N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Profiel
Mariëlle Paul De VVD heeft hoge verwachtingen van Kamerlid Mariëlle Paul, die minister Dennis Wiersma opvolgt. „Ik voel ook weleens acute woede, maar reageren is a waste of time.”
Eén dag voor de val van Rutte IV was Mark Rutte bij de VVD-fractie in de Tweede Kamer, aan het eind van de middag. Om over de crisis in het kabinet te praten met fractievoorzitter Sophie Hermans en haar plaatsvervanger Bente Becker, ’s avonds zou er weer worden onderhandeld. Maar ook, zeiden VVD’ers later, voor een gesprek met de opvolger van Dennis Wiersma, die vorige maand aftrad als minister voor Onderwijs na wéér nieuwe meldingen over uitbarstingen van woede. In de VVD-gang liep toen ook Mariëlle Paul (56).
Net na Wiersma’s vertrek werd zij in Den Haag genoemd als mogelijke opvolger: zij gaat in de Tweede Kamer namens de VVD over basis- en voortgezet onderwijs. Maar al snel ging ook de naam van Sophie Hermans rond, en die van Bente Becker. Mariëlle Paul is nog maar tweeënhalf jaar Kamerlid en heeft dus in vergelijking met veel andere Haagse VVD’ers nauwelijks politieke ervaring. Ze komt uit het bedrijfsleven, bij de Koninklijke BAM Groep was ze internationaal directeur communicatie. Maar ze wordt in haar partij al een tijdje gezien als veelbelovend. Mensen om haar heen zien dat ze makkelijk hoofd- van bijzaken scheidt, politiek gevoel heeft, hard werkt.
Lees ook dit interview met Mariëlle Paul:‘Ik heb nooit gedacht: dit is out of my league’
Vorig najaar werd ze voorzitter van de Tweede Kamercommissie die een parlementaire enquête naar de coronabestrijding voorbereidde. Ze volgde PvdA’er Khadija Arib op, die de Tweede Kamer had verlaten. Maar niet van harte. Ze vond dat een VVD’er níét de voorzitter moest zijn. Mensen konden al snel gaan denken, zei ze, dat zij vooral Mark Rutte wilde beschermen. Maar er was niemand anders die het wilde doen. Begin februari was het crisis in de coronacommissie, volgens ingewijden wilden Mariëlle Paul en ook andere leden dat FVD’er Pepijn van Houwelingen en ex-FVD’er Wybren van Haga eruit gingen. Die zouden zich niet aan afspraken houden en de ernst van de coronapandemie ontkennen. Als Paul hen er inderdaad uit had willen zetten: dat lukte niet. De ruzie werd gesust, de commissie rondde het werk af. Maar een echte enquête komt er voorlopig niet, de Tweede Kamer heeft beslist dat die wordt uitgesteld.
Chagrijnig en verdrietig
In NRC zei Mariëlle Paul begin dit jaar dat ze op sociale media vaak wordt uitgescholden, zij zou de „zwarte excuustruus” zijn van de VVD. Ze zei: „Ik kan er chagrijnig en ook wel verdrietig van worden. Vooral als ik het druk heb en mijn weerstand wat minder is. Dan denk ik: jullie kennen mij niet, waarom doe je dit?” Maar ze leek ook niet van plan om zich erdoor te laten intimideren.
Haar ouders komen uit Pakistan. Ze hoorden daar bij een katholieke minderheid. Haar vader was werktuigbouwkundige en was in de jaren zestig bij DAF in Eindhoven gaan werken. Als kind was ze met opzet netjes gaan praten, volgens een vriendin praatte ze „net als de koningin”. In NRC herhaalde ze het antwoord dat ze toen gaf: „Ja, aan míj zullen ze het niet horen dat ik niet uit Nederland kom.” „Maar dat zien ze toch”, had het meisje gezegd, „omdat je bruin bent?”
Mariëlle Paul zei dat zij daar nooit over had nagedacht en dat het in de tijd dat ze in het bedrijfsleven werkte ook nooit een rol had gespeeld. In de politiek, merkte ze aan de reacties op sociale media, was dat helemaal anders. Maar dan dacht ze, zei ze, ook: „Die toetsenbordridder heeft dit eruit gebraakt en doet nu iets anders. En ík heb er last van. Ik voel ook weleens acute woede maar reageren is a waste of time. Soms twitter ik een citroentje: azijnpisser.”
Mariëlle Paul krijgt nu de kans om aan haar partij te laten zien of de hoge verwachtingen van haar terecht zijn. Ze blijft demissionair minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs tot er een nieuw kabinet komt, en kan zich ondertussen weer aanmelden voor de kandidatenlijst voor de Tweede Kamer.