Dit is de paardekopnevel, vastgelegd door Euclid, het nieuwste paradepaardje van de European Space Agency (ESA). Die ruimtetelscoop reisde in juli op een Falcon 9-raket van SpaceX de ruimte in op zoek naar donkere materie en donkere energie, twee van de grote raadsels in de natuurkunde.
Astronomen weten dat donkere energie en donkere materie samen grofweg 95 procent van alle massa in het universum uitmaken. Maar wát het is, weet niemand. In tegenstelling tot ‘gewone’ materie, waar sterren en planeten uit bestaan, is donkere materie niet zichtbaar. Astronomen zien wel sporen van de aanwezigheid ervan: donkere materie trekt door zwaartekracht sterrenstelsels samen en laat ze sneller draaien. Donkere energie wordt verantwoordelijk gehouden voor de versnelde uitdijing van het heelal.
Euclid moet astronomen iets gaan leren over de invloed van donkere materie en donkere energie op het zichtbare heelal door zes jaar lang de vormen en posities van miljarden sterrenstelsels en sterren te fotograferen. Op die manier gaat Euclid de grootste kosmische 3D-kaart ooit maken.
Bolvormige sterrenhoop NGC 6397, op een afstand van 7800 lichtjaar van de aarde, door de ogen van Euclid. Bolvormige sterrenhopen zijn groepen van honderdduizenden sterren die door zwaartekracht bij elkaar worden gehouden. Wie ver in het heelal tuurt, ziet vooral onregelmatige en kleine sterrenstelsels zoals dit sterrenstelsel NGC 6822. Dit sterrenstelsel staat nog relatief dichtbij: 1,6 miljoen lichtjaar van de aarde.
Foto’s: ESA/Euclid/Euclid Consortium/NASA
Om dat voor elkaar te krijgen, is Euclid ontworpen om in één opname een groot beeld van de hemel te geven. Dat maakt Euclid anders dan de relatief nieuwe James Webb-ruimtetelescoop van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA die juist steeds op één deel van de hemel inzoomt.
Om te laten zien dat Euclid inderdaad snel en gedetailleerd grote stukken hemel kan fotograferen, deelde ESA deze week de eerste vijf kleurenfoto’s van Euclid. Een van de meest in het oog springende is de opname van de Paardekopnevel, een sterrenkraamkamer op 1.375 lichtjaar van de aarde in het sterrenbeeld Orion. De nevel is zo’n 2,5 lichtjaar breed en bestaat grotendeels uit koud moleculair waterstof. De wolk in de vorm van een paardekop blokkeert het licht van de heldere ster Sigma Orionis erachter. Euclid maakte dit beeld van de Paardekop in ongeveer een uur.
Na de lancering in juli maakte Euclid een reis van 1,5 miljoen kilometer naar het lagrangepunt L2. Op die plek wordt Euclid precies genoeg aangetrokken door de zwaartekracht van de zon en aarde om in lijn te blijven met de aarde.
De bijnaam van dit sterrenstel is ‘veborgen Melkwegstelsel’, omdat het vanaf de aarde gezien verborgen zit achter een schijf van gas en stof. Met infrarood optica kan Euclid door gas en stof heen kijken. Op deze foto staan zo’n 1.000 sterrenstelsels op de voorgrond, de lichte stippen, in het perseusclusteren. Op de achtergrond staan ruim 100.000 andere sterrenstelsels. Ieder sterrenstelsel huisvest weer honderden miljarden sterren bevatten. Sommige sterrenstelsels staan zo ver van ons vandaan dat het licht er 10 miljard jaar over deed om naar de aarde te reizen. Door de verspreiding en vormen van deze sterrenstelsels in kaart te brengen, willen kosmologen de invloed van donkere materie op het heelal onthullen.
Foto’s: ESA/Euclid/Euclid Consortium/NASA
Lees ook Met zijn infrarood-ogen geeft ruimtetelescoop James Webb de wereld al een jaar lang een nieuwe blik op de kosmos
Een Europese Unie waarin anti-Europeanen de toon zetten en klimaatsceptici de sleutels van het klimaatbeleid in handen krijgen: het is lastig voorstelbaar. Toch was dat het beeld dat afgelopen week ontstond in het Europees Parlement, tijdens een plenaire sessie in Straatsburg vol drama en onverwachte wendingen. In twee belangrijke Europese dossiers – klimaat en transparantie – wisten eurosceptische politici de show te stelen, en hadden middenpartijen het nakijken.
