtenorganisaties en feministische groepen in het Midden-Oosten uitten eveneens kritiek op het volgens hen „schandelijke ‘onderzoek” van The New York Times, met name vanwege het ontbreken van concreet bewijs en getuigenissen van vermeende slachtoffers. „Het ontbreken van getuigenissen van slachtoffers of van hun betrokkenheid bij het onderzoek, samen met de weinig overtuigende verklaring die wordt gegeven om hun afwezigheid te rechtvaardigen, leidt tot zorgen over de juistheid van de gebeurtenissen”, schrijven ze in een gezamenlijke verklaring.

Het artikel van The New York Times, en de kritiek daarop, maken onderdeel uit van een breder debat over seksueel geweld op 7 oktober. Dit werd aangejaagd door de Israëlische regering, die in de loop van november aandacht begon te vragen voor het onderwerp, en de internationale gemeenschap ervan beschuldigde het te negeren. Op een persconferentie richtte premier Netanyahu zich direct tot vrouwen- en mensenrechtenorganisaties van de VN: „Jullie hebben gehoord van de verkrachting van Israëlische vrouwen, vreselijke wreedheden, seksuele verminking – waar zijn jullie in vredesnaam?”

De Israëlische regering organiseerde zelfs een speciale bijeenkomst bij de Verenigde Naties in New York, waarbij diplomaten uit tientallen landen video’s te zien kregen van politie-interviews met eerstehulpverleners die genitale verminking beschreven. En een overlevende van de aanval op de Supernova-muziekfestival beschreef een groepsverkrachting. Zo werd seksueel geweld onderdeel van de strijd om de beeldvorming. Volgens critici probeerde Israël op deze manier Hamas af te schilderen als het ultieme kwaad en de enorme verwoesting van de Gazastrook te rechtvaardigen.

Gebrek aan bewijs

De Israëlische regering beschuldigt Hamas van systematische verkrachting van vrouwen op 7 oktober – wat het artikel van The New York Times leek te bevestigen. Maar de krant lijkt bij zijn onderzoek op dezelfde problemen te zijn gestuit als de Israëlische politie: het gebrek aan bewijs. Het politieteam dat onderzoek doet naar seksueel geweld op 7 oktober, kan geen levende slachtoffers en getuigen vinden. „Ik heb indirect bewijs, maar uiteindelijk is het mijn taak om ondersteunend bewijs te vinden en de identiteit van de slachtoffers te achterhalen”, zegt hoofdinspecteur Adi Edri tegen de Israëlische krant Ha’aretz.

Het probleem is dat de meeste slachtoffers en ooggetuigen van seksueel geweld 7 oktober niet hebben overleefd. En in de onmiddellijke nasleep van de aanval gaven de Israëlische autoriteiten prioriteit aan het identificeren van lichamen, niet aan het bewaren van bewijsmateriaal. Volgens de joodse traditie moeten uitvaarten zo snel mogelijk worden gehouden. Het gevolg was dat veel lijken met mogelijke sporen van seksueel misbruik zonder forensisch onderzoek zijn begraven. In de weinige gevallen waarbij de politie al getuigenissen heeft verzameld, is ze er nog niet in geslaagd om de specifieke slachtoffers te identificeren.

Met medewerking van Lucia Admiraal.