N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Antropologie De definitieve expansie van Homo sapiens buiten Afrika vond 60.000 tot 65.000 jaar geleden plaats. Maar in Laos zijn oudere botten gevonden.
De Tam Pà Ling-grot in Laos, waar de botten zijn ontdekt. Foto Fabrice Demeter
Een vroege prehistorische aanwezigheid van Homo sapiens in Oost-Azië heeft nieuwe onderbouwing gekregen. In de Tam Pà Ling-grot in Laos zijn twee modern-menselijke botten ontdekt met een ouderdom van tussen 68.000 en 86.000 jaar. Dat is ouder dan of ten minste op de gréns van het moment van de definitieve ‘Out of Africa’-expansie van Homo sapiens, die meestal rond 60.000 à 65.000 wordt gedateerd.
Een groot team van onderzoekers onder leiding van Laura Shackelford (Universiteit van Illinois en Max Planck Instituut Leipzig) en Fabrice Demeter (Universiteit van Kopenhagen en Muséum national d’Histoire naturelle, Parijs) brengt deze week uitvoerig verslag uit van de vondst en de datering in Nature Communications.
Twijfelachtige dateringen
„In een veld waarin veel twijfelachtige dateringen bestaan, vormt dit onderzoek een solide punt”, zegt archeoloog Wil Roebroeks (Universiteit Leiden) die niet bij het onderzoek betrokken was. „Maar juist omdat er verder zo weinig goede dateringen zijn, is niet duidelijk of deze groep onderdeel was van een tijdelijke uitbreiding van het leefgebied vanuit Afrika, of van de latere ‘succesvolle’ expansie van Homo sapiens over de rest van de wereld.”
Het mensengeslacht Homo is in Afrika ontstaan maar al ruim voor de huidige soort H. sapiens leefden al andere mensachtigen buiten Afrika, zoals Homo erectus (vanaf 1,8 miljoen jaar geleden) en de neanderthaler (vanaf 400.000 jaar geleden). Van al die soorten bestaat nu alleen nog H. sapiens, die circa 300.000 jaar geleden ontstond in Afrika.
Er zijn in Oost-Azie wel vroegere sapiens-vondsten gedaan, zoals in het Chinese Lunadong (tot 127.000 jaar geleden) maar die dateringen zijn altijd onderwerp van verhitte discussie geweest. In een grote analyse in Science van een aantal jaren geleden krijgen slechts enkele van de vroegste Homo sapiens-vondsten buiten Afrika de hoogste betrouwbaarheid toegekend: die in het Israëlische Skhul en Qafzeh (120.000 tot 90.000 jaar geleden). De andere zijn hooguit ‘middelmatig betrouwbaar’, vaak door ‘aanvechtbare dateringen’. Die betrouwbare oude Israëlische vondsten worden algemeen beschouwd als tijdelijke expansies van een archaïscher, ‘robuuster’ Homo sapiens-type, met zwaardere bouw en botten dan het huidige meer ‘graciele’ type. Na 60.000 jaar geleden verandert die twijfelachtigheid buiten Afrika overigens aanzienlijk.
Ze hadden wel vele tienduizenden jaren de tijd om die afstand op hun gemakje te overbruggen
Wil Roebroeks Universiteit Leiden
Vanuit Borneo, waar hij op een opgravingsexpeditie is, reageert ook de archeoloog Maxime Aubert (Griffith University, Queensland) positief op de nieuwe publicatie: „Deze datering is volgens de nieuwste normen, en ze komt trouwens ook overeen met de datering van sapiens-tanden uit de Lida Ajer-grot op Sumatra, van 73.000 tot 63.000 jaar oud.” Bij die Lida Ajer-opgraving was ook Aubert zelf betrokken. Een zwakte in de datering van Tam Pà Ling, net als bij die Lida Ajer zo geeft Aubert toe, is dat niet de menselijke fossielen zelf zijn gedateerd, maar alleen de grondlagen waarin ze gevonden zijn. „Maar ja, directe datering zou de botten en tanden onherstelbaar beschadigd hebben. Dat we nu dus twéé indirecte dateringen hebben, is dus bijzonder goed nieuws.”
Verrassend genoeg ziet Aubert in de vondst in Tam Pà Ling noch in die van Lida Ajer een bewijs dat de kolonisatie van Azië al voor het ‘traditionele’ Out of Africa-moment een aanvang zou hebben genomen. Aubert: „Ik neem altijd de jongste marge van de dateringen, en dan past het volgens mij nog steeds.”