De komende jaren moet volop worden onderhandeld over welke klimaatdoelen de EU zichzelf oplegt voor 2040. De vraag die deze week in het Europees Parlement op tafel lag: welke fractie mag voor dit lastige, maar ook prestigieuze dossier de rapporteur leveren? Politieke families kunnen tijdens een soort ‘veiling’ bieden op deze invloedrijke positie. Dinsdag werd de winnaar bekend: Patriotten van Europa, de club van onder meer Geert Wilders, Viktor Orbán, Matteo Salvini en Marine Le Pen. Een fractie die de Green Deal liever vandaag dan morgen ziet stranden en recente voorstellen van de Europese Commissie voor vermindering van de uitstoot vierkant afwijst. Middenpartijen verweten elkaar niet goed te hebben opgelet.
Donderdag gingen eurosceptici er met nog een belangrijk thema vandoor: transparantie. In het verleden waren het juist radicaal-rechtse partijen die vaak in de problemen kwamen door een gebrek hieraan, bijvoorbeeld met betrekking tot partijfinanciering of het gebruik van EU-subsidies. Nu lukte het ze om de schijnwerper te zetten op Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie.
‘VDL’ lag al eerder onder vuur wegens haar onduidelijke rol bij de totstandkoming van vaccinatiedeals met Pfizer, ten tijde van de coronaepidemie. Het is iets waar ze zich nooit voor heeft willen verantwoorden, maar deze week móest ze wel, onder druk van de rechtsconservatieve ECR-fractie (Conservatieven en Hervormers), waartoe onder meer de SGP behoort, maar ook de PiS-partij, bekend van de aanval op de Poolse rechtsstaat.
Wat ‘Pfizer-gate’ is gaan heten, draait om het sms-contact dat VDL had met de Pfizer-top. VDL wilde geen inzage geven in de berichtjes, het Europees Hof oordeelde in mei dat ze dit wel had moeten doen, maar de Commissievoorzitter doet nog steeds geheimzinnig. Op aangeven van de Roemeense Europarlementariër Gheorghe Piperea werd voorgesteld om het vertrouwen in haar op te zeggen. De motie haalde het bij lange na niet, geheel volgens verwachting, maar de indieners ervan bereikten wel dat het wekenlang over weinig anders ging dan de minder mooie kanten van VDL, en in feite van de Europese democratie zelf. Missie geslaagd.
Na de Europese verkiezingen van juni vorig jaar schoof het Europees Parlement op naar rechts. Populisten zijn zich sindsdien beter en efficiënter in fracties gaan organiseren, weten middenpartijen slim tegen elkaar uit te spelen en slagen er steeds vaker in om hun stempel op de politieke agenda te drukken. Von der Leyen zelf heeft hier aan bijgedragen. Haar eerste termijn als Commissievoorzitter (2019-2024) draaide om de samenwerking tussen de twee traditionele molochen in het Europarlement: haar eigen politieke familie, de Europese Volkspartij (EVP), en die van de sociaaldemocraten (S&D), aangevuld met steun van de Liberalen (Renew). Sinds de verkiezingen van 2024 kan ze zowel over links als over rechts. Dat wil zeggen: radicaal-rechts. En dat doet de EVP, met stille goedkeuring van Von der Leyen, dan ook geregeld, met name om versoepelingen van het klimaatbeleid door te drukken.
Dit heeft, niet geheel onbegrijpelijk, veel kwaad bloed gezet bij linksere, pro-Europese partijen die VDL vorig jaar nog aan een meerderheid hielpen. „In tijden van wereldwijde volatiliteit en onvoorspelbaarheid heeft de EU kracht, visie en het vermogen om te handelen nodig”, schreef VDL donderdag na de stemming. Daar is geen woord van gelogen, maar het zou goed zijn als de EU-baas en haar partij zelf het goede voorbeeld geven. Samenwerken met partijen die klimaatwetenschap of de rechtsstaat ook maar een mening vinden of die stilletjes Poetin bewonderen, levert op korte termijn misschien politiek voordeel op, maar is op lange termijn een doodlopende weg.
