N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Snellere vergunningen Er zijn al veel wapens in Israël, maar de nieuwe regering ziet graag meer bewapende burgers. Toch is Israël geen Amerika en dat zal het door zijn strenge voorschriften ook niet snel worden.
De aanslag op een synagoge in Oost-Jeruzalem van afgelopen vrijdagavond, waarbij zeven joden door een 21-jarige Palestijn werden doodgeschoten, is hard aangekomen in Israël. In ruim tien jaar tijd zijn er niet zoveel Israëliërs tegelijk gedood. Het is voor veel Israëliërs een pijnlijke herinnering aan hun eigen kwetsbaarheid.
Op het moment van de aanslag waren er in de orthodoxe – en volgens internationaal recht illegale – nederzetting Neve Yaakov geen gewapende Israëliërs in de buurt die te hulp konden schieten. Geen politie of militairen, maar ook geen gewapende burgers.
Dat dat veel verschil kan maken bleek nog geen etmaal later, toen een Palestijnse jongen van pas dertien jaar eveneens in Oost-Jeruzalem van achter een geparkeerde auto het vuur opende op een passerende Israëlische militair en diens zoon. Hoewel beiden gewond raakten, wist de militair de Palestijnse jongen ook te raken. De tol bij die aanslag bleef tot drie gewonden beperkt.
Voor de nieuwe rechtse regering van premier Netanyahu vormden de aanslagen, die volgden op een Israëlische operatie op de bezette Westelijke Jordaanoever waarbij tien Palestijnen omkwamen, aanleiding om direct een versoepeling van de regels voor wapenvergunningen aan te kondigen. „Ik wil wapens op straat”, verklaarde Itamar Ben-Gvir, de extreem-rechtse minister van Binnenlandse Veiligheid op televisie. „Wanneer burgers wapens hebben, kunnen ze zichzelf verdedigen.”
Zelf ook een pistool
Voor hij minister werd, droeg Ben-Gvir zelf ook een pistool. Hij was bepaald de enige niet. Zo’n 2 procent van de Israëlische bevolking heeft een wapenvergunning, een kleine 200.000 mensen. Daarnaast circuleert er met name onder de zogenoemde Arabische Israëliërs, een minderheid van zo’n 20 procent van de bevolking binnen Israëls grenzen, nog een flink aantal illegale wapens.
Het leger is hierbij nog niet meegeteld. Dat is vanouds heel zichtbaar in Israël. Wie door het land reist, kan in een bus zomaar schouder aan schouder zitten met een militair in volle wapenrusting. Ook in winkels en zelfs in synagoges zijn bewapende mannen niet ongewoon. Alleen in de rechtbank mogen wapens niet naar binnen.
Een vertrouwd patroon is inmiddels dat juist na een grote aanslag duizenden Israëliërs een wapenvergunning aanvragen. Ook vorig voorjaar liep het plotseling storm toen er bij diverse aanslagen veertien mensen waren gedood. Zo’n 14.000 Israëliërs vroegen prompt een vergunning aan. Volgens Ben-Gvir is er nog altijd een wachtlijst van 17.000 mensen.
Eind maart 2022 riep de toenmalige premier Naftali Bennett zelfs openlijk: „Wat er van jullie, burgers van Israël, wordt verwacht? Alertheid en verantwoordelijkheid. Houd uw ogen open. Diegenen die al een vergunning hebben om een wapen te dragen, nu is het moment om het mee te nemen”.
Lees ook: Nieuwe Israëlische regering komt nu ook hard in botsing met Palestijnen
Wildwestachtig
Op Europeanen kan dit nogal wildwestachtig overkomen. „Maar Israël is zeker niet met de Verenigde Staten te vergelijken”, zegt Simon Perry, een voormalige politieman die nu criminologie doceert aan de Hebrew University in Jeruzalem, telefonisch. „En dat zal ook niet gebeuren. Er zijn daar zoveel meer wapens en bovendien zijn de regels hier veel strenger.” Volgens gegevens uit 2017 telde Israël minder dan zeven wapens op elke honderd inwoners, terwijl er in de VS op elke honderd mensen 120 wapens waren.
Anders dan in de VS hebben Israëliërs ook geen grondwettelijk recht een wapen te dragen. Wie een vergunning aanvraagt, moet met een doktersverklaring aantonen dat hij lichamelijk en geestelijk fit genoeg is een wapen te dragen. Vervolgens heeft er een gesprek plaats met de autoriteiten omtrent de aanvraag, waarna een schietcursus volgt.
Als die met goed gevolg is voltooid, wordt een tijdelijke vergunning verstrekt, waarbij het nummer van het aangeschafte wapen wordt geregistreerd. De vergunning, die op termijn permanent kan worden, geldt uitsluitend voor dat wapen, in de meeste gevallen een pistool met een vijftigtal kogels. Er mag uitdrukkelijk geen groter wapen zoals een machinegeweer mee worden aangeschaft. Burgers mogen maar één wapen tegelijk hebben. Ook moet je thuis over eenkluis beschikken om het veilig op te bergen.
Niet in aanmerking komen mensen van beneden de achttien jaar en personen die hun dienstplicht niet hebben vervuld. Voor mensen met een strafblad kan het eveneens lastiger zijn een vergunning in de wacht te slepen.
Het merendeel van de vergunninghouders werkt bij de politie, als beveiliger of als schietinstructeur. Kolonisten, zoals minister Ben-Gvir zelf, die in de illegale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever wonen, kunnen eveneens vrij gemakkelijk een vergunning krijgen, omdat er een gerede kans is op gewelddadige confrontaties met Palestijnen. In bezet Palestijns gebied wordt hoe dan ook van zowel Israëlische als Palestijnse kant veel losser omgegaan met wapenvoorschriften dan in Israël.
Met blote handen
Daar krijgen zelfs oud-militairen niet zomaar een vergunning. „De aanvraag van een vriend van me die een tamelijk hoge rang in het leger had gehad, werd afgewezen”, vertelt hoogleraar Perry. „Toen hij een keer getuige was van een aanslag is hij de terrorist met blote handen te lijf gegaan. Gekkenwerk! Als de regering zulke mensen makkelijker een vergunning geeft, zou ik dat toejuichen.” Dit is naar verwachting het sentiment waarop de regering-Netanyahu mikt.
Toch zijn er ook deskundigen die vergunningen liefst zo beperkt mogelijk houden. „Het angstaanjagende is dat iedereen dan zijn pistool kan trekken en dat burgers per ongeluk op burgers schieten”, zei Shaike Horowitz van het Israëlische Internationaal Instituut voor Anti-terrorisme vorig jaar tegen persbureau Bloomberg. Palestijnen vrezen dat vooral zij de dupe worden van zo’n versoepeling.
Acht criminoloog Perry de tijd rijp zelf ook een vergunning aan te vragen? Hij zucht even door de telefoon. „Voor ik hoogleraar werd heb ik als politieman 34 jaar een wapen gehad, maar dat is lastiger dan je denkt met al die strenge regels. Voorlopig hoeft het daarom van mij niet weer, misschien in de toekomst.”