Archaïsche kenmerken
Het onderzoeksteam van de Tam Pà Ling-grot laat zelf in het midden of de oudste fossielen in de grot onderdeel zijn van een eerdere expansie uit Afrika of behoren tot de ‘hoofdstroom’. Ze wijzen er wel op dat een van de vroege botten ‘graciele’ kenmerken heeft en daarom lijken te behoren bij latere H. sapiens-typen, zonder veel archaïsche kenmerken.
Maar, zo merkt Roebroeks op, „even later schrijven ze dat die graciliteit óók kan betekenen dat het hier niet om een bot van een volwassene gaat, maar van een puber. Toch weer twijfel dus! Dan zou deze vroege groep in Laos weer best een verre uitloper kunnen zijn van zo’n vroege ‘tijdelijke’ expansie van het meer archaïsche, robuustere sapiens-type, zoals uit Qafzeh of Skhul. Laos ligt ver van Israël, maar ze hadden in dat geval wel vele tienduizenden jaren de tijd om die afstand op hun gemakje te overbruggen.”
Het menselijke voorhoofdsbot en het scheenbeenfragment die nu gedateerd zijn, werden op zes en zeven meter diepte in de Tam Pà Ling-grot gevonden. Al eerder werden jongere menselijke botten, waaronder twee kaken en een vingerbotje, in de grot gevonden. Door hetzelfde opgravingsteam werd ook al eerder een veel oudere tand (ca. 150.000 jaar oud) in een naburige grot gevonden die afkomstig bleek van de neanderthal-achtige Denisova-mens. In de sapiens-botten in de grot zien ze overigens geen aanwijzingen voor vermenging met denisova-mensen, die waarschijnlijk nog tot 20.000 jaar geleden in Zuidoost-Azië leefden en wier dna wel sporen heeft nagelaten in de genomen van moderne Aziaten. De datering van de sedimentlagen waarin de vondsten zijn gedaan is verricht met een combinatie van uraniumisotopen, ESR, C14 en luminiscentie. Ook dierenbotten uit die sedimentlagen zijn direct gedateerd.
‘Pas 23 waren ze toen ze naar Parijs vertrokken. Zij kenden elkaar van de hbs. Het was zo’n zes jaar na de oorlog, 1951, ze waren net getrouwd en spraken slechts wat middelbareschool-Frans. Het was één groot avontuur in die tijd.
Als ze op vakantie naar Nederland gingen die eerste jaren, gingen ze per scooter, dat was toen vele uren rijden en mijn moeder las dan achter op de scooter een boek in het maanlicht. Later hadden ze gelukkig een auto. Ze hadden in Parijs de tijd van hun leven; mijn vader was daar directeur van een klein Talensfabriekje, mijn moeder werkte er op kantoor. Ze genoten volop van het uitgaansleven, waarbij eindeloos de jazzcafés werden bezocht en mijn vader regelmatig aanschoof om mee te spelen als pianist. Of ze bridgeden of mahyongden op de Nederlandse club.
Deze foto doet mij denken aan oude films en hun tijd in Parijs zonder kinderen. Mijn moeder draagt hier een zelfgemaakte jurk. Toen ik 6 was en mijn broertje 4 verhuisden we terug naar Nederland. Het voortdurend parkjes opzoeken om ons „uit te laten” zag mijn moeder als een beperking van haar en ons leven en dus streken wij neer in Apeldoorn, waar mijn ouders allebei opgegroeid waren en waar mijn broer en ik een gelukkige jeugd hadden.
‘Parijs’ was altijd op de achtergrond; ze verhaalden graag over de dertien jaar dat ze daar gewoond hadden, over hoe vormend een periode in het buitenland is en ook spreidden zij op vakantie graag hun vloeiende Frans tentoon. Vrienden die ze uit hun Parijse tijd kenden, bleken vrienden voor het leven. Toen ik zelf met mijn gezin voor een aantal jaren naar het buitenland vertrok, moedigden zij dat dan ook vooral aan.
Ze bleven tot hun dood in Apeldoorn wonen, waar ze op respectievelijk 87- en 89- jarige leeftijd overleden.”
Om te beginnen zal ik hier mijn jarenlang beproefde recept voor clafoutis delen. In het lijstje daaronder geef ik een aantal varianten en tips, opdat u dit recept steeds een klein beetje kunt veranderen en er nooit op uitgekeken hoeft te raken. Zo vervang ik de melk die traditioneel in het beslag gaat weleens door yoghurt; dat levert een net iets frissere clafoutis op.