De gebeurtenissen van afgelopen week geven constructieve partijen volop stof tot nadenken. Zij – en niet eurosceptici – zouden voorop moeten lopen als het gaat om thema’s als transparantie of klimaat. Dat sociaaldemocraten niet willen meestemmen met twijfelachtige, radicaalrechtse initiatieven is begrijpelijk. Als de motie het donderdag had gehaald, zou dit, zoals de regels voorschrijven, het aftreden van de voltallige Commissie in gang hebben gezet. Tegelijk moet er genoeg ruimte blijven voor het geven van kritiek op deze Commissie. Discussies kunnen niet steeds bij voorbaat worden gesmoord met het argument dat de wereld in brand staat. Op termijn zal ook dat het geloof in de Europese democratie aantasten.
‘Never a dull moment on this platform”, twitterde Elon Musk woensdag nadat zijn AI-bot Grok een paar dagen lang schaamteloos antisemitische teksten had verspreid en Hitler had aangehaald als lichtend voorbeeld.
Ik ben het vaak oneens met Elon Musk, zo ook nu. X is juist saai geworden, bij veel onderwerpen kun je de tweets van tevoren uittekenen. Tegenhanger Bluesky is ook saai, net als het hele politieke debat. Dit klinkt misschien raar, want in het nieuws gebeuren waanzinnige, verre van saaie dingen. Een consultancykantoor dat berekent hoe duur het is om Gaza te veranderen in een Rivièra. Een Amerikaanse president die wapensteun aan Oekraïne laat afhangen van zijn stemming. Een Nederlandse partijleider die burgers ophitst om in opstand te komen tegen de lokale politiek. Geen onderwerpen die de nieuwsvolger in slaap sussen, integendeel: bij mij roepen ze fysieke sensaties op, van angst tot woede tot walging.
Tegelijkertijd vind ik het dus saai om het nieuws te volgen en vooral de opinies over het nieuws. Wat er gebeurt en gezegd wordt is vaak zo verschrikkelijk voorspelbaar.
Vaak gehoord: ‘Activisten moeten werk gaan doen waarmee ze de klimaatcrisis oplossen in plaats van een snelweg te bezetten.’ Alsof klimaatactivisten de hele werkweek op het asfalt zitten. Alsof ze niet tegelijk kunnen werken in technische beroepen. En alsof je pas mag demonstreren als je jezelf ook nuttig maakt.
Ook vaak gehoord: ‘Asiel is een verzonnen probleem, het gaat maar om 11 procent van de immigratie.’ Alsof 11 procent van ruim 300.000 mensen niks is, zeker als je bedenkt dat ze voorrang krijgen op de woningmarkt en zeker de eerste jaren vaak afhankelijk zijn van een uitkering. Op de langere termijn is het percentage trouwens hoger, omdat statushouders vaker hier blijven dan studie- en arbeidsmigranten.
Spannend wordt een debat pas als iemand zich verdiept in de argumenten van de tegenpartij, zijn eigen aannames bevraagt en oog heeft voor de tragische botsing van waarden, zoals de liberale filosoof Isaiah Berlin het noemde. Iedereen die spreekt over asielopvang zonder te erkennen dat er een conflict is tussen nationale en internationale solidariteit vind ik saai. Je kunt niet doen alsof solidariteit met vluchtelingen gratis is en niet ten koste kan gaan van de solidariteit met minder welvarenden in het eigen land. Het zijn immers vaak mensen aan de ‘onderkant’ die concurreren om woonruimte en voorzieningen met nieuwkomers, of daar in elk geval bang voor zijn.
Wie die waardenbotsing ziet, wordt al snel genuanceerd en dus ‘saai’. Maar eigenlijk is juist het tegenovergestelde saai: volautomatische meningsvorming. Pas waar morele dilemma’s worden erkend, wordt het spannend en interessant.
