Maar liefst vijftien keer herhaalde premier Dick Schoof op vrijdagavond laat de zorgvuldig gekozen formulering dat er „in de fracties en in het kabinet geen sprake was of is van racisme”. Zojuist was staatssecretaris van Toeslagen, Nora Achahbar (NSC), vertrokken uit het kabinet. Zij had aanstoot genomen aan de manier waarop binnen het kabinet gepraat wordt over mensen met een migratieachtergrond. Er was, vertellen bronnen, in racistische termen over Marokkaanse of islamitische Nederlanders gepraat.
Voor Nora Achahbar, het enige kabinetslid van Marokkaanse komaf, waren de gebruikte termen reden om op te stappen. Met haar viel het kabinet bijna ook. NSC’ers verklaarden zich solidair met haar. Andere kabinetsleden eisten juist dat het verwijt van racisme „van tafel” moest. Uiteindelijk slikte NSC haar bezwaren in en suste Schoof de gemoederen bij de andere fracties door iedereen vrij te pleiten van racisme.
In de brief die Achahbar kort na haar aftreden op haar – inmiddels verwijderde – Instagram-pagina plaatste, ging het niet over racisme. Die brief ging over „de polariserende omgangsvormen van de afgelopen weken”. Schoof maakte dit verwijt meteen klein: hij zei dat Achahbar het had over polarisatie in de samenleving en in de Tweede Kamer. Dus niet in het kabinet. Maar bronnen rondom Achahbar bevestigen dat ze dat wel degelijk bedoelde.
‘Vijandgedreven politiek’
En daarmee raakt Achahbar de kern van de zaak. Het kabinet-Schoof wijkt af van voorgaande kabinetten, door, zoals bijzonder hoogleraar polarisatie en veerkracht Hans Boutellier (Vrije Universiteit) het noemt, aan „vijandgedreven politiek” te doen. Dat betekent, zegt hij, „dat een bepaalde groep als vijand wordt beschouwd, en onderdeel wordt gemaakt van het politieke debat. Donald Trump bedrijft deze politiek, en de PVV van nature ook, met de islam of met Marokkaanse Nederlanders als doelwit. En zodra je een groep als vijand hebt aangewezen, is de volgende vraag: hoe gaan we die vijand bestrijden? De ‘minder minder’-uitspraak van Wilders was een klassiek voorbeeld hiervan.”
Polarisatie, volgens Boutellier „gemobiliseerde vijandschap”, bestaat al geruime tijd in de samenleving. Groepen burgers beschouwen andere groepen als hun vijand. Maar nu de radicaal-rechtse PVV de grootste regeringspartij is geworden, is er volgens Boutellier een nieuwe situatie ontstaan. „De polarisatie komt niet alleen van groepen onderling, maar het openbaar bestuur doet er zelf aan mee. Ofwel: de polarisatie is niet langer horizontaal, maar verticaal: het openbaar bestuur keert zich tégen groepen burgers.”
De eerste tekenen van deze ‘verticale polarisatie’ zag Hans Boutellier in de coronacrisis. Groepen burgers richtten zich niet op elkaar, maar dachten dat de overheid tegen de bevolking aan het samenspannen was. „Er ontstond een beweging van, zoals de AIVD dat noemt, anti-institutioneel extremisme. Dit lijkt wel op de omgekeerde beweging: politiek en bestuur keren zich tegen burgers, gooien olie op het vuur. Dat is problematisch voor een samenleving die toch al onder grote spanning staat.”
Hier waren de afgelopen dagen veel voorbeelden van te zien. Staatssecretaris Jurgen Nobel (Participatie en Integratie, VVD) zei dat islamitische jongeren „voor een groot deel onze Nederlandse normen en waarden niet onderschrijven”. Schoof zei vorige week maandag dat „een specifieke groep jongeren met een migratieachtergrond” zich schuldig had gemaakt aan het geweld in Amsterdam, zonder dat die feiten al bekend waren, en verbond daar de conclusie aan dat Nederland „een integratieprobleem” heeft. VVD-leider Dilan Yesilgöz noemde in een ‘longread’ over de rellen „de mislukte integratie” een „bron van alles wat gaande is”. Dit gebeurde allemaal voordat kringen in en rondom het kabinet vertelden dat er dáár, achter de dichte deuren van het Catshuis, nog veel heviger woorden vallen. Woorden als „kutmarokkanen”, en „antisemitisme zit diep in het dna van moslims”. Schoof wilde die uitspraken niet bevestigen of ontkennen.
Volgens Hans Boutellier is het niet nieuw dat groepen in de samenleving meer tegenover elkaar staan, bijvoorbeeld door de oorlog in Gaza. „Wat wél nieuw is, is dat het openbaar bestuur er een flinke schep bovenop doet. En dat heeft weer effect op de samenleving. Zodra vijandgedreven politiek legitimiteit krijgt, is het ook minder problematisch de ander als vijand te benoemen. De overheid staat voor het algemeen belang en moet er voor iedereen zijn, en zou daarom die vijandigheid onder controle moeten houden en dempen.”