Voor 6-8 personen:
500 g kersen, zonder steeltjes, maar met pit; 4 eieren; 80 g fijne kristalsuiker; ¼ tl zout; 60 g bloem, gezeefd; 175 ml melk (of yoghurt); 100 ml slagroom; 1 el kirsch of 1 tl natuurlijk vanille-extract; 20 g boter; poedersuiker om te bestuiven
Verder nodig:
aardewerken quichevorm (24-26 cm), ingevet met boter
Verwarm de oven op 200 graden Celsius. Strooi de kersen uit over de bodem van de quichevorm.
Doe de eieren, samen met de suiker en een snuf zout in een kom en klop met de elektrische mixer luchtig. Meng eerst de gezeefde bloem erdoor en daarna, al kloppend, ook de melk (of yoghurt), slagroom en de kirsch of het vanille-extract. Verdeel het beslag gelijkmatig over de kersen. Verdeel daarover een paar vlokjes boter.
Bak de clafoutis in ongeveer 25 minuten gaar in het midden van de oven. Bestuif hem direct uit de oven met poedersuiker of met kristalsuiker en eet hem niet gloeiend heet maar wel warm.
• Wie wil bezuinigen op calorieën, kan de slagroom vervangen door (extra) melk.
• Wanneer er kinderen mee-eten is het wellicht toch handiger om de kersen van tevoren te ontpitten (en de drank weg te laten).
• De kirsch kunt u desgewenst vervangen door een ander gedistilleerd naar keuze, zoals eau de vie of grappa.
• Voor een glutenvrije versie kunt u de bloem in het recept uitstekend vervangen door volkoren rijstmeel. En voor een lactosevrije versie gebruikt u lactosevrije of plantaardige melk en room.
• In plaats van met poedersuiker zou u de clafoutis na het bakken ook kunnen bestrooien met wat fijne kristalsuiker.
• Een handje amandelschaafsel, vlak voor hij de oven in gaat over de clafoutis gestrooid, geeft een interessante bite en extra smaakje.
• Zoals hiernaast al uitgelegd, kunnen de kersen al naar gelang het seizoen worden vervangen door ander fruit. Ook een leuk idee: combineer twee fruitsoorten. Nectarine met frambozen bijvoorbeeld, aardbeien en aalbessen, of bramen en blauwe bessen.
• Buiten het zomerfruitseizoen kunt u voor een clafoutis ook prima diepvriesfruit gebruiken.
• Tot besluit: clafoutis is bedoeld als dessert, maar een restje doet het ook helemaal niet verkeerd als ontbijt.
„Mijn vader is van het weekend overleden”, mailt Bernard Schols (61). Het is begin maart, en ik had hém gemaild omdat er niet veel oud-notarissen bestaan met een podiumact over erven en schenken. Hij is hoogleraar successierecht (erfrecht) aan de Radboud Universiteit Nijmegen, auteur van én het wetenschappelijke Handboek erfrecht én de bestseller Voorkom ruzie bij de kist. Vrijwel elke dag geeft hij wel ergens een lezing of theatercollege, en zeker sinds zijn optreden op festival Zwarte Cross in 2022 waant hij zich entertainer. Desgewenst neemt hij zijn liveband mee.
Zijn vader, hoofd der school te Limburg, was gewoon op, zegt Bernard Schols als we elkaar kort na de begrafenis spreken in The Sea Food Bar bij het centraal station van Utrecht. Hij komt er graag met zijn promovendi. „Vader was 91 jaar en der dagen zat sinds de dood van moeder twee jaar geleden.” Het ouderlijk huis in Limburg was al verkocht, vader woonde in een appartement in Arnhem, dichterbij zijn zoons. De broers van Bernard Schols zijn ook opgeleid in het notarieel recht, de één is notaris in ruste, de ander is feitelijk zijn baas (hoofd van de Nijmeegse vakgroep notarieel recht) en collega (bij hun adviespraktijk ScholsBurgerhartSchols).
Drie notarissen en één erfenis. Maakt dat de afwikkeling moeilijker of makkelijker?
„Ruzie kennen wij niet in de familie, alleen maar liefde. En het was niet ingewikkeld. Een kamertje en wat boeken, dat is alles wat er nog was, en vader bezat ook geen twee miljoen. Hij was de zoon van een timmerman en had de kans gekregen onderwijzer te worden. Altijd hard gewerkt, keurig de hypotheek afbetaald, geen schulden, geen buitenechtelijke kinderen, drie zoons als erfgenamen. We hebben het geld in een gezellige begrafenis gestopt en ik heb de oude schoolbel gekregen.”