Ik moet denken aan het boek van oud-VVD-campagneleider Bas Erlings, waarover ik laatst al schreef. De VVD-campagne mikt vanaf 2017 op het ‘snelle brein’ van de kiezer, schrijft Erlings: de partij probeert via simpele beeldvorming emoties te activeren en zo de trage ratio te omzeilen. Acht jaar later lijkt het hele publieke debat zo te werken. Dat komt ook door sociale media en algoritmes: die floreren bij conflict tussen mensen, niet bij conflict binnen mensen. Dat tweede is intellectueel interessant, maar waardeloos voor het verdienmodel. Daarom krijgen we steeds minder twijfel en voortschrijdend inzicht voorgeschoteld en steeds meer zelfgenoegzaamheid en verontwaardiging.
Het gevolg: mijn lichaam is na een half uurtje scrollen in paniekmodus, maar mijn hoofd heeft een bore-out. Ik ervoer dat ook bij het Kamerdebat, ruim een maand geleden, over de val van het kabinet. Aan emoties en grote woorden geen gebrek, maar het was allemaal zo voorspelbaar dat ik na een paar uur als een uitgedroogde schildpad op m’n rug lag.
Het enige moment dat ik opveerde was tijdens een interruptiedebatje tussen Esther Ouwehand en Henri Bontenbal over de dilemma’s rondom steun aan het kabinet-Schoof. Ouwehand verweet het CDA een te constructieve opstelling, waarop Bontenbal zei dat de Partij voor de Dieren óók moties van de coalitiepartijen had gesteund. Dat moest Ouwehand toegeven: „Ik erken met de heer Bontenbal dat je ook in een dilemma komt. Je kunt niet alles wat misschien een beetje een verbetering zou kunnen zijn, wegstemmen.” In principe deden ze dus hetzelfde, concludeerde Bontenbal: proberen een verdedigbaar midden te vinden. „Elke fractievergadering hadden wij het over: wat steunen we wel en wat steunen we niet, wanneer is het voor ons genoeg?”
Misschien geen bijster enerverende uitwisseling, maar voor mij wel het minst saaie moment van het debat. Beide politici erkenden dat er voor de oppositie van een (radicaal-)rechts kabinet geen ideale handelwijze bestaat. Als kijker voelde ik me niet bespeeld, maar aan het denken gezet. Dat is Elon Musk nog nooit gelukt.
‘Mijn ouders zijn allebei in de jaren dertig van de vorige eeuw geboren in Surabaya, voormalig Nederlands-Indië. Ze ontmoetten elkaar echter pas in 1960 in een pension in Haarlem. Beiden waren vlak daarvoor als ‘nieuwkomers’ met hun families per boot naar Nederland gekomen. Mijn moeder zette in februari 1958 voet aan wal in Amsterdam, waar ze in ballerina’s haar allereerste sneeuw trotseerde.
Mijn moeder, tante en grootmoeder woonden in hetzelfde pension als mijn vaders broer en zijn gezin. Mijn vader, die op de grote vaart werkte, logeerde daar wanneer hij in Nederland was. Mijn moeders droom om naar Amerika te emigreren, iets dat ze veel Indische vriendinnen zag doen in die tijd, verdween als sneeuw voor de zon toen ze hem ontmoette.
Een tijd van intensieve overzeese correspondentie volgde. Flinterdunne blauwe velletjes volgeschreven vanuit exotische havens, van Calcutta en Basra tot Montevideo en Buenos Aires, maar ook een ansichtkaart met groeten uit Marseille. Op haar beurt zorgde mijn moeder, met behulp van de vaarschema’s van de Nautische Dienst, dat er in elke haven waar mijn vader aanlegde een brief op hem lag te wachten. Dit vaak maanden achtereen, tot zijn paar weken verlof in Nederland weer begon.
Ze trouwden in 1962, en toen mijn oudste broer in 1964 werd geboren, besloot mijn vader een baan ‘aan wal’ te zoeken. Terwijl het gezin groeide – ik was de jongste van vier – verdween de reislust nooit. Elke zomer vertrokken we vier tot zes weken met een volgepakte auto richting Spanje of Frankrijk, maar altijd met een omweg: via het Zwarte Woud, de Zwitserse bergen of Noord-Italië. Mijn ouders – hier op de foto in 1978 in Playa de Aro, in Spanje – wisten als geen ander dat niet de bestemming telt, maar de reis ernaartoe.”