Veiligheid en sociale cohesie
Politici kunnen ver gaan in hun uitspraken, voor bestuurders ligt dat anders, zegt hoogleraar politiek pluralisme Sarah de Lange (Universiteit van Amsterdam). „Bestuurders hebben in de eerste plaats de taak de veiligheid en sociale cohesie te bewaren. Dat gaat alleen door te de-escaleren, niet door verder de tegenstellingen aan te wakkeren.”
Als bestuurders voor het laatste kiezen, zegt De Lange, „heeft dat direct een negatieve invloed op burgers”. „Politici onderschatten hun invloed. Ze zeggen vaak dat ze uitdrukken wat burgers voelen, maar het werkt vaak andersom: zij hebben een leidende, agenderende rol in het vormen van de publieke opinie.”
Het is volgens Sarah de Lange „niet heel verrassend dat het kabinet-Schoof actief polariseert”. „Dat hoort bij radicaal-rechts. Ik vind het wel verrassend dat het zo wijdverbreid is geraakt in bestuurlijk Nederland, zowel nationaal als lokaal. Na de rellen werden ook in Amsterdam stevige uitspraken gedaan voordat alle feiten bekend zijn. Pas daarna, in de gemeenteraadsvergadering van dinsdag, is een veel verzoenender toon aangeslagen.”
Ook de vorige premier, Mark Rutte, hanteerde soms buitengewoon polariserende termen. Hij zei ‘pleur op’ over Turkse Nederlanders die Nederlandse normen en waarden niet zouden onderschrijven. Maar dat gebeurde incidenteler, terwijl het volgens de wetenschappers nu voortdurend gebeurt. Zij zien daarom een groot contrast tussen de retoriek en het beleid van het kabinet-Schoof en voorgaande kabinetten. Ook de manier waarop bestuurders omgingen met heftige polariserende gebeurtenissen was anders. Denk aan de sussende, dempende manier waarop bestuurders reageerden op de moord op Theo van Gogh, in 2004, of de vluchtelingencrisis van 2015.
Rellen in Geldermalsen
Een goed voorbeeld daarvan is de toenmalige gemeente Geldermalsen (circa 25.000 inwoners). Eind 2015, midden in de vluchtelingencrisis, werd deze gemeente in de Betuwe landelijk nieuws. De gemeente wilde een asielzoekerscentrum voor 1.500 mensen openen. Bij het gemeentehuis braken vlak voor de beslissende raadsvergadering hevige rellen uit. Hekken, die bedoeld waren om de honderden woedende tegenstanders van het azc tegen te houden, vlogen door de lucht. Agenten werden bekogeld met zwaar vuurwerk of fysiek belaagd, lawinepijlen en flessen vlogen door de lucht. De politie loste waarschuwingsschoten. Opeens voelde Geldermalsen wat ‘polarisatie’ in de praktijk kan betekenen.
De hevige uitbarsting van rellen was voor de gemeenschap „een traumatische gebeurtenis”, vertelt de toenmalige burgemeester Miranda de Vries (PvdA), tegenwoordig zorgbestuurder. Het stelde haar bovendien voor een politiek dilemma: ze moest krachtig optreden, maar wilde voorkomen dat burgers nog dieper verdeeld raakten. Na de rellen, toen de landelijke pers de Betuwe verlaten had en Geert Wilders (PVV) er niet meer over twitterde, begonnen politiek en bestuur in Geldermalsen een proces van ‘heling’, zoals ze dat noemt. „We moesten als gemeentebestuur beter luisteren naar burgers, en ze een kans geven hun emoties te uiten. Dat zou niet makkelijk worden, wisten we, want er was veel woede over ons, de lokale politiek.”
De gemeente plaatste een oproep in de lokale krant: burgers mochten in groepjes van zo’n zes mensen praten. Over de rellen, over politiek, over hun emoties – dit onder leiding van een neutrale gespreksleider. Ook die werden via een oproep geworven in de lokale gemeenschap. Eén raadslid, wethouder of de burgemeester zelf moest erbij zitten, zonder iets te zeggen. Miranda de Vries: „Dat was soms best moeilijk, je hoort echt niet alleen maar leuke dingen over jezelf. Maar de gesprekken werkten heel goed. De spanningen verminderden.”
Lees ook
Dick Schoof kan weer verder met zijn kabinet: met een gedeukt imago, dat wel
De gemeente koos ervoor burgers te blijven betrekken bij andere polariserende onderwerpen, zoals het plaatsen van windmolens. Overigens heeft de gemeenteraad in 2016 tegen plaatsing van het azc gestemd.
Sarah de Lange zegt dat bestuurders zich te vaak op extreme vleugels in de samenleving richten, en daarmee de grote middengroepen over het hoofd zien. „Terwijl je in iedere stroming gematigde krachten hebt, ook als het gaat om een kwestie als Gaza. Die groepen moet je aanspreken als bestuurder. Anders voelen deze mensen zich niet gehoord, en keren zij zich af van politiek. Dat gebeurt nu te weinig.”