Was het voor iedereen maar zo overzichtelijk.
„Zo wás het. Testamenten maken, erven, dat was iets voor de rijken. Wie had er nou bezit? We wisten niet hoe het erfrecht werkte, en waarom zou je ook als je toch niks had? Maar toen ging de gewone man huizen kopen en die huizen zijn nu goud waard. Een eenvoudig metselaartje dat ooit het advies kreeg om te kopen in plaats van te huren en die keurig elke maand tweehonderd gulden afloste voor zijn twee-onder-een-kap, die is nu miljonair. En dán gaan mensen ineens nadenken. Wat gebeurt daarmee als ik er straks niet meer ben? Wie krijgt wat en hoe regel ik dat? Dát zijn de mensen die naar mijn theatercolleges komen. Ze hebben er zelfs geld voor over, ze kunnen er geen genoeg van krijgen.”
Op dit punt vouwt Bernard Schols de handen voor zijn buik en laat, heel even, een stilte vallen in wat ook een-op-een lijkt op een onemanshow. „Iedereen wordt geacht de wet te kennen, waarom weten notarissen alleen wat erin staat? Ik sta ook in zalen vol advocaten, belastingadviseurs, financieel planners. Laatst nog voor een groep rechters. Ik zeg: jullie kijken in de verkeerde wetboeken. Erf- en schenkbelasting kun je alleen begrijpen als je weet hebt van het civiel [burgerlijk] recht. Je moet de onderliggende regels kennen.” En professor meester doctor Schols kent die door en door. Hij deed een specialisatie belastingkunde na zijn studie notarieel recht, promoveerde op het onderwerp executeur-testamentair (de uitvoerder van een testament), was notaris én rechter en dat maakt hem de specialist fiscaal erfrecht. „Van de 233 erfrecht-artikelen moet je er 25 echt kennen, en die kan ik binnen één dag tackelen. Ik maak er spannende verhaaltjes bij, waardoor jij makkelijker de clou onthoudt.”
We bestellen garnalenkroketjes, gebakken garnalen, tonijn tataki, gerechtjes om te delen.
U zegt in uw boek en op het podium: het wordt de tijd van erven.
„Ik voorspelde dat vijf jaar geleden al, maar nu begint het echt te gebeuren. Ons wacht een gigantische sociaal-maatschappelijke omwenteling. De babyboomgeneratie met de hypotheekvrije huisjes – als die doodgaat, komt dat geld allemaal vrij en wordt het overgeheveld naar de volgende generatie die in één klap rijk wordt zonder er een dag voor te werken. Niemand heeft nog een baan nodig. De grote explosie moet nog komen.”
In uw boek noemt u de babyboomers de SKI-generatie. Spending the kids’ inheritance, de erfenis-spendeerders.
„Haha, ja. Maar als er wat overblijft, willen ze dat het bij de juiste mensen terechtkomt. En dan komen de vragen. Kan ik in mijn huis blijven wonen als mijn partner eerder overlijdt? Kan ik mijn kind onterven? Of: ik ben gescheiden en opnieuw getrouwd, wat krijgt mijn biologische kind? Sterven en erven kan uitmonden in afrekenen en vereffenen. Als één van de ouders nog leeft, valt er voor de kinderen nog weinig uit te vechten. Maar als moeder ook gaat, wordt het chaos. Geld is emotie. Spullen krijgen een emotionele lading. Vaak zie je dat aangetrouwde partners zich met de verdeling gaan bemoeien. Ik zeg altijd: iedereen heeft tegenwoordig een iPhone, iedereen moet ook een testament.”
Waarom? Daar hebben we het erfrecht toch voor?
„Het is geen ramp als je geen testament hebt. Tien jaar geleden was het heel normaal om niks vast te leggen. Maar ik zie een testament als een unieke kans om voor één keer zelf je wetje te maken. Eén kans om je alleruiterste wil door te drukken. Te beginnen met je levenstestament; dat is geen echt testament, het is een document waarin je opschrijft hoe je het hebben wil als je nog in leven bent. Wil je op je ouwe dag dagelijks schoon beddengoed, wil je de kleinkinderen jaarlijks duizend euro geven voor hun verjaardag, ook als je zelf niet meer bij machte bent, zijn er mensen die je niet bij je uitvaart wil? Een testament is de wil van de overledene, de wetgever gaat uit van de wil van de overlevende. Dus, bepaal je zelf wat er na je dood gebeurt of laat je Den Haag bepalen dat je geld misschien wel bij verre neven en nichten terechtkomt en ook nog eens hoeveel belasting ze daarover moeten betalen?”
Als ik u zo hoor en lees, lijkt het één groot kat-en-muisspel met de belastingdienst om zo min mogelijk erfbelasting te betalen.
„Er zijn mensen die erfbelasting diefstal vinden. Die zeggen: er is over dat geld al een keer belasting betaald. Absolute onzin, een erfenis is een nieuw belastbaar feit. Ik durf wel te zeggen, in navolging van [de Franse econoom Thomas] Piketty, dat erfbelasting de meest sociale en rechtvaardige belasting is. De kloof tussen mensen die wel en niet erven, wordt anders immens. Maar ik vind dat ik mensen moet wijzen op hun rechten. Woon je samen en heb je niks geregeld maar wel een huis, dan betaalt degene die achterblijft daar 40 procent erfbelasting over. Dat is veel, hoor, als je huis anderhalf miljoen waard is. Soms betekent dat acuut verhuizen. Als je nou het regeltje kent, en je laat voor een paar honderd euro bij de notaris vastleggen dat je een ‘wederzijdse zorgplicht’ hebt, dan krijg je een belastingvrijstelling van 8 ton én je betaalt over het restant maar 10 procent. Je hebt er recht op dat te weten.”
Sommige wetten lijken gemaakt om herrie tussen familieleden te beslechten.
„De wet is er ook om je te beschermen. Toen Jan des Bouvrie overleed, de interieurontwerper, eisten zijn kinderen hun deel van de erfenis op bij zijn tweede vrouw Monique. De rechter zei: nee, de langstlevende partner moet ongestoord kunnen voortleven, z’n kinderen moeten wachten. Het omgekeerde kan ook, dat zie je in de casus André Hazes. In veel testamenten staat: bij een echtscheiding onterven we elkaar. Hazes overleed, de echtscheiding met Rachel Hazes was aangevraagd, maar ze waren toch weer samen. Wie erven er nu? Zijn kinderen? Of hun moeder als langstlevende?
„Die zaak loopt nóg, maar notarissen zetten nu standaard een extra bijzinnetje in testamenten: ‘ingeval de echtscheiding wordt voltrokken’.”
En die mevrouw uit uw boek, die haar moeders kamer in het verpleeghuis snel moest leegruimen en een oud tv’tje mee naar huis nam…
„Haar broer zag zijn kans schoon. Of z’n zus hem even 15.000 euro wil betalen. Door dat tv’tje mee te nemen, vindt hij, heeft zijn zus de erfenis zuiver aanvaard. Dat betekent dat zij ook erfgenaam is als de erfenis negatief is en meer schulden dan bezittingen bevat. Haar moeders schuld is nu de hare. Haar broer wil per direct zijn kindsdeel van 15.000 euro dat hij erfde toen zijn vader overleed, maar pas kon opeisen toen hun moeder ook stierf. Het gerechtshof Den Haag koos in dit geval de kant van de zus. Ze had door tijdsdruk de tv meegenomen, niet met de intentie de erfenis te aanvaarden.
Ik vind het heerlijk om mensen van kennis te voorzien waarmee ze zich tegen onheil kunnen beschermen
„Maar het kan ook anders uitpakken, hè, zoals de dochter die na de crematie van haar moeder de familie uit eten neemt en betaalt met moeders pinpas. Ze aanvaardt de erfenis vervolgens beneficiair, dat wil zeggen: ze accepteert de erfenis alleen als er wat overblijft. Ze had buiten haar moeders stiefkinderen gerekend, die nog een rekening hadden uitstaan. De rechtbank achtte bewezen dat ze door de pinpas te gebruiken de erfenis wel degelijk zuiver heeft aanvaard, dus óók de schuld aan haar moeders stiefkinderen.”
Daar word je toch verdrietig van?
„Ik word er warm van. Erven is ook verdelen en delen, hè. Het mooiste is als je er bij leven mee begint, schenken is erven zonder sterven. Ik vind het heerlijk om mensen van kennis te voorzien waarmee ze zich tegen onheil kunnen beschermen. Tegen iedereen zeg ik: leg nou 150 euro in je nachtkastje. Overlijdt een naaste familielid? Dan kun je daarmee éérst naar de notaris om vast te leggen dat je beneficiair aanvaardt, en dán pas opruimen.”
Dus niet verwerpen?
„Wie weet ligt er nog een staatslot in de keukenla.”
En heeft u alles goed geregeld?
„Mijn situatie is tamelijk overzichtelijk. Dertig jaar geleden ben ik onder huwelijkse voorwaarden getrouwd, als notaris was dat verplicht met het oog op eventuele claims. We hebben een huisje en het meeste geven we uit bij leven, dus ik verwacht niet dat er veel overblijft. Onze drie kinderen hebben we keurig afgeleverd met diploma’s, twee zitten ook in het notarieel recht.”
Hij stelt voor nog een rondje van hetzelfde te delen. Alcoholvrij biertje erbij. Sinds hij drie jaar geleden in het ziekenhuis belandde met een ziekmakende bacterie, drinkt hij niet meer en is hij veertig kilo kwijt. En wat er nog te veel aanzit, gaat hij te lijf met een personal trainer. Hij is een „zwart-wit iemand”, zegt hij. Alles of niets, of-of. Hij kan de regels kennen én negeren. Er gaat geen dag voorbij, zegt hij, dat hij niet vertelt dat hij het gymnasium afrondde met zes talen en geschiedenis, zonder wiskunde. Hij was „een rotzakje”, zegt hij. „Ik spijbelde, zong in een punkband, ik dreigde te zakken voor mijn examen. Maar toen wist ik al: ik wil ooit promoveren. En nu ben ik hoogleraar belastingrecht. Dat is toch humor? Je hoeft niet te kunnen rekenen om te snappen dat in de maatschappij één plus één drie is. Je moet de spelregels begrijpen. Ook al staat in de wet het woordje ‘niet’ niet, je kunt het erin redeneren. Dat deed ik ook als rechter.”
Daarom was „notarisje spelen” niet „zijn ding”. Ik werd doodongelukkig tussen het papier. Tot ik op zaterdagochtend voor de medewerkers van het notariaat, vooral dames, cursus ging geven over waarom de geest van de wet soms anders is dan de letter ervan. Ze hingen aan mijn lippen. Toen wist ik: ik ben onderwijzer.”
En nu een onderwijzer op het podium?
„Een onderwijzertje dat weet dat school leuk moet zijn. Met humor en muziek breng je de boodschap beter over. Sinds ik op Zwarte Cross stond, krijg ik aan de lopende band aanvragen. Ik heb de luxe dat ik word geboekt door kantoren en bedrijven. Zij zorgen voor de zaal en het publiek, ik hoef alleen maar te komen. Ik heb nu wel een manager in de arm genomen om te kijken of er een theatertour inzit. Ik zit op mijn hoogtepunt.”
Een donderdagavond in Bergen op Zoom. Op de parkeerplaats van restaurant Moerstede staat voor een paar miljoen euro aan auto’s. Binnen is de tweekoppige band bezig het geluid te checken. Straks zal het liedje ‘M’n opa, m’n opa, m’n opa’ worden gezongen als het over erven gaat, en het nummer ‘Het is altijd lente in de ogen van de tandartsassistente’ volgt altijd op de (waargebeurde) anekdote van Bernard Schols over de doktersassistente die zo liefdevol voor een tachtigjarige patiënt zorgde dat hij haar als erfgenaam wilde opnemen in zijn testament. Tip van haar notaris: scheid van je man en trouw met de patiënt, dat scheelt straks flink in de erfbelasting.
Foto Lars van den Brink
Een erfenis is een nieuw belastbaar feit
In de zaal staat de vierkoppige directie van VDV accountants uit Halteren. Voor het 35-jarig bestaan trakteren ze medewerkers en zo’n zestig klanten op een show van de professor. In de garderobe staan dozen met Schols’ boeken, iedereen krijgt straks een exemplaar. „Als dat maar goed afloopt”, grapt mede-eigenaar Arjo van Pelt. „Bij ons tienjarige bestaan hadden we Pim Fortuyn als spreker gevraagd.”
Wie je het in de zaal ook vraagt, iedereen kent of heeft een erfkwestie. Een tante met een flink vermogen en twee erfgenamen die elkaars deel betwisten. De weduwe van een vriend die alles naliet aan „dingen met dieren”.
De zaal is al lekker opgewarmd, constateert Bernard Schols tevreden als hij binnenloopt in donkerblauw pak met lila strepen, eronder kistjes met rode veters, een overblijfsel uit zijn punktijd. Hij klimt het podium op, pakt de microfoon: „Toon mij uw testament en ik vertel u wie u bent.”